Herinneringen Uit Padang En Bovenlanden
Geef de armen een vis.
In mijn laatste Tong Tong van 1 Nov.
1971 las ik 't stuk van Isobel Kempers
over "Loeboek Soelassih". Natuurlijk
weet ik nog heel goed, wie de fam.
Kempers is van de vacantie en week
ends, doorgebracht op L. SI. boven
Padang!
Ik vind 't stukje juist zo aardig, om
dat ze zich nog alles zo precies her
inneren kan over haar eigen jeugd in
dat berghuisje op de hoge tjot en haar
Baumer-buren!
Ja Isobel, ik heb heel wat afgebab-
beld met uw moeder onder de grote
bougainville-boom op 't voorerf van
schoonma Baumer.
't Was daar echt een vergaderplaats
van de bungalowbewoners en vacantie-
lui uit 't hotel aan de overkant. We
keken op de grote weg en op die hel
dere kali, waar jullie, kinderen en veel
later ook de mijnen, altijd gingen ba
den. Mijn nichtje Annelies, uit Uw stuk
je, woont in Hannover en heeft al een
getrouwde dochter. De namen van die
andere personen zijn me ook bekend.
In de stad Padang woonde Annelies
ook in die "Oio-straat" een paar hui
zen van jullie vandaan. Het grote Euro
pese kerkhof tegenover jullie huis,
middenin de stad dus, gaf een park
achtige indruk, want over de hoge witte
lange muur hingen de prachtige tros
sen bloemen van de bougainville-bo
men, die op 't kerkhof groeiden langs
die lange muur-schutting, misschien
weet U dat ook nog. Over dat kerkhof
zal ik later eens een stukje schrijven.
Ik heb jullie moed wel bewonderd
hoor, om zo eenzaam op die hoge tjot
te wonen en nog heel lang, nadat jullie
reeds jaren op Java zaten, noemden
we dat huisje nog: "Bungalow Kem
pers."
Ik vond 't geluid van de Siamang-
apen dood-griezelig, toen ik er pas
woonde: later wende ik er wel aan.
Ma Baumer had een witte Siamang
en die zat altijd vast aan een ketting
op een stapel hout (ter bewaking!)
De eerste maanden na onze aan
komst op Sumatra bleef ikzelf en m'n
3 jarig zoontje op L. SI. wonen, omdat
we nog geen huisje konden krijgen te
Padang en mijn man woonde voorlopig
in bij z'n broer op die "Oio-weg", bij
de vader van Annelies.
Veel had ik niet te doen in die rim
boe en zo zat ik dan dikwijls op een
bank de witte Siamang gade te slaan.
Zijn doen en laten was werkelijk ver
makelijk! Als een mensje zat hij met
z'n vingertjes" net zo lang te peuteren
aan de ketting om z'n buikje, totdat hij
die los kreeg en met een vlugge zwaai
sprong hij dan op 't dak van de bijge
bouwen, waar hij al balancerend op de
nok, als een mens er overheen liep
en plotseling vlak voor 't grote kippen
hok, ging hij hurken en met z'n kraal
oogjes tuurde hij in 't hok, om te zien
of er een kip in 't nest zat. Als hij
niets zag, ging hij weg, sprong in de
djamboeboom en deed zich te goed
aan de vruchten. Maar, als hij een kip
in 't nest zag, bleef hij oergeduldig
wachten, net zo lang, totdat 't ei ge
legd was en de kip 't hok uit liep. Zo'n
boefje toch! Meteen was hij beneden
en in 't hok, en met 't ei in z'n beide
"handjes" geklemd, kwam hij vlug naar
buiten gerend, om weer op 't dak te
vluchten, om z'n buit in veiligheid te
brengen, want als de kip begon te
kakelen, renden de katjong en de kok
kin gauw naar 't hok, omdat ze al wis
ten, dat de Siamang vaak los was, om
de eieren te roven. Er werd direct
eerst op 't dak gekeken en o, wee,
als ze de aap met een eitje zagen, dan
volgde er een wilde jacht van katjong,
die met een lange stok 't beest pro
beerde eraf te gooien. Erg vlug kon't
diertje zich niet meer bewegen op 't
gladde zinken dak, zo met 't "zware
grote ei"" in één handje in de hoogte
houdend, want met 't andere moest hij
zich hier en daar vasthouden om er
niet af te glijden. Maar, zodra hij zich
wat veilig voelde, brak hij 't ei in
stukken en zoog hij de inhoud zo snel
mogelijk op.
Met één zwaai was hij weer ergens
in een boom, zodat katjong hem niet
meer kon pakken.
Dat tafreeltje maakte ik al zo vaak
mee en in m'n eentje moest ik er dan
zo om lachen, dat ik me daarna net
als 't aapje ook maar ergens schuil
hield om 't geduchte standje van Ma
Baumer voor katjong en kokkie en
misschien ook voor mij, te ontlopen.
Ik dacht er niet over om de Siamang
te "verraden". Ik vond 't veel te grap-
pig-opwindend, om er een eind aan te
maken. "Eieren genoeg!" dacht ik toen.
Ook herinner ik me, dat een djongos
van één van de diepachterin gelegen
bungalowbewoners reeds na twee da
gen, gepakt en gezakt op een ochtend
naar z'n njonja toestapte met de woor
den: "Djangan ambil marah njonja
(neemt U 't mij niet kwalijk Mevrouw),
maar ik ga weer naar Padang terug
met de eerste beste bus. Ik kan 't hier
geen nacht meer uithouden! Ik hoor
steeds wilde dieren om de bijgebouwen
sluipen en graven en op 't zinken dak
springen. Neemt U voorlopig maar ie
mand van hier uit de kampong."
En hij sliep nog wel met een "pa
rang" naast zich!
Zoals Isobel Kempers, zullen wel
"Geef de arme een vis en hij heefi voedsel
voor een dag. Leër hem vissen en hij heeft
zijn leven lang te eten."
Dat klinkt nogal simpel, maar dat is het toch
in wezen niet. Om te kunen vissen zijn ver
schillende zaken nodig, zoals daar zijn een
haak, een sterk snoer, een hengelstok en
de kennis deze te gebruiken. Ister. Alleen
water in de kali, zonder welk een vis niet
kan leven, isterniet. De kalibedding ister,
maar waternja isterniet. Dat komt omdat
boven in de goenoeng al het bos gekapt is.
De bevolking moet waarachtig toch hout
hebben om voedsel te koken! Er is hout
nodig voor woningbouw, voor de vervaar
diging van gereedschap, om een vuur te
kunnen stoken als de nachten koud zijn,
overal is hout, het onvervangbare hout bij
nodig. En zo werd het bos langzaam maar
zeker opgeruimd.
Er was wel een bosbeheerder, dat wel,
maar als je hem wat toestopte, deed hij
graag een oogje dicht. Overigens had hij
zelf ook hout nodig. Om te verkopen. Want
zijn loon was ook niet om er over naar
huis te schrijven. Al met al, het bos ver
dween. Weet je dan wat er gebeurde? De
tropische slagregens storten met volle
kracht op de kale, boomloze berghellingen
neer, spoelen alle humus weg en veroorza
ken in de vlakte bandjir. Met alle ellende
van dien. Doodgewooon omdat de rivier
bedding al dat water INEENS niet kon ver
werken. Wat er daar boven in de goenoeng
overblijft zijn kale rotsen. Na de bandjir is
er geen water meer in de bedding. Habis!
Dus: bos planten! Het duurt een generatie
of nog langer voor en aleer resultaten ge
boekt kunnen worden. Maar het loont. Want
nu slaan de regens op de boomkruinen. Het
water sijpelt langzaam langs het blad, de
takken, de stam om dan via het lage struik
gewas in de humusbodem terecht te komen.
Humusgrond is net als een spons. Het wa
ter wordt vastgehouden. Het te veel aan
water stroomt tussen de humus en de vaste
grond weg, maar komt op laag gelegen plek
ken tevoorschijn als een bron. Er ontstaat
een bergbeekje. Deze beekjes verenigen
zich tot riviertjes en deze weer tot een bre
de kali. Alles verloopt geleidelijk en zonder
schokken, want het water van de bronnen
en de humus BLIJFT de kali voeden. En de
ze kali zal zo lang het bos er is, niet band-
jirren. Wel moet er steeds controle zijn.
Controle op de kali, op het bos, op de
houtkap, op de kunstwerken. Door uitste
kend betaalde, niet corrupte lieden. En er
zal veel vis in die kali kunnen leven.
En NU pas, als aan alle bovenstaande
voorwaarden is voldaan is de tijd aangebro
ken om te zeggen: "Ik zal je leren vissen,
opdat je altijd voedsel zult hebben."
EERDER NIET!
G. H. Bartman
meer "groot-geworden kinderen" in de
omgeving van L. SI. hun vacantie geno
ten hebben met de nodige avontuur
tjes van de rimboe.
Intussen: vriendelijk bedankt, Tong
Tong, voor 't aardige contact met ie
mand van tempo doeloe!
Emelie Baumer
18