KONFRONT A TIE (IV) door H. M. LAPRÉ Input. De positieve reakties, die n.a.v. deze rubriek bin nenkomen, zijn een stimulans om op de ingeslagen weg voor te gaan. "...maar toch ben ik bang", zo schrijft een lezeres ons, "dat uw artikelen alleen gelezen wor den door mensen, die reeds bewust den'ken..." De term "bewust denken" is door onze schrijfster min of meer ongelukkig ge kozen en wel om verschillende rede nen. Eén er van: kunnen wij bij de mens, in zijn huidige stadium, wel spre ken van een volledig bewust denken? Ik geloof het niet omdat onze denk processen nog te grote overeenkom sten vertonen met de mechanische aktiviteiten van de komputer. Zo'n vaststelling klinkt voor velen ontluiste rend in de oren maar is niét degene rerend zoals wij het nu proberen aan te tonen. Voordat de mens in zijn huidige vorm op het wereldtoneel is verschenen zijn er lange tijdsperioden voorafgegaan, welke niet in jaren vallen uit te drukken. De duizenden miljoennen jaren hebben wij ter vereenvoudiging verdeeld in ge ologische tijdperken, die elk op zich zelf vele miljoenen jaren hebben ge duurd. En wanneer wij, t.b.v. ons be vattingsvermogen de zaak nog verder vereenvoudigen en elk geologisch tijd perk op de wijzerplaat van de klok vastleggen als de tijdsduur van één seconde dan zou de mens pas 8 se conden geleden op aarde verschenen zijn, terwijl het menselijk denken van nog veel recenter datum is. Voorheen verkeerde de mens tesamen met an dere levensvormen in een statische toestand, waarbij het bewustzijn niet boven de droomtoestand uitkwam. Via het "instinkf-bewustzijn, dat bij de hogere diersoorten wordt aangetroffen, hebben wij het volgende stadium be reikt, het "zelf'-bewustzijn, hetgeen eigenlijk nog weinig te maken heeft met het volledige- of kosmisch bewust zijn. In deze laatste fase kan men alleen spreken van bewust denken omdat er dan sprake is van een z.g. supercon- ceptieve inte'llekt, waarvan de elemen ten intuïties zijn. Maar op dit moment is ons "zelf'-bewustzijn nog even ver verwijderd van dat kosmisch bewust zijn als hét instinkt-bewustzijn van het zelfbewustzijn. Gezien de beperkte ruimte is het niet mogelijk hier nader op in te gaan, maar geinteresseerden moeten proberen het boek van dr. R. M. Bucke te pakken te krijgen: "Kos misch bewustzijn", een studie over de evolutie van de menselijke geest". Het is een vlot geschreven werk zonder al te veel wetenschappelijke terminolo gieën. Maar laten wij weer terugkeren tot onze briefschrijfster, althans naar de regel, waarin sprake is van mensen die be wust denken. Hiermede wordt gepre tendeerd dat er dus een groep mensen zijn die bewust denken en een andere groep, die niét bewust denkt. Hopelijk zal onze schrijfster ons niet van mug- gezifterij verwijten. Het gaat er alleen om een denkmethode te signaleren, kenmerkend voor het z.g. "duale den ken". Dat dualistisch denken ziet er ongeveer alsvolgt uit: er zijn twee fun damentele verschijnselen die beiden even waar zouden zijn, b.v. er zijn goede en slechte mensen; dommen en knappen; er is een lichaam en een geest, etc. Er zijn dus altijd twee tegen stellingen waarvan de ene positief is, beter en hoger en de ander negatief, slecht of zondig is. Het impliceert een moralistisch denken en dus een vorm van discriminatie. De dualist is steeds bezig om de mens heid voortdurend in twee partijen te splitsen, maar waarbij het wezenlijke van de mens, zijn existentialiteit ver loochend wordt. Wij plakken anderen en onszelf vol met allerlei etiketten en aan de hand daarvan wordt er ge oordeeld en veroordeeld: de zware "misdadiger" wordt veracht en de held geërd. Maar laten wij toch vooral niet verge ten dat beiden Mens zijn, beiden tot dezelfde kosmische oerbron behoren en waaraan dus eerbied en respekt verschuldigd is. Kunnen wij zo'n men taliteit niet opbrengen dan vernederen wij daarmede de gehele mensheid en dus ook onszelf omdat een ieder tot dat onafgescheiden deel van de mens heid behoort. Door boven het duale denken uit te stijgen krijgt men een eenheidsgevoel met alles wat leeft, waardoor ten min ste de leefbaarheid van onze wereld vergroot wordt. Maar waarom verschillen dan onze ge dragspatronen, pleegt de ene allerlei boosaardige delikten en denkt alleen aan de bevrediging van eigen emoties, terwijl de ander onbaatzuchtig leeft en zich desnoods volkomen opoffert? Wegens gebrek aan objektieve kennis zocht de mens vroeger de oorzaak bij de boze- en goede machten die elkaar bestrijden. Maar nu weten wij het wel beter en zoeken de oorzaak in onze genetische struktuur. Onze lichamelijke en geestelijke eigenschappen zijn be paald door erfelijke faktoren, en de om standigheden zoals milieu, opvoeding, e.d. kunnen een verdere stimulerende of remmende invloed op de karakter- struktuur uitoefenen. Met recht mogen wij zeggen dat ieder mens een unici teit is omdat hij de resultante is van 1001 invloeden en krachten. Deze theo rie sluit min of meer onze vrije wil uit en dat is ook zo, immers wij hebben geen enkele invloed op de werking van onze stofwisseling, op de hersenwer- kingen of op onze endocrine klieren die' allemaal machtige faktoren zijn bij het vormen van ons gedrag en onze ge dachten. Wie een studie maakt over de menselijke geest, wordt met stomheid geslagen over de verbazingwekkende mogelijkheden, doch door allerlei oor zaken nog geblokkeerd worden. Maar toch mogen wij niet afwachten op de gunstigste momenten in ons evolutie protces. Wij kunnen dit proces best een handje helpen en versnellen, en in verband hiermede wijze wij u op twee fundamentele eigenschappen die steeds geaktiveerd en geperfektioneerd dienen te worden, n.l. onze kreativiteit in het denken en de interesse. Hebben onze opvoeders verzuimd deze eigen schappen bij ons voldoende aan te 'kweken laten wij er dan voor zorgen niet dezelfde fout te begaan bij onze kinderen. Autoritair gezag smoort het kreatief denken en ontneemt ons de vrijheid om in het wonder van onszelf te geloven. Bij kreatief denken gaat interesse vooraf. Een schoolkind dat geen inte resse kan opbrengen voor zijn school vakken raakt spoedig in grote moeilijk heden. Hij krijgt het etiket "dom" op geplakt en zo'n vonnis is vaak kata- strofaal voor zijn verdere toekomst. De moderne psycholoog gelooft niet meer zo gauw in domme kinderen. Hij zal eerder zoeken naar de oorzaken, die domheid of niet kunnen leren ten ge volge hebben. B.v. een simpele kon- centratiestoornis. Wanneer de oorzaak opgespoord is en door een juiste tera- pie de blokkering is opgeheven, zien wij het kind weer opbloeien zonder dat er meer van onintelligent sprake is. Wij volwassenen dienen ons interesse gebied zo groot mogelijk te maken. Eigenlijk mag niets ons denkwereldje ontsnappen, anders blijven wij te een zijdig en bekrompen en komen voort durend in konflikt met de werkelijkheid. Hoe meer attent men wordt, hoe meer er wordt waargenomen en hoe groter ge zult denken. Een ander gevaar van bekrompen denken is de mogelijkheid tot vroegtijdige geestelijke afstomping omdat te veel hersenbanen ongebruikt blijven. Verankering in eigen ideeën leidt tot grote onverdraagzaamheid. Een be hoorlijke diskussie kan met deze men sen niet gevoerd worden omdat zij zich snel opwinden. Of in het nauw gebracht door de reeële argumenten van de tegenpartij horen wij hun ge liefd stopwoordje: "flauwekul". Ook maakt men gebruik van oneerlijke metoden, b.v. de persoon-zelf wordt aangevallen en verdacht gemaakt. Om dicht bij huis te blijven nemen wij het voorbeeld van onze redakteur T.R. (lees o.a. Tjalie over de tong). Terecht lees verder volgende pag. onderaan 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1972 | | pagina 18