Nederlands-lndië in de vernieuwde afdeling Vaderlandse Geschiedenis van het Rijksmuseum te Amsterdam ^oor Dr. H. J. de Graaf Sedert enige jaren was de afdeling Vader landse Geschiedenis van ons Rijks Muse um niet te bezichtigen. Zij werd opnieuw opgesteld en tevens verplaatst en wel van de oostelijke vleugels naar de binnenplaats die deze omsluiten. In de jaren van her schikking werden slechts enige uitgelezen voorwerpen in een klein zaaltje geëxpo seerd. Sedert het vorige najaar behoort deze ongelukkige toestand tot het verleden. Met enige plechtigheid, o.a. in aanwezigheid, van H.M. onze Koningin, werd de opnieuw geordende afdeling van de Vaderlandse Geschiedenis voor het publiek opengesteld. Alles is nu keurig opgesteld en er moet zelfs een beroepsetaleur bij de rang schikking te pas zijn gekomen. Bovendien is het tijdsverloop thans uitgebreid. Men begint nu. na een inleiding over de be grippen taal en tijd, met de praehistorie en eindigt pas met de Bevrijding 1945, terwijl de verzameling vroeger werd afgesloten met het machtige doek van Pieneman's slag bij Waterloo. Over het algemeen kreeg deze Renaissance der historische afdeling een goede pers- Men bewonderde de fraaie en overzichtelijke opstelling. Inder daad schijnen zekere educatieve doelstel lingen aan de nieuwe ordening niet vreemd te zijn geweest. Hierover kan men rede twisten. Een deel der bezoekers zal deze opvoedkundige bedoeling toejuichen, ande ren willen niet graag onderwezen of be leerd worden en verkiezen het onder te duiken in een grote rijkdom van materiaal om daarin hun eigen weg te zoeken. Doch deze laatste groep zal slechts klein zijn. Bij de vaderlandse historie behoort ook de expansie naar Oost en West, zoals men tegenwoordig vaak onze koloniale geschie denis noemt. Hiervoor zijn geen afzonder lijke ruimten gereserveerd, doch de kolonia le historie is in het geheel der vaderlandse geschiedenis opgenomen. Over dit beleid valt ook te discussiëren. Wat mij persoon lijk betreft, ik had er stellig de voorkeur aan gegeven, indien de Oost- Indische ver zameling ten minste ondergebracht was in het oude 17e eeuwse gebouw der Oost- Indische Compagnie aan de Hoogstraat, doch daar huist tegenwoordig de dienst van Invoerrechten en Accijnzen. Wat zou het mooi geweest zijn, als b.v. het schilderij van Beekman, voorstellende de Bataviase Vismarkt omstr. 1655 herplaatst had kunnen worden boven de schoorsteen in de zaal, waar eertijds de Heren Bewindhebbers der loffelijke Compagnie vergaderden! Echter, dit plan heeft geen doorgang kunnen vin den. Het gebouw was voor de genoemde dienst onmisbaar, en men wilde in het tegenwoordige rijksmuseumgebouw blijk baar alles bijeen houden. Nu is het inder daad een feit, dat de Indische stukken nu door méér mensen bekeken worden dan wanneer ze in de weinig riante Hoogstraat- buurt zouden zijn ondergebracht, waarheen een aparte tocht zou nodig zijn. Maar nu moeten de koloniën wel erg concurreren met de klein-Hollandse glorie. Bij de huidige opstelling vind ik een ernstig gebrek, dat bij vele zaken de toelichting ontbreekt. Vele kleinere voorwerpen missen elk etiket. Ook zijn sommige bijschriften minder gelukkig te noemen- Waarom moet nu wéér eens verteld worden, dat Coen voor de Inlanders zo hard was? Ware hij geen man van ijzer en staal geweest, dan zou men hem eenvoudig weggevaagd heb ben. Trouwens niet alleen voor Aziaten was hij ongemakkelijk. Hij was het ook tegen over landgenoten en Europese concurren ten. Zelfs tegenover zijn superieuren in pa- tria nam hij geen blad voor de mond. Waar om moeten ook nü weer de feiten op Banda gememoreerd worden, dat "vrij wel geheel uitgemoord" zou zijn (wat onjuist is), waar voor Coen slechts gedeeltelijk verantwoor delijk was? En heeft Reael slechts met Spaanse concurrentie te doen gehad? Van den Broucke zal zijn gouden ereketen met penning wel aan het gelukkig thuis brengen der retourvloot te danken hebben. Is het schilderij van Ambon's panorama op last van Heren XVII geschilderd? Of was het een idee van de eerste gouverneur, de brave Frederik Houtman, wiens portret ik hier pijnlijk mis. Het is mij niet duidelijk, waarom Coen's afbeelding omstr. 1650 gedateerd wordt. Volgens Mevr. de Loos-Haaxman zou het tijdens Coen's tweede bewind (1627-29) vervaardigd zijn. Doch verder is het begin der expositie alleszins de moeite van het bekijken waard, met zijn machtige portretten van leiders en aanvoerders uit de eerste tijd, met zijn indrukwekkende schilderijen van neder zettingen en factorijen, al liggen die groten deels buiten Indonesië. Het schilderij van Nicolaas Pienetnan voorstellende de overgave van Pangeran Dipa Negara. 6

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1972 | | pagina 6