ik De Congo-nostalgie van de Belgische repatriant 15 we te 9 u de pasanggrahan waar enige ongerustheid heerste over mijn lang weg blijven en juist patrouilles, waarbij de vier Timorezen waren ingedeeld, gereed stonden om uit te rukken. De Timorees, die het dichtst bij me had gestaan langs het ravijn beweerde, dat hij te ongeveer kwart voor zes enige malen luid in mijn richting had ge roepen en - geen antwoord ontvangende - dacht dat ik de helling reeds,was afgezakt. Daarna was hij met de anderen naar het bivak teruggekeerd. Toen ik om 8 u. nog niet was teruggekeerd hadden ze de com- pagniescdt ingelicht. Een bezienswaardigheid was de nabij het schietterrein gelegen Goenoeng Bertapa, een 30 m hoge herkenbare heuvel in een vlak stuk terrein. Op de top stond op een rotsblok een fallus geplaatst, waarheen Ja vaanse vrouwen ter bedevaart trokken om de kinderzegen af te smeken. Toen mijn collega, de 1e luit. J. H. Uhl half 1915 werd overgeplaatst naar Boeton, vroeg hij mij of ik hem wilde opvolgen als beschermheer van de Jannen-toneel- en gymnastiekvereniging. Ik stemde onmiddel lijk toe, aangezien ik meende een goed doel te dienen in het belang van de Euro pese fuseliers en Berg artilleristen. Ik meldde mij bij de overste, die het best vond. Alleen zei hij: „Kijk uit, je zult voor vele verrassingen komen te staan." Inder daad kreeg hij gelijk! De eerste uitvoering "onder mijn beleid" had plaats in de grote zaal van de cantine, die geheel gevuld was met officieren - ook van de garnizoenen Salatiga en Banjoe Biroe, velen met hun echtgenoten. Doch in hoofdzaak bestond het nubliek uit Eur. militairen beneden de rang van officier van de voornoemde garnizoenen en van het Inheems kader voor zo ver zij de Nederlandse taal machtig waren en de burger genodigden. Er zouden schetsjes worden opgevoerd en enige liederen ten beste worden gegeven. Wij, de ongehuwde luitenants, hadden onze colbertjes ter beschikking gesteld onder voorwaarde, dat we die na de uitvoering moesten terug ontvangen. Vöör dat het spel begon was er enige onrust achter de coulissen, dat door het schenken van een paar borrels werd bezworen. Het begin was vrij goed. Mis ging het in de éénakter, die door een Jan met hoge hoed werd aange kondigd, genaamd: "Hots en Klots, of hoe een soldaat aan de kost komt". Er waren geen programma's verstrekt, alles moest een verrassing blijven. De inhoud van het stuk, dat zich op een boerderij op het plat teland in Nederland afspeelde, was als volgt: Hots, zeer onder de indruk geraakt van de charmes van de schone boeren dochter - die goed voor hun natje en droog je zorgde - besloot haar op een avond een bezoek te brengen. Hij moest daartoe in de schuur een ladder beklimmen en door een zolderluik naar binnen klimmen om zijn geliefde te ontmoeten. Hij besteeg de lad der, die door Klots werd vastgehouden, met het front naar de zaal, allerlei rare opmer kingen tegen hem makende. De zaal gierde van het lachen. Hots verheugd door het succes viel, juist toen hij door het luik wilde klimmen (opzettelijk?), naar beneden, be klom opnieuw de ladder en legde er in zijn grappen tegen Klots nog een beetje boven op. Opnieuw grote uitbundigheid in de zaal. U zult zich afvragen: "Was het stuk dan zo grappig, van waar die lol"? Wel, omdat zijn gulp openstond en nog wijder open ging bij iedere stap op de ladder. Enkele officiers dames vonden het maar zo, zo. Het minst geslaagde van de uitvoering was wel, toen een lied werd gebracht, dat niet op het kantje maar er beslist van af was. Het begon aldus: In het Rejgerstraatje, daar staat een huis (bis), daar woont een moe der en een dochter thuis van je hela, hela, ho. (bis). Die moeder en haar dochter hadden brede opvattingen van de liefde. Hun gedragingen en kwaliteiten werden met vuur bezongen. Ook nu weer een ge mompel van afkeuring op de voorste rijen, ik voelde de afkeurende blikken van enige dames op mij gericht. De volgende morgen werd ik bij de overste op het rapport ontboden. Zoals algemeen gebruikelijk, als je een reprimande of erger in ontvangst moest nemen, met sabel en handschoenen. De overste: "Ik heb je ge waarschuwd. Heb je van tevoren inzage genomen van de voordrachten, die zouden worden gehouden"? Zeker Overste, maar ik kon niet weten, dat de Jannen buiten hun repertoir zouden gaan en een lied zouden zingen, dat ik zelf ook nog niet had ge hoord." Ik kwam er met een fikse uitbran der vanaf. U zult kunnen begrijpen, dat mijn lust om verdere uitvoeringen voor te bereiden, wel enigszins was getemperd, vooral toen bleek dat de artiesten onze colberts en hoeden (halve kaas bollen model) hadden verkocht en van het geld goede sier hadden gemaakt. Geleerd door de eerste uitvoering ging het daarna beter. Stukken waarin graven en baronnen en vooral ook hun ega's voor kwamen waren zeer geliefd, zij het ook dat hun vormen en hun uiterlijk schoon sterk werden overdreven. Men zal misschien denken, dat wij in onze kleine garnizoensplaats een saai bestaan leidden. Dat viel erg mee. Ten eerste hield de troep afwisselende oefeningen zowel in het garnizoen als daar buiten. In onze vrije tijd brachten wij bezoeken en ontvingen die van collega's van de omringende garnizoe nen, beoefenden sport: kegel- en tennis clubs, paardrijden o.a. cursussen van de luitenants der bergartillerie F. B. Browtow- ski en P. Hoolboom, jaagden, speelden to neel, waren lid van een debatingclub, waar van een dominee uit Magelang voorzitter was, en van een schaakclub. We werden nogal eens ten eten gevraagd door gehuwde collega's hadden een leestrommel en reden de paarden van de oudere kapiteins af, maakten tochten te voet naar hotel Mer- babbe en naar de waterval bij Toentang. Bezochten de Soos met een handicap, om dat we bij meer dan f 50,achterstallige betaling geen crediet meer hadden en alles contant moesten voldoen. Er was in Ambarawa ook een bibliotheek, zij het van een eigenaardig soort, geves tigd in een groot stenen verdiepingshuis, dat werd bewoond door de gepensioneerde korporaal-ziekenverpleger Middendorp, die op alle venduties de boeken opkocht. Dui zenden exemplaren lagen op lange tafels opgestapeld. Een catalogus bezat hij niet. leder mocht in de chaos naar hartelust gras duinen. Soms trof men er zeer interessante werken aan die voor een krats konden worden gekocht of geleend tegen 5 cent per boek gedurende 14 dagen. Ook han delde hij in postzegels. De bouwkosten van het huis zouden door Middendorp nimmer aan de bouwer zijn be taald. Er stond in het contract, dat hij het verschuldigde bedrag eerst dan aan de Chinees zou betalen, nadat het zou zijn op geleverd. De Chinees stierf, toen het huis zo goed als afgebouwd was. Het is nimmer gereedgekomen en dus ook niet betaald! De correspondent van het spaanse pers bureau Pyresa, Ignacio M. Sanuy, schreef vanuit Brussel een artikel, getiteld "La nostalgia del Congo". Dit artikel verscheen op 28 december j.l. in het dagblad "Sur", dat de Costa del Sol als verspreidingsge bied heeft. De inhoud van het artikel, door mij vertaald, treft U hieronder aan. Twaalf jaren na haar onafhankelijkheid heeft de Republiek Zaire (ex Belgisch Congo) hier niet opgehouden een bewogen thema te zijn, ofschoon men zich er niet altijd op een openlijke en vrijmoedige manier over uitspreekt. Zo is het bericht, dat President Mobutu besloten heeft (op Kerstdag) de vestiging van kleine en middelgrote com merciële bedrijven in zijn land door buiten landers te verbieden, hier met ongerustheid ontvangen en met het voorgevoel, dat dit de inleiding zou kunnen zijn van andere soortgelijke maatregelen, tenslotte uitmon dend in de uitwijzing, kort en goed, van alle buitenlanders die zich in dat land heb ben gevestigd. De Belgen maken, telkens wanneer zij over Congo spreken, een ei genaardig bewustzijnsdrama door. Aan de ene kant willen zij hun koloniaal verleden maar het liefst vergeten; aan de andere kant zijn zij niet in staat betrekkingen te verbreken met het gebied, dat gedurende een halve eeuw voor hen een mogelijkheid van persoonlijk avontuur en van zelfbeves tiging heeft betekend, een verschijnsel dat niet steeds kan worden teruggebracht tot egoistische beweegredenen. Er zijn in Brussel heden ten dage veel ex- kolonialen, die onophoudelijk de nostalgie van het "Congo-van-papa" bedrijven. Het zijn mensen die een goed leven hebben en geen concrete problemen hebben, maar hun nostalgie is ongelooflijk. Deze nostalgie heeft niet uitsluitend betrekking op het land, maar ook op de mensen, de bevolking van Congo. Het is merkwaardig, dat zij in hun gesprekken zelden de autochtone be volking beschuldigen, daar zij voor die nog sympathie hebben behouden. Daarentegen komen, op bedekte of meer direkte wijze, steeds als hoofdschuldigen de Amerikanen te voorschijn, die het land hebben getrans formeerd, het andere afmetingen hebben gegeven en een bevolking, die zij (de Belgen) als goed en respektvol beschouw den, uit het lood hebben geslagen. Deze manier om zich uit te drukken is misschien niet zo ver van de werkelijkheid verwijderd. Het kolonialisme is geen verschijnsel, dat zomaar ofschoon te goeder trouw, kan worden beëindigd, het is veel eerder iets dat zich in zijn uitingsvormen geleidelijk-aan ontwikkelt (evolueert). Het werkelijke probleem zou dan hierin gelegen zijn, dat de beïnvloedingen heden ten dage enkel vanuit andere (economisch- politieke) centra plaats vinden. En het is deze uitoefening van invloed, die men hier (in België) haast als een ongeoorloofde toeëigening beschouwt, die aanleiding geeft tot de zuurzoete toon van vandaag. Voor het overige verdragen de ex-kolonialen het grote stadsleven slecht, ze lijden aan clau strofobie (angst voor kleine, benauwde ruimten) en blijven dromen van open en vrije landelijke uitgestrektheden. De tijden veranderen en het vroegere avontuur is vervangen door de herinneringen en de nostalgie van de "oudjes", onbegrepen en ongedeeld door de jeugd. Drs. G. L. Cleintuar

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1973 | | pagina 15