Kajoe sapan Het filterde door vitrages en allerlei kamer planten binnen. In Chinese potten stonden de varens, chevelures, begonia's waaier- palmen, enz. De sfeer daar ademde rust, stilte, die bepaald plechtig aandeed. Je kreeg neiging vooral niet te luid te praten om die plechtige rust niet te verstoren. Er lag geen stofje op de voorwerpen. Sier lijke vazen en figuren uit porcelein, een antieke klok waarboven een bronzen top less dame met onnavolgbare gratie de los- vallende plooien van haar gewaad bijéén hield. Een koperen plaatje onder de wijzer plaat droeg de volgende tekst in prozaïsche letters: "Amour et Printemps", en daar onder het jaartal 1812. In de fluwelig aan voelende (antiek!) pronkkasten prijkten al lerlei voorwerpen uit zilver en flonkerend kristal. Zonder dat ze het me gezegd had, zou ik al wel hebben vermoed dat hier "alléén de hand der meesteres" de zaak stofvrij hield. In een hoek van het vertrek, vlak bij een dichte deur naar de belendende kamer, stond op een Chinese tafel (lakwerk, inge legd met paarlmoer) een wierook brander. Het stelde een zittende figuur voor, ik meen van porcelein; in de even ODgeheven han den hield het een bekken op. Het geheel was geplaatst op een onderstel, precies als dat van de TT.-voorplaat. Een stoepa-vormi- ge stolp met openingen overhuifde het fi guurtje. De weeïg-zoete geur die altijd in dat vertrek hing, rook ik in die hoek het sterkst. Op mijn vraag of ze het ding wel eens ge bruikte, zei mevr. Calkoen: "Elke week twee keer, op Maandag- en Donderdag avond." Het stel bleek een verjaardags cadeau van haar overleden man te zijn geweest... Na de Japse capitulatie ontsnapte ik met mijn kinderen aan de hel van Surabaia, en kwamen wij via Singapore terecht in Am sterdam, per m.s. Nieuw Amsterdam en idem Almanzora. Dat was in de eerste week van januari 1946. Het vluchtelingen-comité "Nederland Helpt Indië" ving drieduizend vluchtelingen op en dirigeerde mij en de kinderen naar het Park hotel aan de Hobbemakade. Het hotel func tioneerde overigens normaal als hotel voor betalende gasten. Maar de Directie had een deel van haar apartementen ter be schikking gesteld van genoemd comité voor de vluchtelingen uit Indië. Een onvoorstelbare weelde was dat voor ons. Jarenlang gewend als we waren aan een leven dat alleen het hoogstnoodzake lijke bood om te kunnen "overleven". De tweede dag na aankomst, even na 't ontbijt, leverde ik een brief af bij de portier die voor verdere verzending zou zorgen. Toen ik me van de portiersloge afwendde, botste ik zowat op tegen een heer die zijn sleutels zou afgeven. Hij lichtte even zijn hoed en sprak zijn verontschuldigingen uit. De heer was niet jong en niet oud, hoewel zijn haar van het zeldzaamst witte grijs was. Nadat ik iets terugmompelde en mijn weg wilde vervolgen, hield hij me staande door te vragen waar ik vandaan kwam. Bah, alweer zo'n journalist die je de oren van het hoofd vraagt over de toestand van "daarginds", flitste het door me heen. Ik voelde wrevel opkomen, had geen zin in de ondervraging. Toch antwoordde ik op zijn vragen, maar besloot zo kort mogelijk te zijn. Zijn hoed afnemend, presenteerde hij me zijn naamkaartje, zeggende: "Theo Bo- gaerts, met uw welnemen mevrouw". Ik staarde op het kaartje en las de naam die hij noemde, met daaronder: President l'U- nion de la Presse Etrangère, Quai des Pé- niches, Bruxelles, Belgique. In het kort kwam het erop neer dat Theo wilde weten of Malang en Lawang waren "bevrijd" of niet, nadat ik gezegd had uit Surabaia afkomstig te zijn. Ik kon op zijn vraag geen concreet ant woord geven aangezien ik het niet wist. "Mijn vraag zal u misschien verwonderen mevrouw," zei Theo, "maar ik Wilde het graag weten voor een goede vriendin wiens zuster in één van die twee steden woonde. Zij maakt zich uiteraard zorgen over haar; ik hoopte straks met goed nieuws te kunnen komen. Over de stad waar haar zuster woont, ene mevrouw Calkoen." Verbluft vroeg ik: "Laura Calkoen? Een dochter van mevr. Leenaerts?" "Ja", antwoordde Theo, die mogelijkerwijs gedacht moest hebben dat de Europese gemeenschap in Indië zó klein was, dat het helerpaal niet verwonder lijk was dat ik mevr. Calkoen geboren Lee naerts kende. Maar mij leek het toeval wel zo absurd, dat ik zekerheid wilde hebben en vroeg dan ook of hij het adres wist. "Zeker, Koemanweg... Kaman... nee, Ka- oemanweg nr. 7," antwoordde Theo. Ver bazing deed me vragen: "Heeft degeen die u bedoelt een zuster in Brussel wonen met de voornaam Sidonie?" Hij lachte opge lucht en zei: "Volkomen juist. Het is voor Donie dat ik het wilde weten." We hadden het inderdaad over één en dezelfde persoonl Daar reis je de halve wereldbol voor over om iemand te treffen die het welzijn wil weten van je schoon moeders jeugdvriendin. Maar vanaf die dag dateerde onze vriend schap, die mijn man nog eens kwam ver sterken nadat hij uit Siam terugkeerde. Hij is zelfs met onze dochter in 1955 enige tijd bij Theo te gast geweest in Brussel. Verleden week gleed er een rouwbrief door de brievenbus. Er was een briefje bij, ge schreven door een vrouwenhand. Uit de rouwkaart sprongen de letters me in de ogen, mijn brein kon ze niet direct rang schikken, verwerken; ik geloofde mijn ogen niet. het overlijden van de Heer Theoduul Leopold Antoon Bogaerts, oud-voorzitter mede-stichter van de Buitenlandse Pers in België, oud-voorzitter van de Scriptores Catholici; oud-voorzitter van de Bond der Katholieke Journalisten van België, oud-ge- meenteraadslid van de Stad Brussel; Pers- raad bij de Commissariaten van de Rege ring voor de Universele Tentoonstellingen van Parijs (1937) en van New York (1939); ondervoorzitter van de Vlaamse P.E.N.-club, Commandeur van de Leopoldsorde, van de Orden van de Kroon van België, van Leo pold II; Commandeur van de Orde van de H. Gregorius de Grote; van Oranje Nassau; titularis van talrijke andere Belgische en Buitenlandse Orden. Geboren in St.-Niklaas -Waas op 26 juni 1893, overleden te Brussel op 21 juni 1971... Waarom ik hem memoreer? Eerstens omdat hij in 1946 me al aanspoorde om te gaan schrijven. Door mijn verhalen en uit mijn brieven maakte hij op dat ik "het zou kun nen". Tweedens, het frappant feit dat in het week einde voorafgaande aan zijn verscheiden, ik zo vaak aan hem moest denken en aan onze kennismaking. Opgeroepen door de afbeelding van een wierookbrander als die van mevr. Calkoen. Sinds herfst 1955 op TT geabonneerd te zijn, moest ik uitgere kend in dét TT.-nummer van medio juni l.l. die afbeelding zien staan. Voorts vermeldde ik opzettelijk al zijn titels en orden, met uitsluitend de bedoeling om een mens te memoreren die veel had ver worven, eer en aanzien genoot en daar niet prat op ging. Hij, die gewend was zich te bewegen in kringen waar wij alleen maar over lezen; een man die prominente rela ties had, zelf een prominente figuur was, privé bevriend met de leden van het Bel gisch koningshuis... Theo was. de eenvoud zelve. Hij voelde zich helemaal niet te goed of te hoogstaand om zich op zijn gemak te kunnen voelen in een nederige "huis- kamer-driehoog-achter" bij een anak kom- penie in Amsterdam. Die niet te beroerd was om haar "gelijk te stellen met de da mes uit zijn kringen" door haar hoofs de hand te kussen bij het afscheid. Niet be vroedend welk een confusie het gebaar teweegbracht in het gemoed van "die anak tangsie", die heel wel besefte dat haar hand nog geurde naar "boemboe dapoor". Een waarlijk kandjeng besar is heengegaan.. Het bericht van zijn overlijden kregen we ruim drie weken erna via zijn schoondoch ter. Zij vond "toevallig" mijn adres in het boekje A.K. van mij, dat ïk Theo destijds als één der eersten heb gezonden. Zoveel "toevalligheden" vond ik wel zó frappant, dat ik het moest neerschrijven. Vandaar deze ontboezeming. Lin Scholte. Mevrouw, Uw vraag in Tong Tong nr. 8 d.d. 1-11-71 "Kaju Sapan" de latijnse naam is: "Caesalpinia Sappen Linn", ook in ge bruik als verfhout en schraapsel, als mede bij de Inh. medicijnhandelaar. Bij buikziekten voor volwassenen moet men kaju sapan vermengen met: sima- ruba, kunir, kaju sintok, mungsi, kaju setjang, kuntji pepet, dempol lelet. Er bestaan ook vermengingen met andere kruiden. Vermoedelijk zijn deze kruiden niet te koop in Europa. Ik adviseer U naar een apotheek in Indonesia of nog be ter naar een Chinese kruidenhandelaar (tukang obat Tjina) te schrijven. Apo thekers zijn nog net als vroeger aan wezig, en wel in dezelfde gebouwen, zoals ik dit jaar gezien heb. De medicijnen voor buikloop en (zwak ke) darmen zijn anders van samenstel ling. "Kaju merah" is niet hetzelfde als "kaju setjang". (Uit: Wenken en Raadgevingen door J. Kloppenburg). Dasberg P.S. Wat "helaas de hollandse vader" te maken heeft met de kruiden, is niet erg duidelijk. - D. Misschien bedoelt de schrijfster dat in menig huwelijk tussen een "nuchte re Hollander" en een Indische of Indo nesische vrouw alle geneeskrachtige kruiden werden uitgebannen! - 19

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1971 | | pagina 19