Journalistieke Herinneringen (V)
Goed en kwaad over een befaamd collega
Een lezer, tevens een goed vriend schrijft
ons:
Ik zat juist dezer dagen, bezeten door
Indisch heimwee, weer eens in Op Oude
Paden van Zentgraaff te lezen. Je kunt
van hem zeggen wat je wilt, schrijven
kon die manl Jammer dat hij na de oor
log zo verguisd is. Nieuwenhuys noemt
hem in zijn boek een "NSB-sympathi-
sant". Ik betwijfel of dit juist is. Mis
schien ga je in je journalistieke herinne
ring nog eens over hem schrijven?
Vooruit dan maar! Op verzoek van het hoog
geëerd publiek een laatste optreden van de
grootste artiest in het perscircus van de
eerste veertig jaren van deze eeuw
Het is geen gemakkelijke taak te schrijven
over dat vat vol tegenstrijdigheden, H. C.
Zentgraaff. Ik heb hem gekend van 1921 af
tot zijn dood, maar ik ben nog altijd niet
helemaal met hem in het reine. Hij was
voortdurend op zijn hoede voor wie hem in
zijn positie of zijn invloed bedreigde - of
zou kunnen bedreigen en ofschoon in de
loop der jaren zijn "verdediging" tegen zijn
al dan niet vermeende vijanden wat gecivi-
liseerder vormen had aangenomen, kon Du
Perron, in de befaamde polemiek - pole
miek? - ervan getuigen dat de spelregels
van Zentgraaff stamden uit de tijden der
holbewoners. Had Du Perron, naast felle en
zo nu en dan eveneens grove critiek op Z.
s journalistieke methoden nochtans waar
dering uitgesproken voor Z.'s Atjeh-boek,
tot een zodanige mate van objectiviteit
bracht Z. het niet.
Ziedaar één kant van de figuur-Zentgraaff
en de minst aantrekkelijke. Hoe was Z.
in het Indische perswereldje terecht geko
men? Na in zeer bescheiden mate onderwijs
te hebben genoten was hij als koloniaal
naar Indië gegaan. Misschien ligt hier de
verklaring van een huizenhoog minderwaar
digheidscomplex, dat de sleutel is tot vele
verschijnselen in dit veelbewogen leven.
Hij zou het leger als sergeant verlaten
maar was voordien al - clandestien - aan het
schrijven. Hij publiceerde in het Bataviaasch
Nieuwsblad: Zaalberg had een groot ver
mogen om debuterende journalisten met
talent op te vangen en te coachen. Ook
Berrety is bij het Nieuwsblad begonnen,
nadat Catalani, chef van het Bataviase post
kantoor, zijn oude vriend Zaalberg had ge
wezen op een jongeman, die "veel te goed
was voor het klerkenwerk", dat hij op het
postkantoor te doen kreeg. Reeds in die
eerste periode van werkzaamheid voor de
krant bleek de grote kracht van Z. (hij
gebruikte, eenmaal officieel in de journalis
tieke formatie opgenomen, altijd alleen dit
initiaal, en ik doe dit dus ook maar!) de
verslaggeving. In tegenstelling tot die ande
re journalist, die hem in populariteit naar de
kroon stak: Wijbrands. Maar K.W.'s kracht
lag bepaald niet op het stuk van nieuws
voorziening, maar op dat van het belache
lijk maken of honen van degenen die hem
om politieke, maatschappelijke of ook
maar persoonlijke redenen niet aanstonden.
Zijn krant, het Nieuws van den Dag voor
Ned. Indië was dan ook, naar hij verklaarde,
geen nieuwsblad maar een "journal d'opi-
nion."
Hoe dit zij, Z. s grote kracht en zijn onmis
kenbare verdiensten liggen op het vlak der
verslaggeverij. Hij heeft zich waargemaakt
als wat William Stead eens genoemd heeft
de waakhond der samenleving". Abstra
heert men uit zijn enorme productie de ru
zies, de scheldpartijen en de overige niet
zo fraaie resten van tropen-journalistiek
dan blijft een schat van materiaal over,
waarvan de betrouwbaarheid bijna steeds
boven twijfel staat en van de grootste be
tekenis is geweest in een land, dat fabel
achtig groeide onder een slechts door pers-
critiek getemperde dictatuur: de regering
immers was één man, met groter macht ter
plaatse dan de Koningin, en slechts via de
minister van koloniën bereikbaar voor het
parlement. Bij alle kritiek op de Indische
pers mag nooit vergeten worden, welke on
sterfelijke verdiensten zij heeft gehad bij
het aan het licht brengen van misstanden,
grote en kleine vergrijpen, van ambtelijk
machtsmisbruik, knevelarij, exploitatie van
de bevolking en andere verwordingsver
schijnselen. Aan de top van hen, die zich
in dit opzicht verdienstelijk hebben ge
maakt staat Z. Hij schreef - en schrijven kón
die man - zonder aanzien des persoons en
al was hij dan een echte "Koloniale Imperia
list", ook de Indonesiër had en heeft reden
hem dankbaar te zijn.
Hij had het zuiverste verslaggeversbloed:
hij zou niets publiceren alvorens alle midde
len ter controle van zijn gegevens te hebben
uitgeput. In die middelen was hij niet steeds
zo kieskeurig. Eén voorbeeld. Z. was op
zeker ogenblik op de hoogte geraakt van
een plan, dat intussen nog volstrekt geheim
moest blijven. Hij wendde zich tot een hoog
ambtenaar en vroeg hem om bevestiging
van hetgeen hij zeide te weten. Het spreekt
haast vanzelf: hij kreeg nul op het rekest.
"Ik kan u daarover niet inlichten", zei de man.
Waarop Z. een telegram uit de zak haalde
en dit begon voor te lezen: het bevatte
allerlei bijzonderheden over het geheime
plan! "Ja," zei de verblufte ambtenaar, "als
u alles toch al weetwat u zegt is juist".
Gelukkig heeft de man het telegram nooit
gezien: het bevatte alleen het verzoek van
een kennis van Z. of de afzender op door
reis in Soerabaja de nacht bij hem, Z. kon
doorbrengenZ. had eenvoudig de bij
zonderheden, die hij in het hoofd had,
"voorgelezen".
Gezien deze en heel wat pijnlijker methoden
van rapportage is het geen wonder, dat in
vele discussies de "dossiers" over allerlei
- vooral belangrijke - persoonlijkheden, die
Z. in zijn bezit zou hebben en waarmee hij
hen in het zwak zou kunnen tasten als hij
dat nodig of wenselijk vond - meer populair
uitgedrukt: zou kunnen chanteren - een
grote rol speelden. Van het bestaan van
dergelijke dossiers is mij nooit gebleken.
Integendeel: alles wat hij wist zat in Z.'s
hoofd: een overigens niet minder gevaarlijk
dossier, maar niet in de letterlijke zin. Dat
hij gebruik maakte van een gedetailleerde
kennis van de zwakheden van velen - en
wie onzer heeft nooit iets gedaan, dat hem
later diep berouwde? - staat vast.
Z. was niet alleen een voortreffelijk schrijver
maar ook een causeur, die de aandacht wist
vast te houden en ondanks zijn soms nog
al eens schijnheilig klinkende woorden over
trouw aan God, Nederland en Oranje, zijn
optreden als kruisridder voor de goede ze
den en de maatschappelijke orde een man
die de betrekkelijkheid der dingen niet
slechts scherp zag maar ook met grote iro
nie wist duidelijk te maken. In tegenstelling
tot K.W., die net zo scherp en gevat kon
schrijven als Z. maar in de conversatie leed
aan l'esprit de l'escalier volgde bij Z. het
weerwoord onmiddellijk en ter snede. Te
rechtstaande voor de Raad van Justitie te
Semarang, juist na de invoering van de
criminele statistiek vroeg de president van
de raad hem, zonder nadenken het vragen
lijstje van de statistiek raadplegende: "Be
klaagde, kunt gij lezen en schrijven?" Waar
op Z., zonder aarzelen: "helaas ja, Edel
achtbare. anders stond ik hier niet..."
In een vergadering van de Associatie van
hoofdredacteuren stelde Z., die wel graag
flinke oorvijgen uitdeelde maar het toch niet
leuk vond als hij er een terugkreeg voor
om "voortaan elkander niet meer uit te
schelden". K. W. mopperde: "Ik mag de
regering niet uitschelden, ik mag de amb
tenaren niet op hun nummer zetten, -en nu
wilt u dat ik ook de journalisten niet meer
aanpak. Wat moet ik dan in mijn krant zet
ten?" - "U zoudt het nu eens met nieuws
kunnen proberen", riposteerde Z
Een foto genomen op het einde van de
Zentgraaff, j. H. Ritman, D. W. Berrety, Mevr. Berrety.