13
gaven zich, voorzien van gereedschap
pen, op weg, om de hond te begraven.
Zij vonden het lijk van de hond nabij
de desa Pragoenan. Op de plaats, waar
de hond gestorven was, begroeven zij
hem en teneinde de plaats te kennen,
waar hij begraven was, wentelden zij
een grote steen op het graf van de
hond.
Endang Soedarmi, zeer bedroefd
over de dood van de hond, ging elke
dag, voorzien van gereedschappen
naar zijn graf en bewerkte de steen,
totdat deze een tjandi werd. Zij brak
met behulp van haar zoon hun huis af
en zij brachten dit over naar de desa
Pragoenan, waar zij in vrede woonden
en leefden van de opbrengst der jacht-
Op zekere dag zei de moeder tot
haar zoon, dat hij nu de leeftijd had
bereikt, waarop hij een echtgenote
moest zoeken. Daar hij dit beaamde en
gaarne wilde trouwen, gaf de moeder
hem de raad naar de naburige stad
Salatiga te gaan, om daar een geschik
te vrouw te zoeken. Zij gaf hem een
ring met de raad, de vrouw te trouwen,
wier derde vinger in de ring zou pas
sen, waarna hij op weg toog.
De moeder, die als meisje zeer
schoon en lieftallig was, werd mooier,
toen zij de middelbare leeftijd naderde.
Toen haar zoon na lang en vergeefs
gezocht te hebben naar een geschikte
vrouw, wiens derde vinger in de ring
paste, weer thuis kwam, viel het hem
op, hoe schoon zijn moeder was. Hij
nam de ring en paste die aan de derde
vinger zijner moeder en daar de ring
juist paste, zei hij tot haar, dat hij ner
gens een vrouw had ontmoet zo schoon
als zijn moeder, waarom hij haar ver
zocht zijn vrouw te worden. Hoewel zij
eerst daartegen bezwaar had, over
woog zij, dat haar zoon, wegens de af
stamming van een zwijn en een hond,
nooit een vrouw zou kunnen krijgen,
waarop zij erin toestemde de vrouw
van haar zoon te worden, waarna zij
trouwden. Overdreven toegenegenheid
voor haar zoon bracht haar ten val.
De dessa-lieden, dit vernemende,
waren hen niet gunstig gezind, waarom
moeder en zoon besloten naar elders
te trekken, ver van hun woonplaats. Zij
bouwden een vlot en lieten zich de
Toentang-rivier afdrijven, totdat zij
door de sterke stroom, die hen verhin
derde te landen, in zee werden gedre
ven en na enige dagen werden opgeno
men door een schipper van een prahoe,
wier bestemming Malaka was. (Vol
gens een andere lezing Soembawa).
Aldaar aangekomen, sloten zij zich aan
bij de Oerang Kalang, die hun bestaan
vonden in het kappen van brandhout
in de bossen en leefden enige tijd ge
lukkig en tevreden.
Toen de vorst van Malaka vernam,
dat er een vreemde en zeer schone
vrouw in zijn rijk was gekomen, liet hij
man en vrouw ontbieden. Nauwelijks
had hij Endang Soedarmi gezien, of hij
raakte verliefd op haar en besloot haar
tot zijn bijzit te nemen. Onder voor-
Na vijftien jaar tevergeefs gezocht en ge
speurd te hebben naar een foto van een
vendutie, komt daar zo maar met een brief
van Mevr. Heiwig een foto uit de lucht val
len van het vendukantoor Wijs te Bandoeng,
waar de heer Heiwig aan verbonden was.
U herkent op slag de sfeer van de ochtend
van de vendutie, als tal van mensen rond
wandelden die de kijkavond tevoren gemist
hadden.
Daar zijn de twee oppassers, die hulpen
waren van de vendumeester als er artikelen
aangedragen of hooggehouden moest wor
den, waar duidelijk de aandacht op geves
tigd moest worden. Ook ziet u (onder de
veelsoortige bamboehoedenf de diverse toe-
kangbotols die regelmatig kochten op ven
duties, meestal van de barang die "boron-
gan" werd verkocht (in partijen) laat in de
middag, als vele kopers al weggegaan wa
ren en de prijzen dus zakten.
En op de voorgrond de heer in het wit:
één van de vele gepensioneerden die er
regelmatig een sport van maakten om ven
duties af te lopen om gezellig te roddelen
over de verhuisde bewoner die men nog
kende "van '95 van de douane" of zo. In
clubjes van drie of vier waren ze er altijd
(toetoep, horloge met ketting, Stetson hoed,
wandelstok) en pikten soms nog voor een
paar dubbeltjes een dot van een meevaller
mee voor moeder de vrouw.
wendsel, dat zij geen vergunning had
den gevraagd, in het rijk Malaka te wo
nen, liet hij de man opsluiten en gaf de
vrouw een woning in zijn kraton. De
vrouw, die innig veel hield van haar
man, wist 's nachts de woning te ont
vluchten. Zij bevrijdde haar man en zij
gingen naar het strand, teneinde een
prahoe te vinden, om daarmede te
vluchten. Zij vonden echter geen pra
hoe, doch ziende, dat juist een grote
boomstam de rivier afdreef in de rich
ting der zee, plaatsten zij zich daarop
en dreven door de stroom ver van de
kusten van Malaka. Na enige tijd ont
moetten zij een prahoe, wier bestem
ming Java was en werden uit medelij
den door de schipper opgenomen- Zij
landden nabij Tegal.
Man en vrouw bleven zich Oerang
Velen herinneren zich de geijkte termen
van venduties nog wel (Wie één koopt,
koopt twee", zitjes licht of donker gecireerd,
vier pot-met-palm", enz. en de grapjes b.v.
over de fifa toerkie), alsmede de gezellige
drukte en de warmte waarmee e.e.a. altijd
gepaard ging, de vergissingen die altijd
met veel hilariteit gepaard gingen en de
onschuldige plagerijtjes met voorletters en
namen. Veel dames waren dol op venduties
om die carnaval-achtige sfeer van allerlei
rassen en levensstijlen gemoedelijk bij el
kaar en alle talen en dialecten door mekaar.
Waar elders ter wereld had je ooit zoiets?
Cosmopolitisch Indië "par excellence",
lezers! Wat men links ook zeggen mag!
Waar zag men ooit een Njonja Besar uit
de duurste wijken in grote spanning opbie
den tegen een arme Njoo of een Soenda-
nese -toekang botol, terwijl de wijsvinger
aan een stilgehouden hand van de vendu
meester bliksemsnel van links naar rechts
knikte en een zangerige stem in halve dia
lecten riep: "Ampat - setengah - pèp holden
- hallep - anem roepiah - setengah - zeven
gulden - tiga ringgit!... Tida lagiii? - satoe
kali - doea kali - tiga kali - foor Meprou wie
meprau? Jansen! He-eh Jansen W. C. ja
mefrou...!"
Wat je noemt aksi koedee betoel!
T.R.
Kalang noemen en verloochenden hun
afkomst niet. Teneinde niet gehinderd
te worden, bouwden zij in het bos een
woning. De plaats door hen uitgekozen,
werd langzamerhand bewoond door
hun nakomelingen, die een afzonder
lijke dessa vormden. Hun afstamming
van het zwijn en de hond en de gene
genheid, die Endang Soedarmi nog
koesterde voor haar overleden echtge
noot, de hond Soekelli, was oorzaak,
dat ook hun nakomelingen de hond ver
eerden als hun stamvader. Hun nage
slacht toonde daarom een vreesachtige
eerbied voor de hond en weigerde var
kensvlees te eten, welke gewoonte se
dertdien door alle Javanen gevolgd
werd.
uit: H. A. van Hien, de Javaanse gees
ten wereld