DE GATE CRASHERS
Een herinnering uit de goede oude tijd
door
Klaasje Sevenster
Kees, Joop en Wim zaten desavonds
in de mess aan entree Gondangdia
rustig in de voorgalerij de avondcou
rant te lezen. Het was doodstil; slechts
zo nu en dan hoorde je het geluid van
een krekel, de rem van een auto, of
een rijder, die wat onhandig overscha
kelde, maar verder echt gezellig stil,
om haast bij in slaap te vallen.
Plotseling de stem van Kees: "Zeg lui,
nou moet je eens luisteren."
Joop en Wim keken op, een beetje ver
stoord, omdat zij in het lezen van de
courant gestoord werden.
"Het is toch krankzinnig, moet je le
zen".
"Ja, wat dan?"
De heer en mevrouw Van Heyningen
zullen dinsdag 19 februari van 7-9 u.
gaarne ontvangen. Kleding wit."
Maar, wat is daar nu voor geks aan?"
vroeg Wim.
In feite niets, maar ik dacht zo ineens
wat zou er nu gebeuren, als wij eens
dinsdagavond bij die lui binnenstap
ten?
"Stapel", zei Joop. "Hoe kom je op de
gedachte, dat doet men toch niet."
"Juist, omdat men dat niet doet, moes
ten wij het eens doen. Wie die Van
Heyningen is, weet ik niet; kunnen we
trouwens wel aan de weet komen. Maar
ik zou wel eens willen zien, wat er nu
gebeurt, als wij daar binnen stappen
en onze opwachting maken."
Hoe gek de anderen het ook vonden
afgesproken werd, dit toch maar eens
mee te maken.
Dinsdagavond half zeven waren alle
Vroeg genoeg werden wij dan gewaar
schuwd om weer naar huis te gaan. Dan
had je de hele weg terug en dat viel dan
om de drommel niet meer mee. Vaak kwam
je doodmoe thuis, maar je had een fijne
dag gehad. Welk kind vandaag loopt kilo
meters naar zijn vrienden, om gewoon te
spelen?
Warak heb ik na mijn jeugd niet weer ge
zien, wel altijd hun stands op dé Pasar Ma-
lam. Later hadden ze er ook een zeepzie-
derij.
Sporadisch kreeg je nog weieens een publi
catie over de kolonie, of je hoorde wat van
kennissen, die er geweest waren. Met de
jongens heb ik geen contact meer gehad en
tijdens de bezetting hebben de Japanners er
duchtig huisgehouden, is mij verteld.
Toen ik eens met ziekte in het gebouw van
de Topografische Dienst, gebruikt als Zie
kenzaal, dichtbij het Kerkhof op Salatiga,
lag, was daar een babu, die Christelijke
liederen zong. Zij was Christin en kwam van
Warak. Die vertelde mij, dat er niet veel
van over was. Kort geleden was eert Offi
cier van het Leger des Heils bij me op
bezoek geweest. Zij was pas een paar jaar
in Holland en moet hier nog wennen. Die
vertelde, dat de hele familie Emmerik en
Alm nu in Nieuw Zeeland een nieuw tehuis
hebben gevonden. Jan Weites
heren keurig in een witte open jas met
zwarte das, een beetje "van de deftig"
behoorde er volgens hen toch wel bij,
gereed om naar Kebon Sirih 56, - daar
was de ontvangst - te gaan.
"Je moet er natuurlijk niet precies om
zeven uur voor de deur liggen," zei
Kees. "Zo even voor half acht, dat
staat beter. Misschien gaan we er dan
om half acht alweer uit, maar, dat zullen
we wel zien."
Van éntree Gongdangdia naar Kebon
Sirih was niet zover, zodat men be
sloot te gaan lopen. Het was koel en
droog weer, dus geen enkel bezwaar.
Dicht in de buurt van Kebon Sirih 56
aangekomen, kon je al merken, dat er-
iets aan het handje was. Zowel aan de
linker-, als rechterzijde van de weg
stonden vele auto's geparkeerd, terwijl
een lange file vanaf de weg de linker
ingang inreed, om er rechts weer uit
te komen.
"Nou, nou, dat is wel wat," zei Joop.
"Weten jullie al, wie die Van Heyningen
is?"
"Geen flauw idee, maar wat kan ons
dat schelen. Vooruit mannen, naar
binnen!"
De daad bij het woord voegende,
stapte Wim als eerste de treden van
de voorgalerij op, gevolgd door Kees
en Joop.
Boven aan de ingang stonden een
heer en dame. Ze moesten wel de heer
en mevrouw Van Heyningen zijn.
Onder het prevelen van iets, dat in
het geroezemoes erg onverstaanbaar
klonk, drukten alle drie de hand van
Mevrouw en Mijnheer en liepen door
naar binnen.
De eerste moeilijkheid was achter de
rug.
"Hè, hè", zei Kees, "ik zweette bloed,
jongen, jongen, wat kneep ik hem; dat
we er direct uitgesmeten zouden wor
den. Maar we zijn binnen en nu maar
verder zien."
Het was er zeer druk. Een mengeling
van mannen en vrouwen uit de hogere
rangen, waarschijnlijk ambtelijke, zo
aan de gezichten en lintjes te zien. De
één deed nog deftiger dan de ander.
Waar je ook keek, zag men elkaar
op formele wijze begroeten, dames
knikten, sommigen zelfs, hadden zij
zeker vroeger geleerd, bogen een knie
of maakten een lichte buiging, vele van
hen hanteerden een kleine waaier, dat
stond ook deftig en zéér beschaafd.
Iedere lach was een beetje ingehouden,
alsof men angst had zich iets tejuid
te laten horen, waardoor de aandacht
op je zou vallen, dat paste niet in een
dergelijk milieu!
De drieling werkte zich langzaam door
de menigte, want dat was het inmiddels
wel geworden, in de richting van de
bedienden, die grote bladen met alle
mogelijke dranken en drankjes torsten
Kees, Joop en Wim lieten zich niet
onbetuigd en zorgden er wel voor, dat
zij steeds een gevuld glas of glaasje
in de hand hadden.
Helemaal op hun gemak voelden zij
zich echter nog niet dus bleven zij
onafscheidelijk bij elkaar. Zagen zij
iemand, die hun bekend voorkwam,
en dat kon natuurlijk niet uitblijven,
dan drukten zij zich even in een ach
terhoek, een zucht van verademing
slakende als zo'n gevaar weer ge
weken was.
Naargelang het later werd en het af
scheidsuur naderde, werd de stemming,
(zouden die drankjes er niets mede te
maken hebben gehad?) een tikkeltje
luidruchtiger, er werd wat meer zonder
handjes voor de mond, gelachen, de
dames wuifden minder met hunne
waaiertjes, enfin, om kort te zijn, er
kwam wat stemming.
De stemmigsten onder de gasten hiel
den zich natuurlijk aan de tijden. Om
9 uur was dan ook meer dan de helft
der bezoekers en bezoeksters, na weer
gastvrouw en gastheer een handje te
hebben gedrukt, verdwenen, maar er
bleven er toch nog wel enkele, waar
onder het driemanschap hangen.
Dit driemanschap, die het corvee van
half acht af volgehouden had zonder
noemenswaardige moeilijkheden te ont
moeten, kreeg meer moed, bleven niet
meer als een klit aan elkaar hangen,
doch mengden zich onder hm, hm, de
notabelen.
Om circa half elf zat tenslotte het drie
manschap alléén met gastvrouw en
gastheer aan de geïmproviseerde bar.
De "ontmaskering" kon nu natuurlijk
niet lang meer uitblijven. Na de be
kentenis van de gate-crashers proost
te het echtpaar het uit. Daar moest
nog een glaasje op gedronken worden!
Ze vertrokken als laatste gasten om
half twaalf.
Thuisgekomen zei Kees; "Ik vond het
lollig, maar nooit meer, brr, wat kneep
ik hem, toen die Van Marele op mij
afstevende en zei: "Man, wat doe jij
hier?"
Van Marele, bankdirecteur, was de
hoogste chef van Kees, die de receptie
bezocht van een collega-directeur van
één der andere bank-instellingen, die
naar aanleiding van zijn benoeming tot
officier in de orde van Oranje-Nassau
de receptie had gegeven
Wat Kees als antwoord heeft gegeven,
vertelt het verhaal niet.
Het was een geslaagde engoed
kope avond, die met een daverend
gezellig afscheid van gastheer en gast
vrouw eindigde.
Het verhaal zou niet af zijn, als er niet
werd bij verteld, dat het drietal nog
vaak bij de familie Van Heyningen op
bezoek is geweest. Was er eens iets
bijzonders ten huize van deze familie,
zeker, dat in vele gevallen als er ook
"jeugd" werd verwacht het drietal werd
uitgenodigd.
Waar is die tijd gebleven dat in Indië
"alles kon"?