TUGU Petroek en Gareng Wij hebben gemeend deze brief in zijn geheel in ons blad te moeten plaat sen. De oude, plechtige en vormelijke stijl van de oude tijd is toch wel prettig om te lezen, ook omdat de brief geheel geschréven is. In een forse, duidelijke letter, terwijl op allerlei manieren er naar gestreefd is om elke onduidelijk heid en mogelijk misverstand te voor komen. Misschien is één onzer lezers ook altijd geïnteresseerd geweest in de ge schiedenis der Toegoenezen en kan ver tellen hoe het verder met ze afgelopen is? Wij kunnen de indentiteit van W v. M. niet meer opsporen. Tenslotte zijn we de heer De Rochemont dankbaar voor zijn lovende critiek op Tong Tong. Zoveel mensen (buiten onze lezers kring) vinden het zó belangrijk om ons hele blad af te schilderen als "in petjo- stijl" geschreven, (wat louter een vals karakter verraadt), dat het goed doet eens te horen dat Tong Tong inderdaad in zeer goed Nederlands wordt geschre ven ook door alle inzenders van copy. Vele jaren nadat Tong Tong in hel leven geroepen werd, leest de Roche mont één nummer van ons blad en één artikel alleen al ontroert hem "tot in tranen uitbarstens toe"In deze harde, materialistische tijd strekt het kunnen plengen van Menselijke tranen tot eer. Bedenk dat ook vér nd ons vergeten en weer opgedolven nummers van Tong Tong mensen zullen ontroeren en harde harten verpulverenBewaar Tong Tong goed! - Red. Amsterdam R. 1006 Zaterdag, 11 December 1971 Rudolph de Rochemont Laplacestraat 81 huis (Nieuw-Watergraafsmeer) Amsterdam -R. 1006 (Amsterdam-Oost II) Aan: De Heer Tjalie Robinson Hoofdredacteur en Uitgever van het blad "Tong-Tong" Prins Mauritslaan 36 's-Gravenhage. Tel. 070-542.542) Bijlagen: Gene. Zeer geachte Heer Robinson, In mijn bezit heb ik o.g. Rudolph de Rochemont, hier voor me enige exem plaren van Uw zeer geachte Blad (ge ïllustreerd) "Tong-Tong" liggen ter le zing. Zij alle even buitengewoon be langwekkend en hoogst leerzaam, goe de druk en prima stijl, en goed voor zien van heel duidelijke photo-afdruk- ken. Een ervan heeft ten zeerste mijn vol le aandacht getrokken en wel Blad No. 20, datum 30 april 1962. Die aandacht hogergenoemd, betrof 0.m. het stuk met als Hoofd: "Zwervers langs 's Heren Wegen" en als Onder- hoofd: Toegoenezen gaan de aardbol rond." Auteur: W.v.M. Aan ommezijde dezes opgemeld stuk heeft mij tot en met in tranen uitbars tens toe mijn hart ten zeerste beroerd. Immers, op Java geboren en getogen en vóór mijn voorgoed vertrek naar Nederland, heb ik op Java geleefd en gewoond, het meestendeels laatstelijk te Batavia en Ommelanden. Tot die Ommelanden achtereenvol gens o.m. topographisch de volgenden punten: 1. Muara Batu, iets voorbij Luar-Batang dari Kotta Bawah (Batavia's Bene denstad): 2. Muara Pekulifan; 3. Muara Pegantungan; 4. Sanggerlang (Slingerland), aan de overzijde van het kanaal naar Tand- jung Priok, en overgaande via het strand naar de zeebodem van de Javazee en ten slotte via Tjilintjing, landinwaarts naar het Tugu, aan welk water of moeras het settle ment "Tugu" is gelegen. Daar ben ik met de heer Abendanon, een oudere broer van de heer Mr. Abendanon, van de Rechts-Hogeschool te Batavia Cen trum, aan Koningsplein-West (Gambir Ba- rat), maar wat vaak geweest en met de weekeinden overnacht. Inderdaad is de bedoelde nederzetting (settlement) iets vol komen aparts, daterende uit de 16e eeuw, toen de Portugezen als eerste blanken al daar voor het eerst voet aan wal zetten en de blijvers onder deze eerste Portugezen, geen blanke vrouw hebbende, samenleefden c.q. huwden met de autochtonen aldaar. Hieruit zijn dan ook o.m. de Tugunezen uit zo'n vermenging voortgekomen. De mij onbekende heer auteur - W.v.M. - schrijft o.m. als slotalinea (enkelvoud: slotalineum) de hieronder navolgende zin nen, ik citeer ze beide in het geheel: "Nadat de groep in het kalenderjaar 1950, toen haar verder verblijf in Toegoe onmogelijk was gemaakt, zich in Nieuw- Guinea had gevestigd, opteerde zij een jaar geleden (dat moet dan zijn geweest in het kalenderjaar 1961. A.B. F. de Rochemont) "en bloc" voor het Neder landerschap." Dan schrijft heer W. v. M. de beide navol gende slotzinnen van diens artikel als volgt, respectievelijk: 'Wordt het plan tot vestiging in Surina me (Nederlands Guyana) (Noordkust Zuid-Amerika, Caribische Zee) verwe zenlijkt, dan zien we derhalve hóe deze Toegoenezen, wier voorouders vanuit Portugal via Malacca (Malaya) naar Java kwamen, nü via Nieuw-Guinea (Irian) hun reis over de aardbol zullen ver volgen, om wie weet, vanuit Suriname, later weer in Portugal te belanden!! Zwervers langs 's Heren Wegen, evenals wij allen(w.g.) geïnitieerd met de let ters: W. v. M. ("Wie is W. v. M. eigenlijk in feite en waarom geïnitieerd ondertekend, waarom eigenlijk?" F. de R.) Voor mij is wel aanvaardbaar alleszins te achten, dat de Tugunezen naar Nieuw- Guinea (Irian) eerst zijn vertrokken, met hun allen misschien, en daarna eventueel later van Irian uit naar Suriname. Doch een belanden van deze mensen als groep of als enkelingen in Portugal; het autoch tone land hunner eerste, blanke, verre, verre voorvaderen, c.q. vóórouderen, wordt door mij nimmer aanvaard, eerstens is zulks nimmer te bewijzen en tweedens acht ik de opvatting van deze heer auteur W. v. M. een grandioze kolder. Bewijzen: 1.) De taai, zoals ik die uit de monden van deze mensen persoonlijk heb gehoord en gevolgd, tezamen met mijn metgezel, heer van Abendanon voornoemd, is dermate ver- maleischt, dat zij nimmer zich verstaanbaar kunnen maken in Portugal. 2.) Zij zijn in de loop der eeuwen dermate aangepast in het fel-tropische klimaat van Java, dat zij zelfs in een sub-tropisch land als Portugal, en toch nog liggende in de gematigde klimaatszöne van geheel Zuid- Europa, niet wel mogelijk zich blijvend kun nen aarden. Ik zou van de heer auteur W. v. M. wel het tegendeel van wat ik hierboven schreef, bewezen willen zien en laat deze heer mijn these maar eens weerleggen met een exact gefundeerde anti-these, op water-dichte ba sis dus! Ik daag hem hiertoe bij deze uit, zonder meer! Tot zover het boven- en al het vorenstaande van dit, mijn schrijven aan U, heer Robinson! Ik ben blijvend verheugd, dat het mij blijvend geliefd Tugu bij Tjilintjing, in Uw nummer twintig dd. 30 April 1962, is opge nomen geworden. Ik ben U en de schrijver W. v. M. hier voor beiden ten allerzeerste en levenslang blijvend erkentelijk en bewaar derhalve dit blad als platina, nog veel hoger en meer dan als goud. Quod erat demonstrandum! Met eerbiedige groeten, teken ik mij ten slotte, Als altijd ook Uw Bung Indo Djawa, Sinjo Rudolph F. de Rochemont Petrook en Gareng gaan naar Ngliejep ten zuiden van Malang. Ze gaan ieder op een rots zitten en gooien hun hen gels uit. Na enige tijd haalt Gareng een zeemeermin uit de Indische Oce aan maakt haar van de haak los, zet haar op zijn schoot en begint haar te knuffelen. Petrook loert jaloers naar zijn jongere broer. Na een tijdje laat Gareng de zeemeermin weer in zee los. Petrook: kenèng opo Reng? (waarom Reng?) Gareng: Lah keprijé? (hoe dan?) Petrook: wah, éman éman temen (ach, echt jammer) nduwoor enak (boven lekker) ngisor iwak (onder vis) O. H. Kiliaan 20

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1972 | | pagina 18