IBU SITI, MIJN SOENDANESE MOEDER
Jos. van Arcken
18
Door toedoen van mijn beste vriend Jimmy,
die weer kennis had aan een zoon, leerde
ik Ibu kennen.
Voor mij is ze altijd Ibu gebleven, nog beter
kan ik spreken van Emak Ibu. In wezen is
dit een klank-verdubbeling van Moeder in
het Soendanees-Maleis. Van mijn kant was
het meer een troetelnaam, om mijn gene
genheid en liefde voor haar uiting te geven.
Aan de klank van mijn stem en intonatie
wist ze, in wat een stemming ik verkeerde.
Ibu was een Soendanese van achter Bogor
vandaan, een orang gunung (mens uit de
bergen) dus. Jong getrouwd met een zekere
Ali is zij toen in de stad Batavia terecht
gekomen. Toen de kinderen nog klein wa
ren, diende zij als babu en kokkie bij de
blanda's (blanken) en daar heeft ze de kunst
van het koken tot in de finesses geleerd.
Ondanks het stadsleven is zij een echt bui
tenmens gebleven, ergens had ze een hekel
aan de kotta (stad).
In de oorlogsdagen of nog daarvoor is zij
voorgoed weer naar de bergen getrokken.
Haar kinderen, grotendeels in de kotta (stad)
groot gebracht, vervreemdden totaal van de
kampong, die ze maar primitief vonden.
Zelfs de taal, het Sundanees spraken ze
slecht; des te beter het Maleis. De eerste
maal, dat ik Ibu ontmoette, was bij Kanda
Naat ben Ali, een zoon van haar, die als
chauffeur werkzaam was bij een bank en
in Matraman dalam woonde.
Ibu was daar te logeren en ik door toedoen
van Jim en zijn vrouw, er op bezoek kwam.
Jim was goed bevriend met Kanda; de beide
families kenden elkaar al een hele poos en
gingen goed met elkaar om. Kanda had toen
zijn derde vrouw, Eutjeuk Indun, uit kam
pong Paris in Bogor. Kanda is tweemaal
eerder getrouwd geweest met vrouwen uit
de stad, maar dat werd een debacle. Later
hoorde ik van Ibu, dat ze in die periode
sporadisch op bezoek kwam; die stadse
schoondochters lagen haar niet best; er
gens strookte het niet met de adat. Ze hiel
den het niet in ere en geloofden het soms
wel en dat stuitte haar (Ibu) tegen de borst.
Maar Eutjeuk Indun was goed; die was nog
één van de oude stempel; goed opgevoed;
die wist hoe het hoorde.
Direct in aanvang vonden wij, Ibu en ik,
wederzijds sympathie en later was ik er
dagelijks over de vloer, vooral als Ibu weer
eens in de stad was.
Ibu was maar een frêle, tenger vrouwtje
met een ivoor-gele huid, de koelit langsep-
kleur, die je in de Sunda-landen zoveel
aantreft. Als ze uit de udik (achterland)
kwam, nam ze altijd olèh olèh (geschenken)
mee. Ze kon mij niet meer genoegen doen,
dan rode beras en rode beras ketan (rode
rijst en rode kleefrijst) van de huma (droge
grond) mee te nemen. Deze rode rijst uit de
droge velden had een heel aparte smaak
en aroma. In het begin was ze gewoon
ontsteld, toen ze hoorde, dat ik daar
stapel op was. Haar kinderen raakten het
niet eens aan en vonden het minderwaardig.
Met sajoer ontjom van rode en groene
lombok, dwars doorgesneden met de steel
tjes er nog aan, djambal roti (soort ge
droogde vis) sambal goreng kering van
tempéh en tahu of srundeng erbij en
het was voor mij een godenmaal. Met hele
fijne gebaren kon ze je dan heerlijk bedie
nen; zelf opscheppen was er niet bij. Dan
ging ze tegenover mij zitten aan tafel en
genoot dan als je je het goed liet smaken.
"Was het lekker", vroeg ze dan en als je
het beaamde, kon ze je met stralende ogen
aankijken. Als ze koppie tubruk bracht of
thee met peujeum (gegiste maniok) of an
dere lekkernijen en naast je ging zitten, je
hand vast hield en streelde, kon ze met
een bepaalde intonatie in haar stem haar
liefde als een fluidum over je heen storten.
Ik was haar kasep (lieveling) en wat hield
ze ervan om mij gruwelijk te verwennen.
Alles klaar leggen, als ik naar de mandi-
kamer ging, overal mee attent zijn, je ge
woon het verlangen van het gezicht lezen.
Ze had van die kleine gracieuse gebaartjes,
zo diep van gevoel en inhoud, die woor
den overbodig maakten. Van mijn kant pro
beerde ik zoveel mogelijk al het goede met
interest terug te geven om het haar in alle
opzichten naar de zin te maken. Hoe kin
derlijk blij kon ze wezen met kleine atten
ties en olèh olèh. Zij was nooit verwend
geweest; dat kon je zo merken. Als mijn
geschenk een tikkeltje kostbaar was, was
ze gewoon verschrikt het aan te nemen.
Dan omhelsde ze me en zoende door haar
neus tegen mijn wang aan te drukken, met
vleiende kreun- en zuchtgeluidjes, de Soen-
danezen eigen. Ze kon dan mijn beide
handen grijpen, met haar fijne dunne vin
gers en met omfloerste ogen aankijken en
haar hoofd schudden: "Euleuh Kaseb, (Gro
te hemel lieveling) dat had je niet moeten
doen, veel te duur, veels te goed voor mij;
ik ben geen raden tju (adelijke dame) Ibu
moest vroeger een heel knap meisje ge
weest zijn, nu nog was ze emotioneel ge
laden, boordevol liefde, een zeldzaam ju
weel, een schoonheid van een andere orde.
Ik behandelde haar met alle egards, die ik
mijn echte moeder ook zou doen. Ging met
haar uit en liet haar andere facetten van
het leven zien. Van deze uitstapjes genoot
ze met volle teugen. Een nieuwe wereld
ging voor haar open.
Dwalende door het museum op Konings
plein, van afdeling naar afdeling, moest ik
haar uitleg en verklaring geven en ze be
sefte haast niet, dat de wereld zo gecom
pliceerd kon zijn. Bij mijn verhalen over
heden en verleden, landen en volken, hing
ze aan mijn lippen. "Allah Toes (Mijn God
Toes) wat is alles mooi, net lakonans (ver
halen) uit de wajang." Wij zijn op Glodok
geweest en Pasar Oean naar de Sandiwara
en vaak naar de bioscoop, naar een fancy
fair waar ze met het rad van avontuur
mocht meespelen en een doos zeep won.
Op de Pasar Malam en naar de wajang
wong, waar ze genoot van de grollen van
Semar, Petruk en Gareng; de Lutung Ke-
sarung vond ze prachtig. Na afloop lekker
soto eten in een warong, dat het allemaal
kon met mij naast zich; daar raakte ze nooit
over uitgepraat. Ze was er inwendig trots
op, een blanke zoon te bezitten, die haar
Voor Juwelen en Uurwerken als
van ouds naar
Laan van Meerdervoort 520
Den Haag - Telef. 33 64 41
vereerde en op handen droeg. Meestal was
Eutjeuk Indun ook van de partij en voor die
ging de hemel open: zo behandeld te wor
den was meer, dan ze ooit over gedroomd
had. Kanda had in die zaken bepaalde
principes, waar hij niet van afweek. Hij
schaamde zich voor de anderen en in dat
opzicht was hij radicaal en puriteins. Hier
sprak de oude adat-wet nog en kon hij, on
danks de Westerse beinvloeding en voor
beelden, zich niet vrij maken van de regels.
Als Kanda als man en zoon erbij was, hield
ik mij aan de gangbare gewoonte; hielden
wij ons wat séparé en de vrouwen op de
tweede plaats. Hij wou dat zo en ik was te
zeer bevriend, om hem te kwetsen in zijn
waardigheid als man-vader. Desondanks
bracht ik het hem zo terloops onder het
oog, dat het ook wel anders kon, zonder
je gezicht en waardigheid daarbij te ver
liezen. Van de kant der vrouwen kreeg ik
alle steun en medewerking. Ik geloof, als
Ibu in haar jeugd school had gehad en later
goede begeleiding, dat ze een felle voor
standster van de vrouwen-emancipatie was
geworden. Elke keer, als ik haar verhaalde
van Raden Adjeng Kartini, Soewarsih Djo-
jopoespito, Sabai van Aliseh en zovele
andere fiere strijdbare vrouwen, dan hing
ze aan mijn lippen en luisterde ademloos
toe. Tjoet Nja Din, de onverzettelijke vech-
ster en propagandiste voor de vrijheid van
Atjeh, vond ze één van de heerlijkste ver
halen..Dan kon ze mijn beide handen grijpen
en knijpen, zo vol spanning en aandacht
was ze voor dit onderwerp. Beroemde vrou
wen uit de geschiedenis: Catharina de Gro
te, Zenobia, Cleopatra, Madame Dubarry,
de Pompadour, Nightingale, Nurse Edith
Cavel, Lady Hamilton, zelfs Amber werd
door mij verhaald.
Plant- en Dierkunde, rassen en volken, ze
den en gewoonten, ziekten, Godsdiensten,
spijzen, alles werd te berde gebracht.
Dan kon ze heel diep zuchten: "Allah tobat
(Goede God) Toes, hoe kan je dat allemaal
onthouden; hoe hou je het in je hoofd, zon
der dat het barst: wat weet je veel en wat
ben je knap: ik heb altijd al geweten, dat
je een bovenste beste jongen was." Ik
werd er verlegen onder, vooral later, als er
geregeld buren op bezoek kwamen, als ik
begon te vertellen. Veel lezen, luisteren en
ondervinden, was dan een motief van zwak
verweer. Jimmy, ook ontzettend belezen en
geschoold loste mij weieens af en zo had
een ieder weieens wat te vertellen. Al
doende leerden wij veel van elkaar. De
avonden vlogen om en het wat altijd even
gezellig. Later heb ik mij Maleise leerboek
jes aangeschaft en probeerde Kanda het
schrijven, lezen en rekenen, bij te brengen.
Alle begin was moeilijk, veel plaatwerk
moest mij op weg helpen. Kreeg enorme
steun van de kinderen van de Maleise Ibu
ernaast, die bleken van onschatbare waar
de, vlijtig en leergierig. Zelf pikten ze een
graantje mee. Ze leerden goed Maleis,
breuken, rekenen, taal, bijna alle schoolvak
ken. Bepaalde formules en ezelsbruggetjes
werden snel eigen gemaakt. Van lezen komt
leren en al gauw deed iederéen in huis er
aan mee. Vanwege Kanda leerde ik zijn
chef kennen, een hoog-beschaafde man van
goede huize en uit Garut afkomstig. Met zijn
vrouw kwam hij weieens op bezoek; zulke
kennissen te hebben was een hele eer.
Zij waren nationalist-democratisch in doen
en laten;ruimdenkend en aldus tot in de
puntjes. Bij hen heerste de hoogst-verfijnde
adat nog gecombineerd met de vrije Wes
terse opvoeding en het was een succesvol
samengaan. Zij spraken het Sundanees in
de hoogste vorm; het alus pisan; alleen
Eutjeuk was dat van ons machtig.