Kunst van Pasoendan Wachten op "Bledos!" Paarden waren niet groter dan een kantjil... rondzwalkten zelfs kleiner dan een kantjil! De pootjes waren net zo dik als ballpoints. In de bewuste vitrine waren een halfdozijn of meer skelet ten te zien vanaf dat ze de grootte hadden van een kantjil met vermel ding van zoveel miljoen jaren her dat het leefde tot ze telkens groter werden en de huidige grootte hadden bereikt. Kun je je voorstellen zoiets fragiels, nog een tikje kleiner dan een kantjil, nu zo groot zoals wij ze ken nen! Onvoorstelbaar, dat weet ik. En kele ongelovige Thomassen aan wie ik het vertelde opperden zelfs de moge lijkheid dat ze van plastic waren ge maakt. Alsof integere wetenschaps mensen kermisbazen zijn die curiosi teiten tentoonstellen om publiek te trekken! Heel spijtig dat van de skeletten van die paardjes geen foto's aanwezig wa ren. In ieder geval is daar toch maar het bewijs dat ons paard al heel lang bestaat, al is dat in miniatuurvorm ge weest. De dinosaurs zijn daarentegen uitgestorven. Waarom zou het niet mo gelijk zijn in theorie kan altijd toch? dat onze kantjil TT. eens, in een verre toekomst, net als het paard, zal zijn uitgegroeid tot respectabele vor men. Ergens zal dan een instituut staan met een verzameling jaargangen van TT. in haar vroegste stadium tot... ja, wanneer zal dat zijn? Nog even terug op die giganten. Ik zag in een hoekvitrine daar, de complete kop van een krokodil die miljoenen jaren geleden moet hebben geleefd. Die kop werd gevonden bij een droge rivierbedding in Texas. Hoe groot? Stel je een iets groter formaat volkswagen voor met opengeslagen bagageruim- kap. Zó groot was die krokodillekop met opengesperde muil. Met tanden er in die de lengte hebben van een onder arm. Maar enfin, laat me dit epistel be sluiten met alle goede wensen voor een nog lang beschoren leven van ons familieblad Tong Tong. Lieve mensen medeabonné's, aan jullie nu het initia tief! Lin Scholte Na het Javaanse dans- en muziekge zelschap heeft Producer Da Silva ook een Soendanees kunstgezelschap naar Europa laten komen, dat uitvoeringen heeft gegeven in ettelijke plaatsen in Nederland. Soendanese kunst is aan Europeanen veel minder bekend dan Javaanse Kunst. Was het gebodene van Mataram regaal van opzet, het Soendanese programma was in verge lijking hiermee veel landelijker. Veel minder pretentieus ook, maar het heeft Europese bewoners van de oude Soendalanden volkomen veroverd door de hoge kunstzinnigheid en de ver trouwdheid in beeld en klank, waarbij men het lieflijke Soenda zich ontrollen zag voor het oog der verbeelding. Vooral de zuivere en enig echte stem van de zangeres Alit Djajakoesoemah heeft alle aanwezigen diep geroerd en was alléén al het bezoek aan de uit voering overwaard. Wij menen hier een fragment uit de brief van lezer Jan Weites het best te kunnen plaatsen om de ontroering te tekenen, die deze Soendanese uitvoe ring op alle aanwezigen gemaakt heeft. Ach ja, de kunst van de Inheemsen vroeger was niets, vond men alge meen, tidak pantas, je was dusun en orang udik, als je je ermee bezig hield. Minderwaardig en beneden je stand... Wat ben ik blij, dat ik er vroeger liefde voor heb opgevat en ervan ben gaan houden; het is een rijkdom Tjalie, van andere volkeren hun ge voel, geest en ziel te mogen beleven, die ze uiten en vastleggen in muziek, zang en dans. Vooral R. Alit Djajakoesoemah met haar wondermooie zang kan ik met tot sembah gevouwen handen mijn „nuhun seribu kali" toeroepen. Dui zend maal hormat aan deze vrouw die de zang van haar land zo weet over te brengen; prachtig, hoe zij Pasundan bezong. Jaren lang heb ik altijd een stille hoop gehad zulks te mogen beleven, nog eenmaal dat heerlijke van vroe ger en zie het geluk was met mij. Toen de lichten langzaam doofden en de ketjapi zijn tonen liet horen en Alit haar melodie begon, wist ik niet meer, wat mij overkwam. Ik kreeg rilling op rilling en mijn ogen scho ten vol tranen. Later de suling en ketjapi, Allah tobat, wat een emotie, de pijn van het herkennen, de warm te en het geluk. Biarpun, wat ook mag komen, ik voel mij nu senang en happy; mijn Kerst mis is al goed, Tjalie, de geesten uit de Pasudan hebben gesproken en mij hun Mupu Kembang en Pegat Simpaj gebracht. Aan leider Bernard Suriyabrata alle dank en lof voor wat hij naar Neder land gebracht heeft. Eigenlijk is onze weerloosheid in West-Europa tegen vele langzaam toe nemende verslechteringen in de maat schappij verbazingwekkend. Wij WE TEN dat de misdadigheid toeneemt, dat de zedenverwildering toeneemt, dat vele vormen van gezagsaantasting toenemen, de milieuvervuiling toeneemt met elke industrie die bijgebouwd wordt, dat de onverschilligheid voor b.v. straatvervuiling algemener en "on- voelbaarder" wordt. Nogmaals: dat er wat tegen gedaan wordt, is "lain orang punja perkara". Wij leven gewoon on geïnteresseerd verder als onschade lijk burger (want in vergelijking met andere groepen burgers is de Indisch man inderdaad voorbeeldig braaf). Maar ontslaat ons dit van de ver plichting om na te denken over metho den van verbetering? En wat DOEN wij ervoor? Een gevaarsbron, waar alleen maar enkelingen misschien bezorgd over piekeren, is het frequenter worden van gas-explosies. Het aardgas bezit namelijk het vermogen om zich prac- tisch reukloos te verspreiden in woon kamers, keukens en kelders. We mer ken alleen wat als we een lucifer af strijken. Dan gaat in één slag ons huis de lucht in. Dat wil zeggen: andermans huis. En dat is "lain orang punja tanggung djawab". Tsk-tsk-tsk! Te erg, ja? Kan óns zoiets ook overkomen? Theoretisch wel... Dat wil zeggen: op een dag kan tóch wel door een heel klein lekje gas ongemerkt ons huis binnenstromen. Ja! Maar wat kan je eraan doen? Je kunt toch niet overal elk uur van de dag zitten snuffelen! Dus je vliegt dus maar op de bonne fooi de lucht in!!! Denk maar eens aan die hele winkelwijk die in Engeland de lucht in vloog. Zoveel doden en gewon den! Ook al gebeurt zoiets niet bij jou, als je buurman in de lucht vliegt, ben je óók de sigaar! Nou zie je dus maar weer. We zijn weerloos Ik geloof van niet, denkt Tjalie; zijn de vele knappe ingenieurs in Nederland niet in staat een eenvoudige "snuffe laar" uit te vinden, die opgehangen in elk huis al gauw de aanwezigheid van gas waarneemt en signaleert met een rood lampje of zo? En dat zouden de olie-maatschappijen die zo krankzinnig veel verdienen aan dat aardgas toch best kunnen betalen? Met eventueel hulp van de regering, die ons blijk baar niet kan beschermen tegen toe nemende misdaad maar toch zeker op de gasleiding kan letten? Ik bedoel: het "als een stom dier" wachten tot je opgeblazen wordt, lijkt me zo vernederend voor de Mens... T.R. 5

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1971 | | pagina 5