Onze Wensen
Onmerkbaar verschuiven zij door de Tijd
Soms is er maar weinig nodig om ie
mands herinneringen los te woelen. Dat
was b.v. het geval toen onze zevenja
rige kleinzoon Richard een wens uitte.
Hij logeerde tijdens vacantie bij ons en
moest tóch naar bed, vacantie ten spijt.
Gemelijk verwisselde ons jongetje
zijn daagse kleren voor zijn pyama en
zei plompverloren: "Ik wou dat ik al
een meneer was."
Op mijn vraag waarom, legde hij uit:
"Dan mag ik de hele avond opblijven
en televisie kijken."
Richard lachte ongelovig toen ik zei
dat hij dan wel weer andere verlangens
zou koesteren als het zover was.
Immers, toen ik zeven jaar of daar
omtrent was, had ik ook iets dergelijks.
Geen televisie natuurlijk, maar de bios
coop. Iedere vrijdag namelijk, was er
een filmvoorstelling in de tangsi voor
het Hospitaalpersoneel aan het Rem-
brandtsplein te Tjimahi, waar wij vlak
tegenover woonden.
Zo tegen schemering kwam de "ope
rator", een Indischman, bijgestaan door
vrouw en dochter met de nodige appa
ratuur voor een filmvoorstelling. Zwij
gende films uiteraard. Daar was het,
in dié tijd, dat ik enkele films heb ge
zien waarin wijlen Marie Oord de
hoofdrol vervulde. Films die ooit in TT
werden besproken, zag ik daar. ik ben
blij dat voorrecht te hebben gehad.
Het achterste deel van de ruime cor
ridor werd afgeschut, de screen opge
zet, rijen banken geplaatst, en de voor
stelling kon beginnen zodra alle ban
ken waren bezet. Een dubbeltje kostte
een plaatsbewijs, dat door mevrouw of
mejuffrouw verkocht werd bij de ge
ïmproviseerde ingang. De hele week
was ik onhebbelijk, ongezeglijk. Maar
zodra het vrijdagmiddag werd kon ik
weten door de affiches op gedek aan
de tangsipoort was ik het gehoor
zaamste, liefste kind dat maar bestond.
Natuurlijk mocht ik niet elke week
naar de bioscoop. Misschien twee- of
driemaal per maand. Evengoed zeurde
ik mam de oren van het hoofd om een
duppie voor de bios in de tangsi. Al
kreeg ik er klappen voor, ik blééf drei
nen. Totdat mam één van de twee din
gen deed: óf ze gaf me een duppie, óf
ze rammelde me met de boeloe-boeloe
het bed in. Waar ik zachtjes grienend
jag te luisteren naar de luidruchtige
bijval van de nontonners ginds in de
tangsi.
Dat ik daarom uit rancune een hoek
van de bultzak op bed uitkoos om te
plassen, zou ik eigenlijk niet moeten
verklappen. Maar een kind doet wel
eens rare dingen om af te reageren. In
elk geval dacht ik toen: wacht maar,
als ik groot ben ga ik elke avond naar
de bioscoop.
Toen ik groter werd, had ik andere
wensen. Eén daarvan was om eens te
ondervinden hoe het was om in een
restaurant te eten zoals ik andere fa
milies wel zag doen.
Toch wist ik dat het niet kon. Ik kon
mam al horen zeggen: denk je dat je
vader toean residèn is? Als wij het
zouden doen "moesti bawa doewit se-
grobak." Dus zei ik niets. Maar ik be
loofde mezelf: als ik getrouwd ben, ga
ik alle avonden naar het restaurant, of
de soos. Lekker eten en dansen.
Eenmaal "groot" en mevrouw ge
worden, ging ik wel eens met mijn man
naar het restaurant, de bios of de soos
om te dansen. Ik ontdekte echter dat
het verstandiger was om het te laten
dan om 't te doen, wilde mijn huishoud
budget kloppen. Dus maar niet. Later
maar, als het beter gaat, dacht ik. Maar
de kinderen werden geboren, met acht
tien maanden tussenpoos. Daarna
kwam de oorlog met zijn harde realiteit.
Tegelijkertijd ook het besef dat in het
leven andere zaken van enorm meer
belang waren om je sappel over te ma
ken dan genoegens najagen.
Op de leeftijd die volgens de wet als
meerderjarig wordt aangemerkt, stond
ik "op eigen benen" met twee peuters
om voor te zorgen. Diende ik zelfstan
dig beslissingen te nemen zonder brok
ken te maken. Reken maar dat ik toen
heel andere wensen koesterde.
Na de oorlog kwam de "wederop
bouw", die bepaald niet meeviel. De
scholen van de kinderen, opvoedkun
dige problemen, later hun liefdesperi
kelen. Tot ik zuchtend wel eens wenste
hè, waren ze maar getrouwd, dan is
dat geduvel tenminste voorbij. Zijn we
van de zorgen af, dacht ik. Mispoes.
Kinderen houden tóch je aandacht
vast, of ze getrouwd zijn of niet. En dat
is maar goed ook. Waar zouden wij,
"mid-agers" blijven zonder de zorgen
en zorgjes om onze kinderen en klein
kinderen? Nergens! Bestreek vroeger
de actie-radius van mijn denken een
vrij nauwe kring, met de jaren is die
wijder geworden. Ongemerkt eigenlijk,
maar ook logisch. Het gezin, de familie
groeide met de jaren.
Vroeger wenste ik voor mijzelf. Later
voor de kinderen; en nu? Nu wens ik
stilletjes voor me heen: ik hoop zó dat
mijn tjoetjoeks gelukkig mogen worden;
dat zij in een betere maatschappij een
menswaardig bestaan kunnen vinden.
Mijn Tjang placht altijd na het opha
len van herinneringen aan ongelukkige
belevenissen en toestanden, berustend
en plechtig als een soort gebed uit te
spreken: het is goed dat ik het heb mo
gen meemaken. Laat mij dat alles maar
met mij meenemen opdat mijn toeroe-
nan ze niet hoeven te beleven. Bijna
letterlijk weergegeven in het Javaans
zoals Tjang het zei, klonk het: "Odjo
ketema-ketemoe manèh. Ben akoe dé-
wé sing ngalami; akoe déwé sing ngan-
doot panas-perih 'ngalam-ndoonjo iki.
Ta' gowo bali 'ngasal-oesoelé. Odjo
sampè anak-poetoe koe..." (Dat het
zich nooit weer herhaalt. Laat het al
leen mij zijn die dat alles beleefde; al
leen mij die het schrijnend leed van
deze wereld te dragen kreeg. Ik neem
het mee terug naar zijn oorsprong; dat
het mijn kindskinderen nooit overko-
me
Tjang beschouwde het verdriet als
het "haar toebedeelde", van alle ver
driet in de wereld. Een aandeel dat ze
met zich mee wenste te nemen in het
graf, opdat het haar kindskinderen be
spaard zou blijven.
Was Tjangs uitspraak pathetisch?
Kan zijn; naar Westerse maatstaven
gemeten. Maar wie de Oosterse men
taliteit zuiver aanvoelt, zal weten dat
dit kenmerkend is voor de Javaan. Ze
ker de Javaan van "dzaman koenno".
Luister maar eens naar de dalang in
het Javaanse poppenspel. De patheti
sche toon komt er vanzelf in; het is
onafscheidelijk daarmee verbonden. En
als wij weten dat de wajang innig ver
weven is met het Javaans cultuurpa
troon, hoeft het helemaal geen be
vreemding te wekken dat de Javaanse
spreektrant een pathetische ondertoon
heeft.
Intussen zou het me niet verwonde
ren als wij, mid-agers van nu, hetzelfde
zouden voelen en denken wat mijn
Tjang destijds uitsprak.
Die uitspraak, die wens van Tjang,
werd haar door Liefde ingegeven; een
"LIEFDE uit den Hooge". En die is on
baatzuchtig, rein, boven alles verheven.
Is dat niet een goed voorbeeld ter na
volging Liefde betonen, Liefde uit
stralen aan onze naasten nu wij
Christus' geboorte hebben herdacht?
Christus' geboortefeest is immers een
feest van het Licht en de Liefde. God
zond ons Zijn Zoon omdat Hij ons
liefhad.
Christus' komst op aarde bracht het
Licht in de wereld. Laten wij dat maar
goed beseffen in de tijd die ons nog
rest op deze aarde.
Er is nog een ander facet van Tjangs
instelling: een facet dat ik tot voor kort
toeschreef aan de Oosterse mentaliteit.
(Kom ik nader op terug.) Maar eerst
het volgende: ik had een vriendin die
vijf jaar geleden op 63-jarige leeftijd
stierf. (Ik mis haar nog altijd weet je.)
Ems was zo iemand die niets voor zich
zelf vroeg. Zij gaf en zij gaf maar. Ze
gaf er niets om bij wijze van spreken,
om zelf in todden te lopen, als ze haar
kinderen en kleinkinderen maar kon
14