OP ZOEK NAAR INDISCHE
LITERATUUR
Zeker al van de begin 50-er jaren af, heeft
bij R. Nieuwenhuys het voornemen bestaan
een studiewerk te schrijven over Indische
literatuur - of heeft bij velen die verwach
ting bestaan van onze Nestor van de In
dische ietteren.
Nu, na 20 jaren, is de "pil" (van niet minder
dan 645 pagina's) eindelijk uit - en is nog
steeds zweverig als elke bestaande opinie
over Indische literatuur, ja, kan nog steeds
nergens zeggen wat "Indisch" eigenlijk is.
In een vrij uitvoerige Inleiding plus een
Verantwoording aan het slot legt de schrij
ver uit, waarom hij niet exacter is kunnen
zijn, zodat het boek niet méér is kunnen
worden dan "het relaas van algemene en
bijzondere menselijke ervaringen, die met
Indië/lndonesië verbonden zijn geweest",
inderdaad dus alleen "een spiegel", van het
nog steeds vrij onduidelijke beeld van wat
men in de loop der eeuwen "Indisch" is
gaan noemen.
"Hoe moest ik verder deze literatuur die
verbonden is met het voormalige Ned. Indië
en het tegenwoordige Indonesië van de Ne
derlandse onderscheiden?" schrijft Nieuwen
huys in zijn "Verantwoording" aan het slot,
nadat hij er in de Inleiding al niet in ge
slaagd is duidelijk te maken wat hij zoekt of
wat hij wil. "Van Indonesische literatuur kon
ik niet spreken, omdat wij daaronder de lite
ratuur in de bahasa Indonesia verstaan. De
letterkunde die ik op het oog had, was in
het Nederlands geschreven, een Neder
landse literatuur dus. In dit geval een In
disch- Nederlandse letterkunde, of korter
uitgedrukt, een Indische letterkunde...", enz.
enz. Het is een voortdurend aarzelend tas
ten, voortgaan en terugkeren.
Eigenlijk kan het ook moeilijk anders, want
het is zonder meer waar wat hij in het begin
van zijn inleiding zegt: "Wie na de Neder
landse letterkunde de Indisch-Nederlandse
letterkunde in studie neemt, komt een nieu
we wereld binnen." En wie een nieuwe we
reld binnen treedt, moet per sé de maat
staven van de oude wereld wèg leggen, en
zeker de "kastjes-indeling" van de Neder
landse letteren. Het is dan ook verder totaal
onmogelijk om van dit boek enige literaire
uitspraak te verwachten.
Het is een register geworden van een hele
reeks "scribenten" over het leven in Indië,
hun volledige namen, bijnamen, schuilna
men, voorletters, titels, beroepen, plaatsna
men en jaartallen. Vergezeld van de be
kendste uitspraken, recensies, citaten, opi
nies en delen ervan over hun producten,
waarbij uiteindelijk de lezer zelf beslissen
kan wat aannemelijk (of niet) is wat van
deze scribenten geschreven is. Aan de hand
van deze gids echter kunnen zij die ge-
interesseerd zijn in Indische literatuur in
de toekomst vrij aardig terecht. En daarmee
zijn wij wérkelijk een hele stap vooruit na
al die decennia (om niet te zeggen: eeuwen)
van Nederlandse letterkunde zonder zelfs
maar een beknopt overzicht van wat in dit
kader in of over Indië geschreven werd.
Omdat echter door het uitbreken van nor
men en grenzen van dit arbeidsterrein de
lezer op het laatst zelf niet meer weet, wat
hij zoeken moet, schijnt soms het Indisch
patroon van deze studie geheel "in de mist
geraakt" te zijn, ja is soms geen spoortje
"Indische adem" waar te nemen.
Omdat geen één klassificatie van waarden
uitgezet is kunnen worden, is vaak alleen
verder geschreven met een wanhopig "dit
óók nog" en "dat óók nog", zodat aan het
eind alleen verzucht kon worden: "Bij de
voltooiing van dit boek heb ik nauwelijks
een gevoel van voldoening gehad, eerder
van opluchting." Nogmaals: deze openhar
tige verklaring pleit voor de schrijver. Dat
een ongeëvenaard deskundige op dit ge
bied kalmweg zegt, dat hij de oneindig ge
compliceerde Indische letterkunde niet aan
kan, is altijd beter dan de tot nog toe min
of meer gangbare opinie dat de Indische
literatuur een soort wormvormig aanhangsel
is van de Nederlandse.
Naast ontegenzeggelijk een bepaald "body"
van goede waarnemingen en beoordelingen,
bevat het boek een schier eindeloze massa
"klein grut", terwijl daarnaast ettelijke on
verklaarbare "gaten" en vergissingen zijn
te vinden: waarom wordt Hein Buitenweg
met anderhalve regel afgedaan, terwijl deze
verzamelaar van Indische memorabilia (net
als R.N. dus!) toch tien boeken geschreven
heeft, die tienduizenden Indische lezers nog
lang zullen boeien. Waarom is Vilma (Zadel-
hoff) "vergeten" met haar door en door
Indische "Om en bij 'de kleine Anglo", dat
destijds toch als feuilleton in de literaire
rubriek van "Het Vaderland" liep? Verder
is Lin Scholte nogal finaal en onverklaard
"alles behalve literair" genoemd met een
even raadselachtige beoordeling: "de
schrijfster moet er geen idee van gehad
hebben wat ze schreef..."
Eerlijk gezegd: Ik vaak ook niet. En ik
zweer: Maria Dermoüt ook niet, omdat één
van de eerste eigenschappen van literatuur
nog steeds is: onbevangenheid, "rechtuit-
heid". intuitie.
Als wij ervan uitgaan, dat de Indisch-Ne
derlandse letterkunde tot "een nieuwe we
reld" behoort, dan hoort Lin Scholte ertoe.
Met haar maatstaven; niet de Nederlandse.
En men kan nog steeds elke handvol van
de beste mestizo en criollo schrijvers uit
Zuid- en Midden-Amerika erbij halen, om
direct levensgrote paralellen te ontdekken
tussen hen en Indische schrijvers, "die niet
wisten wat ze deden", maar die juist des
ondanks, of juist daarom Indischer waren,
dan welke imposante schrijver ook, die "In
disch paradeert" met Hollandse maatstaven,
maar die in feite vaak alleen maar pakweg
intellectualistisch, erotisch of politiek is,
maar GEEN LOR Indisch.
Want geboorteplaatsen, kindermeiden of
diensttijden zeggen NIETS over het Indisch
zijn. En daarnaast zijn er journalisten ge
weest, die hele brokken uitstekende In
dische literatuur schreven. Terwijl ook in
vele ambtelijke missiven, rapporten en
brieven menig brok onvervalste Indische
lectuur te vinden móet zijn.
Wat R.N. Lin Scholte als fout of een tekort
aanrekent, het gebruik tussen eenvoudig
Nederlands van "plechtige, bijna bijbelse
woorden en stijve zinnen", is in feite niets
anders als het door en door Indische z.g.
"stijlen", waaraan niet alleen soldatenkin-
deren, maar ook hoge ambtenaren zich
"schuldig maakten". Niemand was in Lin's
tijd verbaasd een brief te krijgen van een
oom, waarin hij schreef, dat hij zeer ver
heugd zou zijn "als zijn neef zijn nederige
stulp met een bezoek zou willen vereren".
Dergelijke "bombast" vindt men ook bij
Z. Amerikaanse M. Amerikaanse schrijvers,
zoals Garcia, Octavio Paz en zelfs de No
belprijswinnaar Pablo Neruda, maar ja daar
voor moet men de Indische "ambiance"
kennen. En daarvoor moet je zelf haast
een geest hebben als Busken Huet, dus
"artistiek genuanceerder" zijn dan een ty
pisch Nederlandse zwaartillende Potgieter...
Journalisten als Wormser, van Goudoever,
Zaalberg, Zentgraaff en Ritman hebben vaak
boeiend, beeldend en met gróte helderheid
over Indië geschreven, maar om deze eigen
schappen zijn zij in de "Spiegel" helaas niet
genoemd.
Aan de andere kant raakt ook R.N. niet van
die "klassificatie" af van de "roddellectuur"
die veel Indische literatuur zou zijn, een
aantijging die alle zin mist als men wéét
dat de Nederlandse literatuur vaak als voor
beeld heeft gediend voor Indische schrij
vers en we zitten er nu al twintig jaar mid
denin: er is geloof ik geen enkele andere
literatuur ter wereld, die zó doordrenkt is
van geroddel en verdachtmakerij als de
Nederlandse, al is veel handig (en hypo
critisch) weggemoffeld achter cultuur, poli
tiek en religie. Maar de hoofdkenmerken:
platburgerlijkheid en leegheid zijn nog
steeds dagelijks aanwezig in de vaderlandse
"literatuur"
De schrijver heeft er weliswaar veel doekjes
om gewonden (en hij weet het en hij zégt
het), maar hij kan niet zeggen, wat Indisch
is, laat staan wat Indische literatuur is. U
weet het ook niet, wij ook niet. En het is
dus toch wel typisch, dat ook al kunnen wij
goed aanvoelen, wat Indische lectuur (en
dus ook Indische literatuur) is, wij niet kun
nen determineren, wat het is. Misschien
zitten we er te dicht met de neus bovenop;
we hebben in elk geval de overtuiging dat
dit het geval is met Nieuwenhuys, die in
derdaad een gewoonweg krankzinnige hoe
veelheid uitspraken en opvattingen naarstig
bijeen gegaard heeft.
We zijn dus nog steeds op zoek naar wat
Indisch is en misschien moeten we wachten
tot een NIET-Indischman aan het beschou
wen en onderzoeken van Indische literatuur
raakt. Want wij hebben bij zo iemand als
Knuvelder uitspraken gelezen over b.v. Huet
en Couperus, die ons treffen door diep in
zicht naast brede conceptie, die wij nergens
anders zó penetrant aangetroffen hebben.
Verder is er reden om een studie, een
essay over Indische literatuur te verwachten
van die kenner par excellence van de mes
tizo- en criollo-literatuur Dolf Verspoor.
Want hoe dan ook, ook deze literatuur van
Zuid- en Midden-Amerika is net als de In
dische, uitgesproken EURO-TROPISCHE li
teratuur, ontsproten uit een typische meng-
beschaving van Europese en tropische waar
den, waar sinds anderhalve eeuw de Zuid
en Midden-Amerikaan een nieuwe en eigen
oriëntering zoeken na definitief Europa en
de Ver. Staten afgewezen te hebben als
fundamentele cultuurbron.
Wie een studie maakt van de nieuwe be
schavingen van Zuid- en Midden-Amerika
vindt hele rissen leefpatronen van ons eigen
Indische leven terug, de meest notoire nog
wel het oorspronkelijke Casa Grande y
Senzala-patroon: de wisselwerking van cul
tuurwaarden tussen hoofd- en bijgebouwen,
terwijl wij nog steeds praten van koloniale
verhoudingen, waarin op zijn hoogst senti-
12