Oude Vorstenlandse Families
in het Jogja'se
Overgenomen uit een oude "Locomotief"87e
jaargang, No. 281.
Een naam met een bekende klank in
de Vorstenlanden is die van Baumgar-
ten, eveneens een geslacht van land
huurders.
De stamvader was Frederik Willem
Baumgarten, geboren in 1760 te Brons
wijk en overleden te Jogja op 2 October
1813.
Deze Baumgarten, gehuwd met Marie
Petronella Coenraad, was te Jogja „op
perchirurgijn", dus dokter, en een, die
het in die tijd al behoorlijk druk had.
Of het van de particuliere praktijk
kwam weten wij niet, maar hij moet
goed hebben verdiend en van het gou
vernement zal het wel niet gekomen
zijn. De B.B.L. bestond nog niet.
Behalve geld had hij kinderen. Chris-
toffel Willem wiens geboortedatum ons
niet bekend is. Hij huwde met Anna Jo
sephs Hillebrandt, een Soloos meisje,
en stierf 19 september 1861; een zoon
Johan Cornelis (geb. 1813 en overl.
1870); een dochter Maria Magdalena
(geboren 15 okt. 1809 en overl. 27 juli
1853) die huwde met Carel Lodewijk v.
d. Berg, die wij later nog eens zullen
ontmoeten. Dan was er nog de zoon
Hendrik Willem (1800-1870) die wel de
bekendste van de familie werd (ge
huwd met Margaretha Cornelia Wil-
lemz.) Laatstgenoemde was landhuur
der van de onderneming Boeloes, een
indigo-land. Hendrik Willem moet een
vooruitziende blik hebben gehad en
begrepen hebben dat het planten van
indigo uit stek, de toen gangbare me
thode, op den duur tot achteruitgang
van de cultuur moest leiden.
Hij was de eerste die indigo-zaad uit
Guatamala importeerde en verdiende
waarschijnlijk met zijn zaad-leveranties
aan de andere planters meer dan ooit
met zijn stekken het geval is geweest.
Hendrik Willem had van de aardbe
ving van 1867 een roegi van 30.000,
hetgeen overigens op zijn zaken van
weinig invloed is geweest.
Boeloes verdween in 1923 van de
lijst der zelfstandige ondernemingen.
Het areaal werd verdeeld tussen Be-
ran en Randoegoenting.
Hendrik Willem had een zoon Frede
rik Willem (18281906), gehuwd met
J. M. de Brie, die landhuurder was van
Gedjojo (Gedjajah) en dan ontmoeten
wij opnieuw de relatie met Van den
Berg want een Lodewijk Florence Ru-
dolf Willem Christiaan van den Berg
was administrateur van Gedjajan en
beheerde dit land voor zijn neef.
JAVAANSE TAALKENNERS
De hierboven genoemde Maria Mag
dalena Baumgarten huwde met Carel
Lodewijk van den Berg (geb. 14-9-1798
overl. 22-10-1873). In de huwelijks
acte lezen wij dat Carel Lodewijk
„élève was voor de Javaan
se taal" maar later komen wij hem
weer eens tegen als assistent-resident
van Bandjarnegara. De liefhebberij
voor de Javaanse taal is wel in de
familie gebleven want een zoon Otto
Arend Oscar (18371908) werd later
een der bekendste translateurs van
Jogja.
Behalve de reeds genoemde admini
strateur van Gedjajan had Carel Lode
wijk een zoon Robert Christiaan Nico-
lai die administrateur was van het land
Siloek, later de onderneming Poen-
doeng.
Het vermogen van de v.d. Berg's is echter
niet voornamelijk afkomstig uit de cultures.
Dat kwam van de translateur. In die tijd
moesten de jaarlijkse grondhuur-contracten in
de Javaanse taal worden vertaald, hetgeen de
translateur deed. Iedere vertaling werd echter
behoorlijk gehonoreerd en de translateur ver
kreeg hierdoor een vermogen, dat ter hoofd
plaats in grond en woningen werd belegd.
De gehele wijk ten Noorden van de spoorbaan
grenzende aan Toegoe tot aan Gondolajoe was
zijn eigendom en 'nog heet deze wijk in de
volksmond ,,Djoroebassan" (djoeroebassa
translateur)In de loop der jaren is dit bezit
door de erven verkocht.
NAMEN, DIE NOG VOORTLEVEN
Men behoeft niet eens oud-Jogjanees
te zijn om zich de heer G. F. Enger,
administrateur van Tjebongan te kun
nen herinneren. Hij heeft in het latere
Jogja een belangrijke rol gespeeld en
hij was de hypotheekhouder van de
beroemde soos.
Hij is een afstammeling van Carl
Friedrich Enger, 20 sept. 1793 geboren
te Zorgen (Brunswijk) en te Jogja over
leden op 1 jan. 1860. Hij huwde met
Angenita Johanna van Beek. Natuurlijk
kwam hij naar Indië als militair. Hij be
gon als landhuurder met Tjebongan
waar zijn zoon Willem later administra
teur was terwijl diens broer G. F. Enger
(aan te duiden als senior) landhuurder
was van Kassoeran, dat later bij Tje
bongan werd gevoegd.
Een derde zoon C. H. Enger, gehuwd
met J. W. C. Ballieux, woonde ter
hoofdplaats en had blijkbaar geen
werkzaam aandeel in de cultures.
Dit gezin is slachtoffer geworden van
de aardbeving. Mevr. Engel-Ballieux en
haar 8-jarig kind werden op 10 juni 1867
op slag gedood terwijl de heer C. H.
Enger vijf dagen later aan de bekomen
verwondingen is overleden.
G. F. Enger Sr. behoort tot de op
richters van de Wedloop-Sociëteit Ma-
taram en men vond hieraan nog op de
tribune van de W.S.M. een gedenk
steen als herinnering aan de eerste
steenlegging, door een plechtigheid
welke werd verricht door het dochter
tje van de heer Enger.
G. F. Enger Jr. was de laatste admi
nistrateur van zijn geslacht op Tjebon
gan.
In het gezelschapsleven van Jogja
was de naam van Raaff niet minder be
kend dan die van Enger.
De eerste Raaff was Johan Jacobus,
geboren op 10 januari 1801 te Utrecht.
Hij was te Jogja kapitein der Infanterie
en ridder M.W.O. Hij huwde met Char
lotte Veramer en stierf 1 maart 1865.
Zijn dochter Catharina Jacoba huw
de met D. v. d. Schalk waarmede de
Schalken hun intrede doen in de ge
schiedenis der landhuurders. Catharina
stierf in 1864 slechts 23 jaar oud.
De zoon Rudolf Martinus Evert was
landhuurder van Sewoegaloer, diens
broer Antoin Raaff bezat de onderne
ming Rewoeloe. Deze Raaff huwde met
juffrouw van Affelen van Saemsfoort
en had drie kinderen, Henri, Frits en
Jacoba.
Henri was bij zijn vader employé
maar wij vrezen, dat P van die employé
weinig nut heeft gehad want van Henri
gaat het verhaal, dat hij in de soos
woonde en alleen naar huis ging om
een bad te nemen.
Jacoba huwde met Van Prehn waar
door Rewoeloe in handen van Van
Prehn kwam. Het land werd later door
de Cultuur Maatschappij der Vorsten
landen overgenomen.
Henri Raaff was een tijdgenoot van
George Dom Jr. de beroemde Sjors
wiens reputatie van gulheid voor die
van Henri niet onder deed.
DE FAMILIE DOM
De stamvader der Doms was Ja
cobus van wie wij alleen weten, dat
hij van Antwerpen kwam, natuurlijk mi
litair was en in 1810 is overleden. Hoe
veel kinderen hij had is ons niet be
kend, maar zijn zoon Johan Piet, (ge
boren 1802 en overleden 1880) gehuwd
met Johanna Maria Weijnschenk, was
de eerste landhuurder van zijn ge
slacht, namelijk van Gajamprit.
Deze Johan Piet had zeventien kin
deren waarvan één bekend staat als
tante "Santje" die huwde met Wiese-
man; een zoon Frederik, die met vrouw
en 2-jarig kind gedood werd bij de
aardbeving, een andere zoon die met
zijn gezin werd vermoord op Kamidjoro
en een zoon George, die luitenant
werd. Deze was de vader van de reeds
genoemde „Sjors". Een zoon, die naar
zijn vader Piet heette, zat aanvankelijk
eveneens op Gajamprit en kreeg tot
taak zijn neefje „Sjors" voor de cultu
res op te leiden. Sjors was toen 15 jaar
en moest machinist worden. Hij is een
8