ik ERVAREN KOK Railroad to Death ik ik nu niet direct een aanbeveling speciaal om dat wij ons er nu eenmaal op hadden gezet om "Si Kiaji" te pakken te krijgen, die hij misschien zou laten lopen. De hadji, Nawa- wi geheten, trad ook steeds op als hoofd drijver van Louis en had van hem een oude dubbelloop kaliber 16 gekregen om tijdens de drijf eventueel zelf te kunnen schieten, hoewel hij dat alleen deed wanneer de kans bestond, dat het wild niet bij de jagers zou terechtkomen door vluchten in een andere richting. Wij kenden allen Nawawi goed en hadden ook zelf diverse keren met de hon den van Louis gejaagd, die daar geen be zwaar tegen had, wanneer hij zelf geen ge legenheid had om op jacht te gaan. Het was dan goed om zijn honden in training te houden, terwijl de hadji weer wat kon bij verdienen door met ons mee te gaan. De Wedana werd dus weer opgebeld en ge vraagd hoe de kansen stonden. Hij was weer zeer enthousiast en vertelde, dat ook de bevolking nu graag van "Si Kiaji" af wilde, aangezien die het gepresteerd had op een sawa'h een vrouw met haar kind te attaqueren en lelijk toe te takelen, hetgeen hij vroeger al eens meer had gedaan, doch nog 'niet met dergelijke ernstige resultaten als nu, daar 'het kind aan de bekomen ver wondingen was overleden en ook de vrouw er niet zo best aan toe was. Toen zij op de sawah aankwam om onkruid te wieden had zij daar "Si Kiaji" aangetroffen, die bezig was de boel om te wroeten en te vreten. Zij was slechts gewapend met een kapmes en wilde hem verjagen, doch in plaats daarvan had "Si Kiaji" haar meteen aange vallen met het bekende resultaat. Wij spraken af de volgende zaterdag weer naar Pelaboean-Ratoe te zullen komen, wat wij dan ook deden. Onderweg werd hadji Nawawi met de vijf honden van Louis nog opgepikt en wij reden met drie auto s met tien schutters, Nawawi en vijf honden verder naar Pelaboean-Ratoe, waar wij weer om plm. vijf uur arriveerden aan de pasanggra- han, waar enige minuten later ook de we dana ons kwam begroeten, vergezeld van de ons ook reeds bekende kiaji, die de vol gende dag ook weer van de partij zou zijn met zijn honden. Nawawi zou bij hem on derdak krijgen met de honden, wat een prachtoplossing was. Verder vernamen wij van de wedana en de kiaji, dat die avond ten huize van de wedana een grote "slame- tan" zou worden gehouden, georganiseerd door de bevolking, om onze wapens te ze genen'1 tegen de "Zwarte krachten" van "Si Kiaji" en onze kansen groter te maken, dat wij thans dit zwijn zouden overwinnen, dat de bevolking zoveel last en verlies be zorgde. De slametan zou om ongeveer 7 uur beginnen en wij werden daarbij uitgenodigd aanwezig te zijn en onze wapens mee te brengen. Zo gezegd, zo gedaan. Na ons opgefrist te hebben en een koud biertje te hebben ver schalkt, wandelden wij naar het huis van de wedana, waar reeds een groot gezel schap mannen aanwezig was. Vrouwen wer den bij een dergelijke gelegenheid niet toe gelaten, die mogen alleen voor het eten zorgen en na afloop de restanten opeten of eventueel meenemen naar hun huis. Allen verzamelden zich rond de op de grond uit gespreide rietmatten, waarop alle mogelijke heerlijkheden waren uitgestald. De kiaji en onze hadji Nawawi zaten naast elkaar aan het hoofd en zouden de plechtige bijeen komst leiden. Nadat een ieder gezeten was begon het gebed, waan/an wij weinig be grepen en waarvan wij in hoofdzaak de naam "Si Kiaji" vele malen hoorden her halen, telkens vergezeld van het opnieuw opstrooien van wierook op de daarvoor be stemde branders. Aan het einde van het ge bed werden onze geweren één voor één bepreveld en boven de wierookpotten ge houden. Daarop vroeg de kiaji om onze mu nitie, om ook die van de kwade geesten te ontdoen en onvatbaar te maken voor de in vloed van "Si Kiaji". Deze munitie nu had den we niet meegenomen, aangezien wij dachten, dat alleen onze geweren behan deld zouden worden. Vlug werd een bedien de van de pasanggrahan teruggezonden om onze munitie te halen, waarmede hij na en kele minuten terugkwam. Mijn kogels had hij echter niet bij zich, daar die apart waren opgeborgen, maar daar hechtte ik niet zo aan, zodat de bezwering doorging met uit zondering van mijn kogels. Na de gebeden en de bezwering begon het eten, wat ieder een prima smaakte en waarvan nog meer dan voldoende overbleef voor de dames, die het hadden bereid. Na afloop vertelde de wedana ons, dat de volgende morgen zou worden gejaagd in het terrein ten oos ten van Pelaboean-Ratoe, dus precies tegen overgesteld aan de jacht, die ik met mijn Amerikaanse vrienden had gehad. Het ter rein was daar zwaar bebost, doch doorsne den door een vrijwel droge rivierbedding die behoorlijk breed was, terwijl zich tussen de bossen ook sawah-complexen bevonden, waar het wild geregeld kwam eten en waar het ook goed posteren zou zijn voor de gladloopschutters. Bovendien werd afge sproken, dat deze jagers zich na het passe ren van de drijf achter de drijvers zouden aansluiten om zodoende te voorkomen, dat het wild zou terugslaan en weer naar het originele bos zou vluchten. De schutters zouden in de sawa'h's posteren in de op bamboestutten gebouwde waakhuisjes ter wijl de jagers, die in de rivierbedding zou den posteren zich zouden opstellen op de enorme, zich in de rivierbedding bevinden de bergkeien en daar vrijwel uit het zicht zouden staan en toch vrij konden schieten, daar hun schot dan altijd naar onder gericht zou zijn en dus geen gevaar zou kunnen op leveren voor de rest van het gezelschap. Bovendien werd door de wedana en de ki aji nogmaals gewezen op de streken van "Si Kiaji", die bijna nooit bij de honden uit kwam of erop wachtte en meestentijds op eigen gelegenheid doorbrak, zonder dat men er erg in had. Bovendien zou bij deze opstelling de kans niet groot zijn, dat hij gelegenheid zou krijgen een van ons aan te vallen zoals met mijn Amerikaanse vriend was gebeurd. Wij spraken af, op alles te schieten dat de moeite waard was, dus niet speciaal zouden wachten op Si Kiaji (wordt vervolgd) Veel lezers blijken geïnteresseerd in het boek Railroad to Death van John Coast. Zoals men weet, ligt dit boek ten grondslag aan de film, waarover onze redacteur Bartman schreef in Tong Tong van 15-7-72 (17e jg. no. 1) en die door de Duitse televisie - helaas (nog) niet door de Nederlandse - is ver toond. Wélnu, onze medewerker is in het bezit van een Digit-editie van John Coasts boek van 1965 (Brown, Watson Ltd, Digit House, Harlesden Road, Wil- lesden Green, London NW. 10). Wie er belang in stelt en het hier niet (meer) kan krijgen, wende zich tot de uitgever. John Coast, tussen haakjes, vertoefde in de periode 1945-1950 geruime tijd in Indonesië. Hij huwde de dochter van het voormalig Indonesisch lid van de Raad van Indië en minister in het Ne derlands oorlogskabinet in Londen Su- jono en daar zijn belangstelling in hoge mate naar Indonesische cultuur uitging hield hij zich na de souvereiniteitsover- drac'ht met zijn vrouw bezig met het or ganiseren van Indonesische culturele manifestaties in het buitenland, voorna melijk Gr. Brittanië en de Verenigde Staten. Maar dat is ook al weer een twintig jaar geleden en sedertdien heb ben wij hem uit het oog verloren. Wie 'kan ons mededelen, wat er van Coast en zijn Indonesische echtgenote is ge worden? J.H.R. Net ontvangen: Een kleurige collectie BRIEFKAARTEN met Indonesische tafree'ltjes: dansers, landsdhappen, nationale kostuums, batikmotieven etc. etc. Met de hand ingekleurd. Per stuk 1,25 (met env.) Bestelling per 6 stuks geen porto. Gevraagd: Goede kennis van de Indonesische- en Chinese keuken is een eerste vereiste. Meerjarige ervaring in het samenstellen van Indonesische- en Chinese gerechten strekt tot aanbeveling. Geboden wordt een vaste betrekking met interessante mogelijkheden. Sollicitaties onder nummer 2534 van dit blad of bellen met 020-67173. 19

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1972 | | pagina 19