VOETSTAPPEN IN 'N ANDERE WERELD DE ANDERE KANT Onze kinderen komen zeer binnenkort terug uit Suriname. Dat ze i.v.m. het a.s. vertrek heel druk zijn, is voorstelbaar. Gedurende de laatste vijf weken had de kleine meid, llona van bijna vijf jaar, meer dan eens gewaagd over "die andere mamma". Onze dochter A. wijdde er geen aandacht aan, in beslag genomen als ze was door allerlei besognes Tot die Zondagochtend van 18 juli 1.1. Door dat onze schoonzoon nog aan het 'uitzie ken' was, hielden zijn vrouw en dochtertje hem gezelschap in het grote bed. Babbe lend, spelend met de kleine meid bracht het stel er de halve morgen door. Opeens vroeg llona met een ernstige snoet: "Waar is die andere mama toch? Loontje wil haar hebbe." (llona zegt het altijd zo als ze naar iemand verlangt). A. vroeg dan ook welke andere mama, waar llona het al vaker over had, bedoelde. Ze veronderstelde dat het één van de vrouwelijke kennissen was. "Nou, die hier geweest is," zei llona. "Wan neer?" vroeg A. llona: 's avonds. Pappa en mamma gingen nog slapen..." A., geheel in raadsels, her haalde: "Sliepen wij nog? Hoe kan dat nou?" "Ja," zei llona weer, "Loontje was al slapen en toen is Loontje wakker ge worden. Iemand ging op de w.c. plassen... zo: krietjiek-krietjiek..." "En toen?" vroeg A. gespannen. "En toen ging zij handen wassen in de wasbak, daar." (in het halletje, bedoelde llona). "Wie was dat dan?" vroeg A. weer. Schok schouderend zei llona: "Weet niet. Ik denk mamma; maar was niet jou. Jij sliep toch, met pappa?" "En verder? Wat deed ze toen?" vroeg A. llona: "Niks. Die andere mamma ging naar mij kijken en lachen. Toen zij al klaar was, kwam ze bij me in de kamer... en ze lachte weer... erg lief." "Wat zei ze tegen jou?" vroeg A. llona: "Niks. Zij gaat alleen maar lachen tegen mij. Ze is net als mamma... precies als mamma. Alleen donkerder... net als mij... en zij heb lange haren as mamma tot daar (schouders) en krullen. Maar die andere mamma heb niet pikkeltjes als jou..." (A.'s gezicht zit nl. vol sproeten). A. opperde dat llona het allemaal gedroomd moest hebben. Heel verontwaardigd - zoals ze doet wanneer ze van jokken wordt be ticht - riep llona uit: "Ik heb haar toch gezién? Die andere mamma ging weg... naar jullie kamer toe..." (voor degenen die zich mogelijkewijs storen aan llona's "taal tje" moge ik erop wijzen dat llona nog vijf moet worden. Ik gaf haar spreektrant zo getrouw mogelijk weer). Aangenomen dat llona het allemaal ge droomd heeft, is het mogelijk dat een kleu ter van die leeftijd "die droomverschijning" zo exact kon beschrijven, plus de vermel ding van het ontbreken van die sproeten? Ik geloof het niet. Ik weet zeker dat llona haar oud-tante, mijn gestorven zusje Lies moet hebben gezién. En dat onze dochter A. sprekend op haar tante Lies lijkt, is bij de hele familie van mijn kant bekend. Ik moet er nog bij vermelden dat mijn moe der, die bijna drie jaar bij ze heeft gewoond in S'name, sinds begin juni weer in Ned. terug is. Ergo kon llona die nacht onmoge lijk mijn moeder hebben aangezien voor "die andere mama". Lies is al eens eerder aan llona verschenen. Dat was toen ik nog bij ze in Par'bo was en llona nog maar net twee jaar oud. Mijn moeder was daar nog niet lang tevoren gekomen uit de Verenigde staten, waarbij ze het nodige speelgoed had meegebracht, etc. Daar was o.a. een opblaasbare "punch- clown" bij, Bozo genaamd, bekend uit een tv.-kinderuurtje. Een soort kegelvormige duikelaar van 1 m. hoog met een doorsnee van ca. 35 cm en een gewicht van minstens 1 y7 pond. Ik heb al eens meer verteld dat het huis van onze kinderen er één was op hoge neuten. Een schuine trap van wel 4 m. lang scheidde het woonhuis van de 3 m. lager gelegen begane grond. Onder het huis was het altijd veel aangenamer op de dag; koe ler dan boven. Daarom ook ons meest ge liefkoosde plek om de hitte te ontlopen. Op een namiddag na haar siësta liep mam dan ook met een glas ijs-koffie naar bene den om te "tjari angin." Ze was helemaal niet verbaasd daar llona aan te treffen, bezig met bellen-blazen, en Bozo naast zich. Mam vermoedde dat ik wel ergens rond het huis bij de planten zou zijn. "Heeee, llona al wakker?" vroeg mam, het kleintje zoenend, dat verdiept was in haar spel. "Hé, ikke schrikt..." zei llona. "Waar om?" vroeg mam gedachteloos, terwijl ze zich breeduit installeerde op de houten bank naast llona. Die sprak daarop maar één enkel woord uit: "Lies." Alsof een bij haar had gestoken reageerde mam met: "Wét! Lies?... waar is Lies?" "Al weg..." antwoordde llona zonder op te kijken van haar spel. Ze sprak over Lies alsof die ons dagelijks gespreksonderwerp was (wat heel beslist niet het geval was). Mam keek rond of ze me kon ontdekken om het voorval te vertellen. Ze zag me niet en vroeg llona waar ik was. "Oma slape," zei llona. Mam geloofde het niet en zocht me; toen ze me niet vond, pakte ze de kleine meid op en liep met haar naar boven. Ik sliep inderdaad nog; A. met haar man even eens. llona was dus als eerste wakker geworden en op haar dooie eentje naar beneden ge gaan. Mét Bozo! Wat voor zo'n klein ding bepaald een zwaar karwei moet zijn ge weest, in aanmerking nemend dat Bozo totaal geen houvast bood door zijn glad oppervlak en zeker in llona's armen. Die bovendien nog die hoge trap moest afda len. Ra-ra-hoe-kan-dat? Nóóit ging llona die trap af zonder één van ons erbij. Die ene keer deed ze het wél. Helemaal alléén? Vast niet. Een behulpzame, toevallige voorbijganger? Eén van de veraffe buren? (siësta-tijd!) De venijnige waakhond zou ze hebben geatta queerd, hels blaffend als een dolle. Hoe zwaar het verdriet om een ontslapene' ons ook drukt, het is een geruststelling te weten dat er een "leven na de dood'" be staat. Al die ontslapen vrienden en dier baren zijn ons alleen maar voorgegaan, op de weg die wij ook eenmaal zullen gaan. Deze laatste weken ben ik nogal indachtig gemaakt op "die andere kant, aan gene zij..." Zoiets stemt je tot nadenken. Het is begonnen met die voorplaat van ons TT.-nr. van 15 juni l.l. Die wierookbrander riep herinneringen in me wakker. Dat num mer ontving ik op een zaterdag, 19 juni. Hoe ik dat zo precies weet? Omdat het samen kwam met post uit Paramaribo. En die komt op Zaterdags. Even zo vaak mijn blik op die voorplaat viel in dat week-end, dacht ik aan "Laura Calkoen", een jeugdvriendin van mijn schoonmoeder zaliger. Tante Laura bezat nl. een dergelijke wierookbrander. En van tante Laura dwaalden mijn gedachten van zelf af naar "Theo Bogaerts", een goede, lieve vriend, (honi soit qui mal y pense). Ik zou hem nog steeds schrijven over mijn reis door Amerika verleden jaar, hij vroeg me n|. aan hem te denken als ik de Grand Canyons zou aanschouwen. Een oord dat hij eveneens allang had gewenst te "onder gaan". Want dat is het met de Grand Ca nyons; die zié je niet, die bekijk je niet, maar die onderga je. De immense groot heid, de schoonheid daarvan. Die brief moet ik nóg schrijven... Laat ik beginnen met tante Laura Calkoen. Zij woonde aan de Kaoemanweg in Malang. Een rijzige, statige vrouw, die nog niet veel had-ingeboet van haar vroegere schoonheid. Hoewel ze haar haren "op de oorspronke lijke zwarte kleur bijhield", kon je haar niet koket noemen. Het idee!; tante Laura koket. Nee, ze zag er welverzorgd uit ermee. Ik zag haar het laatst in de oorlogstijd, in de Japse bezetting. Kort na de Japse inval had ik mijn huishouden opgedoekt, en was ik met de kinderen ingetrokken bij mijn schoonouders. Zo kon het gebeuren dat ik nogal eens met moesje meeging als ze bij haar vriendin op bezoek ging. En terwijl die twee met elkaar praatten aan het zitje in de ene hoek van de ruime, gesloten voorgalerij, dwaalde ik er rond. Om de duizend-en-één snuisterijen en foto's te bewonderen. Aan de wand, in de pronkkasten, op piëdestals, bijzettafels en pendanttafels. Indien mevr. Calkoen kinderen zou hebbgn gehad, misschien zelfs kleinkinderen, dan zou die voorgalerij er beslist niet zo heb ben uitgezien. Niet alleen die voorgalerij, maar het hele huis was pijnlijk netjes, schóón. Een omgeving die je onmiddellijk herkende als die van een alleenstaande dame "in goede doen". Een huis met vertrekken waarin zelden of nooit een kind had gespeeld of een man had gerommeld. Een steriel huis, zou je bijna zeggen. De voorgalerij had iets weg van een mu seum eigenlijk. Niet bepaald somber, maar het daglicht drong er nooit direct in door. 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1971 | | pagina 18