Pasar Malam Amsterdam:
1 tot en met 4 juni
hij ontbrak 's zondags maar zelden op het appèl der jagers),
maar Tjoek niet. En hier behoeft armoede geen geestelijke armoede
te zijn en wordt echte grootheid vaak gevonden in een kleine mens.
Het is ook hier dat sommige universele trekken in Vincent Mahieu's
werk aan de dag treden en, wat ik zou willen noemen, zijn huma
niteit. Hij demonstreert ons, dat ook de door hem getekende
personages behoren bij de "family of man" en, het meest nog in
"Tjoek", dat de door hem beschreven mannen en vrouwen als
het ware afgietsels zijn van een paar "eeuwige" grondvormen:
De Man en De Vrouw, al zal hij, evenals ik, wel oog hebben voor
het gevaar dat aan generalisaties verbonden is.
Vraagt men nu naar wat er in het verhaal "Tjoek" gebeurt, dan
is dat kort gezegd dit: Op een dag komt Elmo Wyatt ("de beste
jager van allemaal") met lege handen thuis. Hij trekt zich dat erg
aan en er wordt wat gespot met de vreemde uitleg die hij geeft
(Er was iets dat zei: niet meer"...). Wanneer hij na een poosje
schijnbaar zelf toegeeft, dat wat hij gezegd heeft nonsens is en
zich alsnog een jachtbuit (..."een mus desnoods") wil gaan zoeken,
struikelt hij. Het geweer gaat af met de loop in zijn zij en hij is op
slag dood. ledereen is erg bedrukt, maar als bij het politieonderzoek
blijkt, dat Elmo's lievelingsgeweer verdwenen is, gaat de bedrukt
heid in ontzetting over.
Op dezelfde dag verdwijnt ook Man, "een kleine, zwijgzame,
arme donkere jongen", maar deze is voor de meesten zo'n on
beduidend ventje dat niemand verband legt tussen beide verdwij
ningen. De jongen verlaat de stad met het geweer van Elmo, dat
hij op het Chinese kerkhof verbergt. Hij zal daarna het kerkhof
en het moeras als zijn domein beschouwen en zich aan ons
voordoen als een uitstekend jager en natuurkenner.
Man weet een achter struiken verborgen natuurlijke toegang tot
het inwendige van ene Chinese grafkelder. Aangezien het graf
leèg is maakt Man het tot zijn verblijfplaats, maar vóórdat hij er
zijn intrek in neemt doet hij nog iets merkwaardigs: met geleend
gereedschap houwt hij een achteroverliggend Christusbeeld los
van de grafsteen op zijn grootvaders graf, zodat het "niet meer
dan een kapot beeldje zonder waarde" wordt.
De jongen blijft niet lang alleen. Zijn schuilplaats wordt al gauw
ontdekt door Tjoek, die hem daar voortaan geregeld komt be
zoeken. Man's gevoelens ten aanzien van Tjoek en haar aanwezig
heid zijn ambivalent (zij legde zich de eeuwige plicht op om hem
in alle noden te helpen en tegen alle gevaren te beschermen."...
"Ze praatte lief met hem stelde hem langzamerhand geheel op zijn
gemak." Maar "ergens was hij door Tjoek meer gekwetst en ge
griefd dan ze ooit vermoeden zou."... "Ergens ook... wist hij zich
verraden en verslaafd; zijn absolute onafhankelijkheid verloren."
Tjoek schept steeds meer orde in zijn schuilplaats en brengt er
de dingen uit de beschaving: pannen en lepels, naald, draad en
schaar, platen aan de muur, muskietenkaars en een muurlamp,
waarmee "de langzame, maar solide ombouw van het hol tot Het
Groene Huis" werd voltrokken. Alleen soms had Man zich verzet.)
Maar Man heeft ook nog een "praktischer" probleem: zolang Go,
Don Very Slow Shot, op Si Badak het reusachtige everzwijn blijft
jagen, loopt hij voortdurend gevaar dat zijn zelfgekozen isolement
zal worden verstoord. Man kan hieraan alleen ontkomen door Si
Badak te doden, een meesterstuk tot de uitvoering waan/an hij
zich onmiddellijk aangetrokken voelt.
Daar het legendarische everzwijn onzichtbaar blijft, trachten de
beide jongelui hem in het grote moeras op te sporen. Man, die in
dat moeras zijn weg uitstekend weet te vinden, laat Tjoek vaak
met het geweer achter op een posteerpost, terwijl hijzelf valstrikken
bedenkt en valse sporen legt om Si Badak hun richting op te
drijven.
Op een nacht verschijnt dan tenslotte Si Badak aan Tjoek, die
door het lange wachten bijna in slaap is gevallen. Met moeite heft
ze het geweer op, richt vast, en schiet. Wanneer ze met het weg
sterven van het schot een ontzettende schreeuw hoort, beseft
Tjoek dat ze niet Si Badak maar Man heeft gedood. De schim,
die zij voor Si Badak had gehouden, verheft zich één moment "in
de dierbare gestalte van Man die dan weg zonk in het moeras, het
laatst omhoog de arm tot hij omklapte als de lichtbundel van de
vuurtoren." Man zinkt weg in het moeras, onbereikbaar voor haar...
Wanneer ik nu overga tot een nadere beschouwing van Vincent
Mahieu's verhaal, moet in de eerste plaats worden opgemerkt dat
de auteur dikwijls hoofdletters heeft gebruikt waar deze, strikt
genomen, niet noodzakelijk waren om er gewone begrippen mee
aan te geven. Voorbeelden daarvan zijn: De Drie Huizen, De
Grote Rawa moeras), Het Grote Kerkhof, De Rest, Rinoceros,
Het Tweede Huis, Man de Jager, Het Groene Huis, De Mens Die
Nooit Doodde, Tjoek de Vrouw en Verzorgster, het Verdriet.
Een enkele maal lijkt het of de schrijver hierin toch ook weer
niet consequent te werk is gegaan. Zo kan men zich bijv. afvragen
waarom Het Rode Zand en Anderhalve Cent Boom met hoofdlet
ters moesten worden geschreven en het Chinese kerkhof juist
weer met kleine letters, maar ik ben er niet zeker van dat dit
inderdaad inconsequenties zijn. Hoe dan ook, zodra men gaat
geloven dat de schrijver met zijn hoofdletters een bijzondere
bedoeling heeft gehad, ontkomt men niet aan de conclusie: er
staat niet wat er staat, hij verwijst naar éndere dan de in normale
spraak gebruikelijke begrippen. Het is beeld-spraak, een beeld
spraak waarvan Mahieu zich naar mijn mening ook op andere
wijze in zijn verhaal bedient.
Is het toevallig, dat hij De Drie Huizen gesitueerd heeft op "een
plek een eind voorbij de laatste brug van de stad", gelegen aan
"de grote weg van deze stad naar een andere stad"? En dat hij de
weg noemt: "het enige stuk waarheid en leven, hoe smal ook. Maar
recht en vast en effen en zelfverzekerd. Van de grote stad in het
oosten naar een steeds eentoniger vluchtende horizon in het westen.
Hier waren voortdurend voetgangers en fietsers en auto's in grote
spoed. Als mieren op een grashalm. Zagen zij de wereld wel?"
(Vetgedrukten van mij. - Cl.)
En die wereld, waaruit bestond die dan? De vraag wordt nergens
duidelijk beantwoord, maar uit de beginbeschrijving moet men
afleiden dat de hoofdelementen ervan zijn: De Grote Rawa aan de
ene kant, Het Grote Kerkhof aan de andere kant, en de weg van
stad tot stad ertussen. Mahieu schrijft zeer weinig over de weg
en nog minder over de steden. Vond hij die onbelangrijk, of zag hij
ze zelf het minst duidelijk voor zich? De wereld van zijn verhaal
bestaat eigenlijk uit de De Grote Rawa en Het Grote Kerkhof (en
hiertussen loopt de weg!). Zelfs De Drie Huizen op hun plek zijn
niet meer dan "een vreemde oase van leven in de woestijn" van
het onafzienbare kerkhof ("Tot aan de horizon en dan nog een
stuk daarachter."). Persoonlijk geloof ik, dat ook deze beelden
niet toevallig zijn.
Vincent Mahieu is, zoals ik hem heb leren kennen (en ik ken
hem nu zo'n vijftien jaar), wat zijn voornaamste geesteshouding
betreft een romanticus. Bij die instelling past een zeker pessimisme,
een cultuurpessimisme a la Spengler's "Untergang des Abendlan-
des", doch niet zonder een aantal afwijkende trekken van zeer speci
fieke aard. Zijn pessimisme heeft betrekking op het nieuwe vooral
op wetenschappelijk, technisch en technologisch gebied, 'n houding
die hij overigens met veel anderen deelt, vooral nu in ons tijdperk
zoveel nieuwe ontwikkelingen zich in zo'n groot tempo schijnen
af te spelen. Zijn pessimisme is echter niet absoluut, hetgeen zijn
arbeid buiten het litteraire métier bewijst. Niemand met een absoluut
pessimisme zou in staat zijn die arbeid, zó vol tegenslagen,
tengenwerking en onbegrip, gedurende zóveel jaren (vijftien zo
langzamerhand) vol te houden. Daarvoor is nodig de aanwezigheid
van toch nog een flink brok positieve verwachting, hoop en geloof,
ondanks alles. Daarin schuilt trouwens het specifieke van Vincent
Mahieu's cultuurpessimisme: het schijnt vooral betrekking te
hebben op wat men zou kunnen noemen "uitingen van Europese
Geest". Zodra namelijk andere dan strikt Europese of Westerse
cultuuruitingen binnen zijn gezichtskring komen groeien zijn ver
wachting, hoop en geloof. Het meest specifiek in hem is echter
zijn geloof in de mogelijkheid van een wezenlijke beschavings-
bijdrage van de zijde van "de gemengde mens", de mens die niet
gevangen zit in één cultuur, maar die deel heeft aan meerdere.
Ik zal op dit aspekt straks nog terug moeten komen. Voor het
ogenblik is het van belang het weinige te onthouden wat hij over
de weg heeft gezegd en te zien, dat zijn verhaal zich voornamelijk
afspeelt op het oneindige kerkhof en in het grote moeras.
(slot volgt)
5