BELEVENISSEN VAN EEN RECHTER IN VOORMALIG NEDERLANDS-OOST-INDIE (VII) DOOR MR. M. J. A OOSTWOUD-WIJDENES OM EEN HANDJEVOL KAPOK De "botjah angon" of hoeder van koeien, karbouwen of geiten op Java, was doorgaans een leuk, levendig en wijs kereltje. Zes jaar oud 'begonnen ze dikwijls al hun vee te weiden, met een aandoen lijke (wederzijdse) aanhankelijkheid het logge brok van een kar bouw volmaakt beheersend door een enkele kreet of een tikje met een takje, dikwijls breed gezeten op de veel te brede rug, of er half-slapend op liggendof samen met de dieren poede- lend in het koele omspoelen van een rivierstroom. Oudere jongens zag je soms bij elkaar zitten spelen met steentjes op een tekening in de kleigrond gegrift. Alleen daarmee scherpten ze hun verstand, van school en lezen en schrijven niet wetend. Leer-plicht bestond voor hen nog niet, desa-volksscholen waren trouwens (in het eer ste kwart van de 20ste eeuw) pas in grotere dorpen in opkomst. Wel konden leergierige Islamitische Javanen hier en daar op de kleine 'pesantrèn'-schooltjes (Mohamedaanse godsdienstige instel lingen) de Koran leren lezen. Maar omstreeks dat eerste kwart van onze 20ste eeuw was een gemiddelde "botjah angon" nog niet meer dan een zorgeloos natuur-kind, voor wie het weiden zo maar een aangeboren vak was. Een herder van wel 16 jaren al oud, die maar één koe te hoeden had van zijn "oom", bij wie hij inwoonde en aan wie hij door on bekende ouders misschien eens "kado" gegeven was, zat eens na zijn weinig-verantwoordelijke dagtaak, na de koe op stal ge bracht te hebben, op een dijkje langs het grasland in de desa Poerwosarie (Oost-Java) te staren naar de wonderlijke kleuren pracht van een ondergaande zon. Het gewijde einde van de gloei ende zonne-dag, met de eerste rust en koelte en geuren van de korte schemering, maakte Achmad, zo heette de botjah bijna volmaakt gelukkig. Er ontbrak alleen een strootje-roko een zelt- qerold sigaretje van wat tabak in pisangblad, aan Achmads wel zijn... En daar zag hij Ma' Minah, een schriele en half-kindse djanda-perempoean (weduwe), naar haar bamboe-huisje komen met een mandje kapok op het hoofd. Door de open deur van haar wo ning kon Achmad zien, dat zij het vlokkig spul binnen op de grond tegen een zijwand uitgooide. Daarop ging zij weer weg, misschien om nieuwe voorraad te plukken vóór het donker zou zijn. In Achmads slordige bol vormde zich onmiddellijk een plan, dat, gevoed door rook-begeerte, meteen ook werd uitgevoerd. Hij liep met een boog, door wat kreupelhout gedekt, naar het erf toe aan de oostkant van het huisje, waar de kapok binnen tegen de wand opgehoopt lag, sprong over de droge greppel, die het erf omgaf, pulkte met z'n vingers wat van de bamboewand kapot tot een gat, groot genoeg om er z'n hand in een vuist door te steken, en griste een handvol kapok weg. Gauw ging hij ermee naar de tol^o van Tan Swie Leng om het goedje voor strootjes in te ruilen; kreeg voor 7 cent de begeerde genotmiddelen!... Maar buiten de toko ge komen, werd hij in zijn nekvel gepakt en kreeg hij een rammeling van Pa' Doel, die alles had zien gebeuren, en die.^ de strootjes afpakkend hem rechtstreeks brachtnaar "oom"?; nee: veel gewichtiger: naar de petinggi, het kamponghoofd! Want Achmad had immers echt 'n diefstalletje gepleegd!... Wat zegt U? "Een dief stalletje?" Ja, U hebt volkomen gelijk: wat betekende nu zo'n gap- perijtje van een joch van 16 jaarvoor een gewoon weldenkend mens. Maar onze strafwet was in Indië bestemd om zoveel moge lijk misdaden te bestrijken. En volgens de letter dier wet had Ach mad een zogenaamde "gekwalificeerde" diefstal gepleegd, waarop een maximale straf stond van... negen (9) jaren! Allerlei straf verzwarende elementen werkten mee aan de ernst van dit schrik barende misdrijf, waarop geen boete meer mogelijk was, terwijl de voorwaardelijke veroordeling destijds nog niet tot Indië was door gedrongen! Eén dag gevangenisstraf kon ook niet meer worden opgelegd door een zogenaamde "prentah haloes" (minzaam bevel) van het Hooggerechtshof, (omdat namelijk bijna een dag met re gistratie, kleding, haarknippen, enz., heenging om een veroordeelde in de gevangenis te krijgen, en nagenoeg dezelfde tijd om hem weer er uit te laten), zodat Achmad door zijn zwaar "misdrijf" wel voorbestemd was om toch voor minstens drie dagen in gezelschap te komen van zeer belangrijk geboefte, aan wie de kleine "petoet s in de tropen huisvesting boden. U gelooft het niet, lezer? Wel, Achmad pleegde toch met het gap pen van dat handjevol kapok heus het misdrijf van artikel 363, ali nea 1 ten 3° juncto ten 5°; juncto alinea 2 van het Wetboek van Strafrecht voor Ned.-lndië; te omschrijven als: diefstal bij nacht (want het was né zonsondergang) op een besloten erf (want er liep een greppel omheen), waarop een woning staat, door iemand, die zich aldaar buiten weten, althans tegen de wil van de recht hebbende (Ma'Minah) bevindt en waarbij de schuldige het weg te nemen goed (de kapok) onder zijn bereik heeft gebracht door mid del van inkiimming (daaronder valt wat zonderling het overspringen van de greppel) en braak (aan de bamboe-huiswand). Al het onder- streepte vormde verzwarende omstandigheden! Arme Achmad! En was nu nog maar met 'het pak rammel de misstap afgedaan. Maar de petinggi, tot wie Achmad door Pa' Doel was gebracht, bracht de dader door naar de Assistent-Wedono. Die maakte plichtsge trouw en ook de zaak fors aanpakkend, misschien om tegenover de petinggi geen 'zachte heelmeester' te schijnen, een plechtig rapport op en officieel procesverbaal van de bekentenis van de verdachte; vervolgens, één of meer dagen nadien, groeide het 'dossier' al met de processen-verbaal van verhoor van de getui- qen Ma'Minah en Pa' Doel, alsmede (voor de waarde van het ge- stolene) van de tokohouder Tan Swie Leng. Zo zag de bundel er al ernstig uit met op het couvert: 'Gekwalificeerde diefstal art. 3b3 Swb (strafwetboek). En daarna gingen verschillende omstandighe den a h w samenspannen om de zaak eerst na bijna drie jaren pas in handen van de Landraadvoorzitter te Lawang te brengen! Het is ongelooflijk en toch waar. De genoemde Assistent-Wedono kwam, voordat hij de stukken bij de Wedono had gebracht, te °ver_ lijden. Het duurde heel erg lang, vóór er een opvolger werd be noemd, die natuurlijk in een grote achterstand kwam. Toen eindelijk de Wedono de stukken ontving, had juist de hoogste inheemse Chef de Regent, zijn ondergeschikte ambtenaren verboden om stukken zonder zijn goedkeuring te seponeren. Had overigens het ernstiqe 'buiten-aanzicht' van de zaak de doorsturing zo doen trai neren?- het is onbekend gebleven; in elk geval mocht de Assistent- Resident die de stukken aan de Landraadvoorzitter zond zelf niet seponeren en nog minder de laatstgenoemde, die eindelijk in het derde jaar deze 'flut'-perkara naar de zitting van de Landraad moest verwijzen! Ook daar ging natuurlijk nog tijd mee heen en de beklaagde, Achmad, verscheen ten slotte als 19-jarige op de zitting voor een feit, als 16-jarige gepleegd en dus al te 'oud om voor hem de veel mildere bepalingen voor 'kinderen' te kunnen toe passen Daar stond de jonge man, die na zijn jeugdige misstap qeen kwaad meer had gedaan, diep-onderdanig en in zijn eenvoud doodsbenauwd voor de voltallige Landraad in 't z-wart!. Het delict dreigde werkelijk alleen al door de entourage na drie jaar weer ernstig te worden. Maar de voorzitter voelde zich bijna verlegen onder deze plechtige recht-spraak terzake van een wissewasje-op- leeftijd. Zo snel mogelijk werkte 'hij de behandeling van de zaak af en wees toen welbewust een volkomen onwettig vonnis (na ge lukkig in raadkamer gemakkelijk de beide Landraadsleden meege kregen te hebben tot het plegen van deze feitelijke, verboden rechtsweigering en 'eigen-richting'.) Achmad werd veroordeeld tot 1 (één) gulden boete, subsidiair één dag hechtenis. De voorzitter betaalde zelf die boete, die natuurlijk door de Djaksa verantwoord moest worden, en zei tegen de opgeluchte veroordeelde: "Je hebt je de jaren na je diefstalletje goed gehouden en bent nu wel oud en wijs genoeg om geen verkeerde dingen meer te doen. Als je berust in het vonnis, dan hoef je geen boete te betalen. Ga dan maar gauw naar huis en blijf verder van onbesproken gedrag. (De veroordeling-zelf sprak de voorzitter bovendien in het Hollands uit, zodat Achmad daar wel geen woord van begrepen zal hebben.) De stukken van overtuiging, t.w. een overjarig plukje kapok en een gebroken bamboe-latje uit de woningwand van Ma'Minah, wer den geheel overeenkomstig de wet aan het bestolen weeuwtje terug gegeven. Zij nam ze correct aan en... gooide ze buiten weg. Zo weinig werd het énig-wettige in het onwettig vonnis gewaardeerd! 15

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1972 | | pagina 15