geven. Als ze anderen maar blij kon
maken, was Ems gelukkig. Voorbeeld:
eens "won" ze in de loterij een paar
tientjes. Kwam ze bij me met olèh-olèh
alsof ze van ver kwam notabene
woonde ze tien minuten gaans van me
vandaan terwijl ze glunder het mee
gebrachte uitpakte zei ze: "Vriendjes
tot op, ja Leen?"
Van haar weduwenpensioentje leen
de ze desnoods het geld voor een vas
te uitgaaf uit aan iemand die daar dood
verlegen om zat. De bode die erom
kwam stuurde ze weg met de bood
schap om volgende week nog maar
eens langs te komen. Realiseer je eens
"de maloe" die ze hiermee op de koop
toe nam. Ik zei weieens tegen haar dat
ze "gek" was. Dan lachte ze maar eens
en zei dan: "Je moet niet zo jij, ja. Ka-
sian toch? Het feit alleen al dat zij (haar
schuldenares) aan mij, een weduwe,
om hulp vraagt, is voor mij bewijs dat
ze met haar rug tegen de muur staat."
Het maakte me wel eens woedend
(wist je dat echte vriendinnen alles te
gen elkaar kunnen zeggen zonder dat
dit afbreuk doet aan de vriendschap?);
dat ik haar uitmaakte voor "een jan
doedel die alle zielige praatjep slikt".
Haar reactie was: schuddebuiken van
het lachen tot de tranen haar over de
wangen rolden. Daarna, met de rug van
•haar hand de ogen afwissend, zei ze
ernstiger wordend: "Soeda toch Leen,
laat maar. Ik word er niet armer door
als ik dat geld niet of niet gauw terug
krijg." Mijn argument dat ze van haar
weduwenpensioentje al geen bokke-
sprongen kon maken, daarvan niet nóg
eens mensen in nood kon helpen,
weerde ze af met een plechtige uit
spraak. En die luidde: "Wij weten toch
niet hoe de toekomst voor onze kinde
ren zal zijn? Wie zal zeggen of één van
mijn kinderen of kleinkinderen ooit in
nood komt te zitten Leen. Dan zal ik
blij zijn als er iemand is die hun helpt.
Net als ik nu doe. Begrijp je?"
Willen of niet: ik haalde bakzeil. Om
dat ik begreep dat Ems in feite "hulp-
aan-de-naaste investeerde", voor de
toekomst van haar nageslacht. Afgelo
pen zomer las Simon Carmiggelt voor
de tv weer verhalen voor uit eigen
werk. Eén daarvan trof mij erg want het
had een investering als onderwerp. Op
de manier zoals Ems het deed. Ik vraag
me alleen af of de betrokken investeer
der uit Carmiggelts verhaal misschien
toch een beetje Indischman was. Want
voor mij was het gewoon "een schok
van herkenning" ondervinden, toen
Carmiggelt zijn verhaal beëindigd had.
Maar Indisch of niet: staan we eens
even hierbij stil. Gaan we nu "maar
raak" iedereen geld en goed lenen, in
de hoop dat later onze kindskinderen
geholpen zullen worden door deze of
gene?
Of kunnen we er met ons allen niet
beter aan doen om het geestelijk leef
klimaat van de huidige maatschappij
een beetje op te vijzelen? Door bv. niet
langer langs elkaar heen te leven alsof
er totaal geen raakpunten bestaan. Tel
Een nogal zeldzame foto (want er zijn wei
nig foto's van ingezetenen van Padattg) brengt
misschien voor ettelijke ex-Padangers bekende
gezichten in beeld. En wel op de voorste rij
v.l.n.r. Mevrouw en Mr. WF. C. Baukema.
En dan: Mevr. de Flines met zoontje en Mr.
J. de Flines met dochtertje. Tweede rij
geheel links Mr. M. J. A. Oostwoud Wijdenes
(een vertrouwde naam voor Tong Tong) en
de keren maar eens dat we onverschil
lig doen tegenover onze medemens.
Laat ons erom denken dat onverschil
ligheid leidt tot liefde-arm zijn, dat
weer ontaarden kan in liefdeloosheid.
En daarmee kunnen we onmogelijk een
leefbaar geestelijk klimaat scheppen
om-na-te-laten aan het nageslacht. Laat
ons bedenken dat wij erflaters zijn van
onze toeroenan. Laat ons ervan be
wust zijn dat al hetgeen wij doen aan
onze medemens, een investering be
tekent van een onvervreemdbaar kapi
taal, waarvan de generatie na ons het
vruchtgebruik zal hebben.
Nu we het toch over vruchtgebruik
hebben: hééft u al uw bijdrage gestort
voor het Hidoep Teroesfonds? Wah-
wah, te bedenken dat Tjalie hoopte
vóór Kerstmis verleden jaar de zestig
mille bij elkaar te hebben voor bedoeld
fonds (of was dat het jaar daarvóór?).
Maklum adje deh, Tjalie (Neem ons
niet kwalijk, dat we er nog steeds niet
zijn!) En dan, wat wil je; kapan wij In
do's, mentaal nogal sroddot-sèot si.
Wat dat is? Och, een samenstelling
van verschillende eigenschappen. Zo
als: indolent (lusteloos, traag), lang-
zaam-op-gang-komend, de kantjes af
lopend, meer op ons gemak gesteld.*)
Lin Scholte
En toch ontstaat daardoor, over
vele generaties (die we bij het ouder
worden beter overzien), een mentaliteit
waarbij men "uit zichzelf" meer denkt
om anderen, minder egoistisch en in
halig is. Niet "met de ellebogen werkt"
Mevr. en Mr. J. H. Kok. Voorts meer naar
achteren, tweede persoon met bril: Mr. H.
Veldhorst en links naast hem Mevr. Veldhorst.
Zoals de lezer ziet, is dit een typisch totok
groepje. Wie heeft ergens nog een typisch
indische groep op b.v. een Padangse bruiloft?
Deze Padangse bruiloften waren daarom zo
markant omdat de talrijke gasten bijna allemaal
familie van elkaar waren!
om maar vooral niet te kort te komen;
en dus ook uiterlijk minder lawaaierig
en kasar is. Veel Indo's die onder el
kaar niets verkeerds aan zichzelf ont
dekken, worden in contact met de Hol
landse maatschappij zich opeens be
wust van "negatieve kanten", die in
feite aspecten zijn van een gewone
Aziatische levensbeschouwing.
Deze is statisch, terwijl de Europese
levensstijl dynamisch is. Waar meer
dynamiek (en dus ook meer tempo) is,
ontstaat vanzelf meer lawaai en "op
dringerigheid". Denk maar aan het ver
schil tussen een luidruchtige grasmaai-
machine en een rustig ritselende arit.
Zo gaat het ook met mensen. Wat vele
Indo's (zich afspiegelend aan Hollan
ders) negatieve eigenschappen noe
men (die soms leiden tot minderwaar
digheidsgevoelens) zijn bekeken onder
Aziaten heel normale gedragingen.
Een gewone Hollandse discussie
over politiek bv. wordt door een toe
luisterende Indo vernomen als een la
waaierige ruzie, waarbij de sprekers
elkaar overtuigen (althans overstem
men) met stemverheffing. Overigens
maakt dit dominerende aspect de poli
tiek voor massa's Indo's zonder meer
verwerpelijk! "Gebrek aan dynamiek"
bij de Indo maakt hem in de ogen van
de Hollandse toeschouwer een "dooie
pier" in alle kwaliteiten van achterlijk
en traag af tot bedaard, bezonken of
filosofisch toe. Dat zijn toch wel uit
eenlopende opvattingen voor nuance
ringen van karakter die niet veel van
elkaar verschillen!
T.R.
15