De Isi kuda (behorend tot de lentjam's (Lethrinus spp.) groep der baarzen (stekelvinnigen b.)
heldere zee, als enorme grote scha
duwvlekken de contouren van de reu
zen roggen zien, de manta's gelijk voor
wereldlijke monsters. En dan de enor
me zaagvissen en haaien aan de mon
dingen van de modderige rivieren van
de beruchte Casuarinenkust, die de
reuzenvissen van Mitchell Hedges naar
de kroon steken of overtreffen.
Wij vingen boven het koraal meestal
boebara's van zo'n 4 tot 6 kilo, maar
ik heb ze ook zien ophalen van over de
30 kilo. En dan de zg. diepzee-tengiri,
een prachtige vis van zo'n manslengte,
en een knokker van het zuiverste wa
ter. Deze kwam vrij veel voor aan de
ingang van de Wandamenbaai, op het
eind waarvan Wasior en Miei ligt. Daar
heb ik een paar maal deze prachtvis
buit gemaakt en steeds weer aan de
ingang van de baai, bijna op dezelfde
plek. Gebruik voor deze vechtjas ab
soluut de zwaarste lijn en de zwaarste
haak die je kunt krijgen, want hij trekt
de hele zaak kapot. Overigens is de
boebara of horsmakreel ook een fijne
knokker, maar anders dan de tengiri.
De tengiri is een onstuimige vechter
en de boebara net een dommekracht.
Hij verzet zich in de breedte liggend
tegen het binnenhalen, waardoor je
steeds de indruk krijgt of je met een
2 X zo grote vis te maken hebt. De
zelfde zware en brute weerstand onder
vindt men ook bij het "ophieuwen" van
een rog.
Noemenswaard waren ook de reu-
zen-kerapoe's 7) van de Tami, het ri
viertje dat het water van het Sentani
meer in zee loost. De dienst van het
onderzoek voor de zeevisserij heeft
daar wel eens beestjes van zo'n 100
kilo gevangen. Als bijzonderheid kan
worden vermeld dat het meest favoriete
aas voor deze reuzenkerapoes bestond
uit pas uit het ei gekomen krokodillet
jes.
Nu we bij de Tami en het Sentani-
meer bij Hollandia zijn aangeland: ook
daarover zijn merkwaardige bijzonder
heden te vertellen.
Het Sentani-meer is vroeger een baai
van de zee geweest. Men meent dat
in het tegenwoordige zoete water van
het meer afwijkende vormen van soor
ten van zeevissen zouden voorkomen.
Er komen veel zaagvissen voor in het
meer. De Koraal- en andere vissen
hebben zich langzamerhand aangepast
aan het zoete water en hebben zich
ontwikkeld tot soorten die nergens
ander ter wereld voorkomen. 8)
In de maand januari bouwen de Pa
poea's van het Sentanimeer grote af
rasteringen, met galerijen, daar waar
de Tamirivier ontspringt aan de oever
van het Sentanimeer. In deze maand
tracht een in het meer levende zware
baarssoort van zo'n 60 tot 80 cm lengte
in de Tami te komen," waarschijnlijk om
kuit te schieten en te paaien. Ze komen
echter ten dele in de "sero's" van de
Papoea's terecht, die ze vanaf de gale
rijen aan hun vissperen spietsen.
Toen ik naar Nieuw-Guinea werd uit
gezonden had ik ook een mooie outfit
voor de onderwater-jacht. Dat leek me
een prachtige sport. Maar na een paar
duikpartijen heb ik de hele zaak ver
kocht; er waren naar mijn smaak te
veel zeeslangen en murenen, welke
laatste je uit hun holen met hun "dode"
ogen en hun nachtmerrieachtige gapen
de kaken vol met reusachtige tanden,
leken op te wachten. Zo'n held ben ik
nu ook weer niet en op zulke momen
ten weet ik zeker dat ik maar een een
voudige landrot ben. Maaf sadja.
Op een keer zou ik meegaan met de
trawlkotter de "Goede Hoop", een der
onderzoekingsvaartuigen voor de zee
visserij en Boy Belloni (de zoon van
de bekende componist van o.a. "Lief
Java"), journalist bij "Voorlichting" zou
ook van de partij zijn. De bedoeling
was, dat we de modderbodem van de
Mamberamo-monding met een speciaal
net zouden afvissen, bij wijze van proef.
De hele proef was een sof en we
stoomden naar het Westen, richting
Geelvinkbaai. Wat geen sof bleek, was
de vangst aan grote garnalen, die
stuurman Becker, een fantastische kok,
als sarnbel goreng oedang op tafel
toverde en dan een hele waskom vol.
Wat hebben we daarvan gebunkerd!
Ik herinnerde mij uit 1947 nog hoe rijk
de visgronden waren bij de koraal
banken rondom het eiland Mios Noem,
beneden in de Geelvinkbaai, even ten
N.W. van de Westpunt van Jappen.
Keus, de schipper, een echte fijne
Scheveninger, was niet zo gek of hij
willigde ons verzoek in om daar op
een middag ten anker te gaan boven
een koraalbank. Boy Belloni en ik ie
der gewapend met een stevige nylon-
lijn, een behoorlijke haak, met daaraan
een stuk tongkol als aas. Tongkol is
prettig als aas omdat de huid zo taai
is, zodat het niet makkelijk van de
haak te krijgen is en hetzelfde aas voor
meerdere vangsten behouden blijft.
Om half zes startten we met vissen.
De vissen waren zo bijtlustig, dat als
we maximaal 5 minuten niets voelden,
we rustig konden aannemen dat het aas
van de haak verdwenen was. Aan de
lopende band hebben wij tweeën in
precies 3 uur tijd een paar honderd
kilo vis opgehaald. Om klokslag half
negen was het alsof alle vis op com
mando huiswaarts keerde, want plots
klaps vingen we niets meer. Wat we
vingen bestond uit boebara, rode ka-
kap, 10) enkele kleine zandhaaien en
isi kuda. (zie foto 4), die van zeer fijne
kwaliteit is.
Een vermakelijk geval beleefde ik
eveneens met Boy Belloni aan de mon
ding van de Cook-rivier aan de wilde
Casuarinenkust. In ons gezelschap be
vonden zich tevens een commissaris
van politie met een paar agenten als
dekking, een arts, een missionaris en
de bekende Zweedse schrijver Sten
Bergman. We zouden een van de eer
ste contacten leggen met de aan de
Cookrivier wonende menseneters. De
arts zou o.a. de framboesia te lijf gaan.
Vanwege de door horden van vliegen
omzwermde lijkenstellingen bij de kam
pongs, hadden we tot gewoonte ge
maakt om met de patrouilleboot over
dag de rivier op te varen, doch 's mid
dags naar de monding terug te keren
om daar voor anker te gaan en in de
frisse zeewind zonder vliegen met lij
kengift en malariamuskieten te over
nachten.
Toen we op de eerste namiddag
tegen zonsondergang aan de monding
net het anker lieten vallen, zagen we
een grote krokodil op de modderoever
liggen. Belloni pakte een junglekara
bijn van de politie, maar knalde' in de
haast over de krok heen. Deze liet
zich spoorslag in het water glijden,
doch kwam als een duveltje uit een
doosje meteen weer boven, maar nu
met een vette kakap in zijn bek. Terwijl
hij de vis naar binnen trachtte te slok
ken klonk het tweede schot, helaas
weer mis en de sinjeur verdween voor
goed onder water. Toen het goed don
ker was schenen we met een flashlight
de omgeving af en overal zagen we
krokodillenogen. Boy leende de cal. 12
gladloop en een dozijn loperpatronen
van Sten Bergman en ging er met de
vlet op uit. Voortdurend hoorden we de
knallen van zijn dubbelloop en na een
uur was hij terug. De meeste kroks
waren gezonken, zo vertelde hij omdat
ze niet voldoende hoog op de oever
lagen en weer in het water terecht
17