Indonesische reis-notities (II) NGUDI GESANG We kwamen na een hopeloos telkens opgehouden charterreis om twee uur s nachts in Indonesië aan, natuurlijk tot groot ongerief van onze gastheer, die nochtans stoïcijns op Kemajoran op ons was blijven wachten (hoewel we al om zes uur in de middag zouden komen!) om ons te verwelkomen zoals een goed gastheer betaamt. Ook op onze vele latere reizen door Indonesië werden we keer op keer getroffen door deze perfecte gastvrijheidsopvattingen, die dit Indonesische volk al eeuwen lang erfelijk met zich meedraagt - en ongetwijfeld nog vele eeuwen langer de mooiste nationale karaktertrek zullen blijven. Hoe dan ook, pas de volgende avond waren we weer fit genoeg om de straat op te gaan. En dat deden we dan ook zonder bedenken. Op Pe- gangsaan Oost logerend (nabij de oude Britse "Box" van de Engelse buurt) waren we dus dichtbij Pasar Tjikini en zoals voor Bartman (en veel Indisch- gasten) zijn voor ons nog steeds in elk land de pasars en markten het object van onze eerste en grootste interesse. Omdat elke pasar meer dan welk stu dieboek of welke ideologie ook méér van de economie, zeden en gewoonten en beschaafdheid van een volk leren doet dan welke andere vorm van voor lichting ook. resten eten staan. Geen voedsel is ook kennelijk ooit te eenvoudig of te arm. Reeds op weg naar de Pasar Tjikini kon ik de verleiding niet weerstaan om zo maar een stukje singkong, vers ge bakken, mee te pikken van een verko per van allerhande gebakken hapjes. Voor vijf rupiahs (minder dan vijf cent) vier versgebakken geurige stuken. Waar heb je zo'n goedkope en toch voedzame hap in heel Europa? Ont houd dit telkens als economische Misschien ook, omdat men op een pa sar vrijer, openhartiger, onbehoedza mer" is dan op straat of op de perscon ferentie, dus ongeposeerd. Wonderlijk is ook dat op deze door en door men selijke "samenscholingen" niet alleen alle mensen op elkaar lijken, maar ook dat vele markt-patronen identiek zijn. M.a.w. op de markt aan de Rue Lepic in Parijs of de Mercado Libertad in Guadalajara of de 9th Avenue ter hoog te van 34th Street in New York of wel ke pasar in Indonesië of welke avond pasar in Singapore ook heerst precies dezelfde sfeer, ook in het opzetten van de standjes en de rommeligheid van de uitstallingen. In Indonesië heeft elke pasar boven dien zijn eigen "aanloop" van op weg naar de pasar zijnde verkopers, die maar alvast ergens in de buurt zijn neergestreken. Soms zijn die "aanlo pen in Indonesië een kilometer lang en vormen haast markten op zichzelf. Kennelijk is men in Indonesië niet zo streng met de marktbepalingen en gunt men elke pasargeld-ontduiker ook wel zijn slimmigheidje - en dat is ook weer echt typisch voor het "leef en laat le ven" van de Indonesische filosofie. Nergens elders in de wereld is men zó tolerant als hier. Het is een vast pa troon en menig regerings- of politiek aspect is tot dit patroon te herleiden. Hoe dan ook, wie niet oppast, kan al lang vóórdat hij op de pasar zelf komt om b.v. te eten, onderweg zijn eetlust al ruimschoots gestild hebben - of in elk geval dank zij een paar kleine appetizers" precies de eetlust opge fokt te hebben voor een gigantische maaltijd. Daarom eet in Indonesië ie dereen met smaak. Niemand laat ooit Wat blijft de bandeng toch nog steeds een mooie vis! Op elke pasar kan je hem vinden, natuurlijk om zijn exquise smaak, waar men graag de worsteling met de drie miljoen graten of daaromtrent voor over heeft. De bandeng heeft echt het "klassieke" model van de vis met de standaard verhoudingen tussen de kop, romp en staart. Daarbij is hij van een prachtig "zuiver zilver" „onder zelfs het lichtste bij-kleurtje. En als je dan nagaat dat hij leeft in BRAK water! Dus niet als andere vissen leeft óf in zout óf in zoet water, maar "er tussen in"zoals ook de Indischman eigenlijk niet leeft in Indonesië of in Holland, maar in een "klein Indisch wereldje met een absoluut eigen "ambiance" ie zo" haast extra houden van wat NIET ingesproken "hier of gunderis, maar zeld zaam en bijzonder leeft in "Niemandsland" vraagstukken ter sprake komen over Indonesië: het scala van mogelijkheden naar beneden toe is zó ontzaglijk ge- variëerd, 'smakelijk en voedzaam, daar heeft ons verwend en duur Europa geen idee van! "Voorspellers" die aan de hand van vergelijkingen met Europa al te gauw denken, dat de Indonesische economie zijn bodem bereikt heeft en nu wel gauw zal móeten instorten, moeten dit enorm veel groter bestaans- scala goed in hun geheugen prenten. Het is het incasseringsvermogen van het volk - en dat is veel groter dan van welk europees volk ook! Hoe dan ook, zo speurend en onze ogen goed de kost gevend, brachten wij de eerste avond op het trottoir door, méér van het actuele leven meemakend' dan waar ook elders op de wereld. En méér lerend dan hoeveel schijn-piente- re politieke, economische of filoso fische essays leren kunnen. Want zo kwamen we op een stuk trot toir bij een blinde muur ook aan een standje, dat nét in opbouw was. Dat wil zeggen: van de muur af naar de trottoir-rand toe werd een zeiltje ge spannen naar twee bamboestaken in de grond en dat was het dak van het restaurantje". U denkt goed: "En toen al!" inderdaad. Daaronder werden twee tafels en twee banken neergezet, en daarmee was het restaurant gemeublileerd. Op een wa gentje naast die tafels was de hele keuken ondergebracht, d.w.z. alle in grediënten van een complete saté-kam- bing maaltijd. Daaraan werkte een jonge vrouw als restauratiehoudster, geassisteerd door pen knechtje, dat aan een primitief zinken bakje met houtskool het koks- werk deed. Aan de straatkant werd een lap stof gehangen om het inkijken te verhinderen, zodat de klanten rustig en intiem konden schransen. Op die lap stonden twee woorden geschilderd, die U goed moet onthouden, want zij behelzen de sleutel tot het TOTALE leven in Indonesië in zijn eigen lots bestemming: "Ngudi gesang". Dat was Javaans en ik verstond het niet. Dus vroeg ik de verkoopster naar tekst en uitleg. En verlegen en haast excuserend vertelde ze glimlachend: "Dat betekent gewoon tjari kehidupan, (een bestaan zoeken; proberen te le ven), Pak. Want ik ben niet pienter en ik heb nooit wat geleerd, maar ik moet toch wel leven, ja?" Ik knikte haar be moedigend toe en we bestelden 'n flinke saté-maaltijd. Er werden in dit stalletje geen dranken verkocht, maar alles wat ik wenste, kon voor mij gehaald worden in het stalletje ernaast of verderop. Alles wat meneer belieft. Waarmee kan ik van dienst zijn? Pas later dacht ik aan deze aanvanke lijk onverklaarbare schroom terug, waarmee die jonge vrouw ons welkom heette. Wij waren immers kennelijk welgestelde mensen, die in veel betere restaurants aten. Wat kon zij als "dom, arm mensje' bieden? Of mijnheer en

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1972 | | pagina 6