<^Brantaó
In Surabaya, merkten we dat vele Surabajanen zich niet konden herinneren (of zich niet konden
voorstellen) hoe breed eens de Brantas was die nu in elk geval na de sluis bij Gtibeng door de
aanslibbing in de loop van vele jaren zó smal is dat je er met een beetje goede aanloop over heen
kan springen hier en daar. En boven de sluis is het weliswaar wat beter, maar pas als men oude
fotos beziet, realiseert men zich hoe machtig de Brantas eens-was! Boven: de Brantas omstreeks
de eeuwwisseling bij de oude) Gubengbrug, onder een kijkje kort vóór de oorlog met op de
achtergrond het gebouw van de roeivereniging en de achtertuinen van de huizen aan de
Sumatrastraat.
Hier hebben ontelbaar veel zeemiliciens hun eerste roei-onderricht gehad.
Achter de Gubeng-brug op de achtergrond lag de marinekazerne. Die is thans in gebruik bij de
Indonesische Marine.
voelde er niet voor. Zij waren daar te fijn
voor gebouwd, zoals zij dat uitdrukten.
Op dagen van traktement f 0,95 in de 5
dagen) gingen de Jannen „van de kist". Zij
beschikten op de slaap- woonzalen niet
over stoelen. Zaten als de centjes waren
versnoept en geen lust hadden om uit te
gaan op die kist. Doch dat veranderde als
ze hun gadji hadden opgestreken. Dan trok
ken ze naar de cantine (de Pijp) waar het
stamp-en-stamp vol was. Er werd een stevi
ge borrel gedronken. Bekend is de anecdo
te van de vaste bezoeker, wanneer hij op
soldijdagen aan het buffer staande zijn
eerste borrel aanneemt, liefdevol aankijkt
en tegen hem zegt, voor dat hij hem op de
bekende manier naar binnen wipt: „Nou
dikkop (een dubbele borrel) zorg dat je een
goed plaatsje vindt, want het zal vandaag
wel vol lopen en er heet toe gaan".
De Jannen hadden in de pijp lol voor zes.
Rondjes werden over en weer gegeven.
Zangen werden aangeheven. Zij waren echt
„van de kist".
Was het traktement er doorgelapt dan be
stond nog al eens het verlangen het feest
elders voort te zetten. Het feest verplaatste
zich dan naar de Chinese kamp, waar soms
gegeten en gedronken werd in de toko van
een „bamiboer" doch waar men vergat te
betalen. Soms ook sneuvelde het meubilair.
Het was eigenaardig, dat de Jannen aan
enkele beroepen waaraan dat van boer ver
bonden was, naar nederlands gebruik in
Indië overnamen. Zo spraken zij ook van
slokjesboer, meestal een gepensionneerd
Eur. militair die hun in de kampong een
slecht soort arak tegen lage prijzen leverde.
De arts die hen behandelde voor geslachts
ziekten werd salversanboer genoemd.
Het spreekt vanzelf, dat sommige (wan-)
daden der Jannen niet ongestraft konden
blijven. Na een proces-verbaal van de
schout of een rapport van een militaire
patrouille volgde een onderzoek, dat meest
al uitliep op een zware douw en in ernstige
gevallen een krijgsraadzaak werd.
Voor de jongste luitenant der compagnie
was het dan weggelegd om een voorlopig
onderzoek te houden. Na verloop van enige
weken kon ik reeds van te voren het vol
gende vermelden; „Me" hadden een pot
(A.V.H.). We lagen achter de spoordijk (een
geliefkoosde plaats om de vierkante pot
soldaat te maken). Hij zei niks en ik zei niks
en van het een kwam het ander! Ik las dat
dan voor en zei: „Mannen, vertel mij nu
maar eens wat er alzo gebeurd is".
De straffen die werden opgelegd voor (her
haalde) dronkenschap waren niet mis. Ver
zwaard en streng arrest van ten hoogste
14 dagen, soms zelfs terugstelling in rang,
in dien het gegradueerden betrof, waren
niet zeldzaam. Daarbij konden nog ver
zwaarde straffen komen nl. die van inhou
ding van soldij en vermindering van kost.
Ook kwam het voor dat een enkeling die
het al te bont had gemaakt met een rood
paspoort uit het leger werd ontslagen wan
neer gebleken was dat noch plaatsing in de
2e klas van militaire discipline, noch bij
het strafdetachement te Ngawi - dat uit
sluitend voor ongegradueerde militairen be
stemd was - verbetering van gedrag tot ge
volg had gehad. En dat alles door de
drank, waaraan de militaire autoriteiten me
de schuldig waren. Aan de ene kant liet
men toe dat de borrels in de pijp ongelimi
teerd werden geschonken met gevolg veel
dronkenschap. Aan de andere kant dwaalde
de soldaat die in beschonken toestand naar
de tangsi terugkeerde de provoost in. Het
aantal straffen aan Europeanen in het leger
wegens dronkenschap uitgedeeld bedroeg
in 1914 2062.
Sommigen gingen zo ver om aan geld voor
jandoedel te komen dat zij een gedeelte van
hun uitrusting verkochten, vooral schoenen.
Zij kregen een aantekening in hun zakboek
je: Ja- goedverkoper. De schuld die werd
veroorzaakt voor de aanvulling van de uit
rusting werd bij iedere soldijuitbetaling ge
deeltelijk ingehouden. Typerend was dat
door de Jannen tijdens marsen veelal een
lied werd gezongen, dat aan het goedver-
kopen was gewijd. Het luidde aldus:
Geef mij een duitje, met traktement terug
(2 maal)
want we hebben de hele zaak verzopen
we hebben geen duiten meer, we hebben
geen schoenen meer (bis)
leen ons een duit.
(Het is natuurlijk niet zo dat alle Europese
fuseliers dronkaards waren. Een deel van
de mannen was naar Indië gekomen om in
het leger iets te bereiken. Zij brachten het
tot korporaal, sergeant, sergeant-majoor,
onderluitenant, zelfs enigen tot de rang van
luitenant en kapitein).
(wordt vervolgd)
15