HERLEVEND VERLEDEN Disco Bolland De werkzaamheid van de menselijke geest is nog altijd een vat vol raadselen. De schrijfster van deze herinneringen uit haar kinderjaren had zich in de loop van haar leven geheel en al losgemaakt van haar Indische jeugd. Een bezoek aan de Pasar Malam deed dit verleden als bij toverslag herleven. De herkenning van veel wat haar dierbaar was geweest drong zich onweerstaanbaar aan haar op Zo ontstond het hier volgend beeld van het spelend Indisch kind in oorlogstijd. Herlevend verleden van zovelen onzer. Op rolschaatsen roetsten wij naar beneden de Riouwstraat af. Het ging om de scherpe bocht. We móesten de draai nemen in een kordate zwaai. Dan op je hurken gaan zit ten en verder rollen, zo maar de helling afsjeezen naar beneden. Een spannende branie-stunt werd het eigen lijk, waar we elke dag vroeg voor op ston den en 's middags ons eten voor lieten staan, al hadden we honger. Ja, zo ging dat met mijn vriendjes en mij. Eén compliment heb ik gehoord - ik was geen "keet". Met veel roepen, lachen en vallen belandden wij in het grasveld langs de weg. Onbe zorgde kinderen leken wij samen, zo spe lend op de straat. Mijn knieën waren vol blauwe plekken en schrammen, en dat liet ook littekens na. "Foei," zei mijn tante. "Oppassen jij als je groot bent heb je lelijke knieën. Dat staat niet voor een meisje." Verbaasd inspecteerde ik mijn knieën en mijn benen. Ik vroeg me af wat ze eigenlijk bedoelde. Maar vlug wreef ik alle krassen weg en de vuile modder. Ik ging zitten rusten in de bermweg. En toen plooide ik nadenkend mijn rokje over mijn knieën. Een paar jongens hadden van hun rolschaat sen een houten wagentje getimmerd met een mobiel stuur voor de hoeken van de straten. Ze hadden het kundig in elkaar gezet en goed vast getimmerd. Met wat uitstekende planken aan weerskanten voor de voeten, leek het op een vliegtuigje. De jongens zaten er met hun tweetjes op en zij scheerden rakelings langs mij heen. Gillend, met sirenegeluiden. Ik fronste mijn wenkbrauwen omdat het allemaal zo hard ging. Ik bewonderde hen meteen heel erg en zuchtte diep van ontzag. Waarom? Omdat ze met al hun schreeuwend enthousiasme en hun lawaai er niet af vielen. Ondertussen genoot ik van het vrije wilde leven. Van hollen, rennen en springen. Het was oorlog, hoorde ik zeggen door mensen om mij heen. We mochten niet naar school van de bezetters. Dat waren de japanners. Zij waren gekomen om de ar chipel te redden uit de handen van de blanken. De japanners waren geel en hun land was te klein. Zij wilden Japan uitbrei den. Dat betekende meer land gaan ver overen om honger en armoede op te lossen voor hun volk in nood. Sommige mensen zeiden, dat Japan de wereld wilde veroveren. Waarom, omdat ze geen eten meer hadden? Ik vond dat vreemd, want ik had ook honger. Ik vroeg me af waarom ze in mijn land gin gen wonen. Het was mijn land en ik be hoorde tot het volk. Maar ik was blank. Ik vroeg me af waarom hun vrouwen geen rijst in Japan konden kopen. En waarom ze daér niet gingen koken. Een ding was een toffe zaak, we hoefden niet naar school. Ik heb dat nooit betreurd. 10 Later begreep ik, dat het een grote verlei ding moest geweest zijn, om niet naar school te gaan. Door Japan zouden wij in de politiek nog een scheve schaats rijden. Gelukkig heb ik het zelf doorzien, toen ik groter werd. Want wat gebeurde er als wij eventueel naar school gingen? Er werden razzia's gehouden door de Kempé Tai. Zij kwamen kijken en hadden andere ideeën en in opdracht van de Kempé Tai werden alle schoolboeken verbrand. Domweg foet sie. De leermiddelen werden ons ontnomen. Zo leerden wij zwervend langs de straten, net als zigeuners en de saté-man, het leven anders zien. Tèk-tèk-tèk sloeg ik met twee stokjes voor de saté-man. Maar ik miste nog het talent van rekenkunde en omzetten tot geldwaarden in de richting van "een huis op Miami-beach in Amerika". Hoewel, ik volgde al gauw het systeem van de Indo nesiër die tellend in vijven en tientallen zijn aardappelen verkocht. Hij ging zingen terwijl hij telde. En ik ging djongkok en luisterde. We hadden veel te doen op straat en wij waren altijd bezig en ik heb mij in die dagen nooit verveeld. Soms doken we onder in een geheimzinnige koempoelan. Ook dat mocht niet van Nippon. Daar in de bijeen komsten waren altijd Ooms en Tantes. Zij leerden ons taal en rekenen. De eerste beginselen van rekenen leerde ik op mijn tien vingers. En ik deed het op mijn duimpje, met allerlei verhalen uit de buurt. "The walking daily express and you never can tell whats going on to day". Wij hadden geen papier of potlood meer, in ieder geval heel weinig. Mijn Tante heeft de resten kleurpotloodjes, die ik bezat van mij weggenomen, ze had niet aan mij ge vraagd of ze ze hebben mocht. Ik was diep verontwaardigd. Ze tekende heel mooi en maakte fotoschilderijen en die werden ver kocht in ruil daarvoor kreeg ik te eten zo ging het ook met mijn vriendjes en vrien dinnetjes. Wij allemaal werden wandelende trouba dours, we zongen balladen. Alles moesten we onthouden. We legden elkaar uit, wat we geleerd hadden. Soms hadden we vrese lijke ruzies onderling. Dan hoorde je: "Ik weet het lekker beter dan jij, hoor. Dat is niet waar. Wat mijn vader zegt is goed. Jouw vader is er niet. Heb je wel een va der?" Wij vertelden onze verhaaltjes buiten de koempoelan verder. Kleine praatjes in de grote wereld. We spraken in tuinen en in straten onder elkaar. We klommen er mee op de daken en we klauterden kletsend Stationsweg 143 tel 070 6017 03 DEN HAAG Stationsweg 77 tel. 070 60 15 12 DEN HAAG Herenstraat 157 tel. 070 86 32 01 VOORBURG Fred. Hendrikl. 161 tel. 070 - 55 66 97 DEN HAAG Nieuwe zending L.P.'s uit de tropen ontvangen: Salina I en andere Sali- na s, echte oude krontjong asli o.a. door Annie Landouw een nieuwe! Gamelan L.P.'s Javaans, West-Ja vaans en Bali, grote collectie Coun try L.P.'s. Heruitgave Platters, Ink Spots, Pat Boone etc. steeds in goedkope series voorradig. in de bomen. We gleden langs lantaarnpalen naar beneden, je weet wel bij die hoge muren van de Sim de Ruiterlaan. Bij Tante Vera stond een grote boekenkist in de hoek van de hall. Ik had plaats achter de kast gevonden tijdens het befaamde "ver stoppertje spelen". Een spel dat wij nooit moe werden. Eén keer hadden ze mij niet gevonden en ineens kroop ik achter de kist vandaan. Ik werd nieuwsgierig en maak te de kist open. De inhoud rook naar boe ken en papier. Lange tijd was alles gesloten geweest. Van die dag af vergat ik die boeken-koffer niet meer. Ik plaatste haar in het rooster van mijn geheugen. Tante Vera gaf toestemming erin te gras duinen als ik maar heel lief was. Zo maakte ik een wandeling naar de djatiehouten kist. Als ik onhebbelijk zei: "Stik in de boterblik," tegen Pieter omdat ik zag, dat hij nog net even vlugger was dan ik en hij "de kleine Heidi las", dan hoorde ik zeggen "Pas op kind, dat komt uit, kind". "Hé, mag ik dat niet zeggen", vroeg ik. "Nee, alles wat je zegt komt uit." Wij kinderen leefden in communaal ver band. We werden te hooi en te gras en passant door Jan en Alleman opgevoed. Het maakte diepe indruk op mij, wat tante bij de boekenkoffer gezegd had. "Stik in de boterblik, dat komt uit." Later vroeg ik aan mijn andere Tante, "Weet je Moses zei, het Manna komt uit de hemel". "Pas op het komt uit." Ja, dat is zo", zei mijn Tante. Ik werd bang en bedacht mij driedubbel voor ik weer zou spreken. Zo werd ik mij op mijn zevende jaar bewust, dat woorden heilige dingen zijn. Ais het waar is, dat rijst zomaar uit de hemel valt dan moet je voorzichtig zijn. Daar valt niet mee te spotten. Woorden komen uit, alleen al door ze uit te spreken. Ze vormen het leven en de wereld waar je in gaat wonen, en waar je midden in moet staan. Op een dag zei ik op mijn buik in het gras liggend met mijn handen in het water van de sloot plassend: "Kikkerdril, kikkerdril stik niet in de boterblik. Maar ga zwem men." Ik bleef kijken in het water of het gebeurde. Het was erg warm in de zon. Het gras was nog koel na de moesson en nog niet dor. Henkie en Annie, speelkame raadjes en buren van de overkant, kwamen ook kijken naar het kikkerdril. We tuurden met zijn drieën in het water. Henkie maakte van een stok en een touwtje een hengel en slierde kringetjes in het wa ter. 's Avonds keek ik nogmaals in het wa ter. Er was niets te zien. Geen visje Er was helemaal niets gebeurd. Maar 's mor gens was mijn teleurstelling over en ik zag opgelucht dat het uitkwam, allemaal. Daar kwamen we weer aan op rolschaatsen. Ik viel natuurlijk en bij het nemen van de bocht belandde ik bijna in het water. Alles was uitgekomen en honderden kleine dikkopjes krioelden in het water rond. Hen kie schopte zijn rolschaatsen meteen uit en kwam met een glazen stolp aan rennen en met zakdoeken vingen wij al die levende diertjes. Mijn jurk werd nat. "Donderkop- jes", noemde Hans dat. Ik zong een liedje, "Zeg, kikkerdril, kikkerdril niet stikken tus sen Keulen en Parijs, en het dondert niet zomaar in de boterblik." Ik hoor het in Keulen donderen" zei Hans. Dat had hij ook van mijn Tante gehoord, s Avonds als ik doedoek op het platje aan het bikkelen was, dacht ik heel goed na. Ik dacht na over bikkelen en donderen. Het was een gloednieuw begrip voor mij ge worden. Donderende donderkopjes bete kende voor mij plotseling en heel onlogisch

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1972 | | pagina 10