Omar Khayyam
^nclióck
Gezondheidskuren in de
Jappenkampen
8
Naar aanleiding van jullie Pasardagen 1973 kalender, wou ik wat te weten komen.
Toen ik nog in tjelana monjet liep en bij Oma in Kemajoran woonde, vlakbij 't
landhuis van de Hr.enMevr. Lichtendaal (een naam, die ik in Harlingen vaak hoor.
Zij is een meisje Reits, als ik mij niet vergis, ook een kemajoranse) in zo'n groot
Oud-Indisch huis met marmeren treden en zuilen van 60 cm. dik, had Oma de
gewoonte, om iedere djoemahat-kliwon doepa te branden in een kleine anglo
van aardewerk.
Dat stond dan bij de zuil op de voorgalerij met zeven soorten bloemen, één
pisangblad-bakje met boeboer-poetih en één met boeboer merah.
Nou vond ik die boeboers heerlijk en na een innerlijke strijd (telkens wéér)
tussen mijn begeerte en mijn ontzag voor dat mystieke van zo'n offerande,
wat je als kind aanvoelde, al wist je er verder niets van, overwon ik altijd mijn
begeerte en stak,schuw om me heen kijkend, ook al was er geen schim van
een mens te bekennen, dan snel mijn vinger in een bakje, likte 't schoon en
stak 't dan in 't tweede bakje. Ziezo, dacht ik dan weer voldaan en maakte dat
ik een eind weg kwam.
Wie weet nu, wat die dag en die offerande voor zin had?
O ja, ik vergeet wat. Ik was op een Katholieke school, ofschoon ze thuis protes
tant waren, maar, om kennelijk mijn heiligschennis weer goed te maken, sloeg
ik na het aflikken van mijn wijsvinger snel een kruis! Wroeging had ik helaas
nooit en ik heb een heel gelukkige kindertijd gehad.
Kemajoran is ook de straat van de krontjong. Mijn moeder en ik sliepen op één
kamer. Als wij van verre, op een mooie avond, de jongelui hoorden aankomen,
dan wipten wij beiden het bed uit, klommen uit 't raam (ja, mijn mama ook!) en
gingen op de galerij op de trap zitten luisteren, totdat we ze niet meer konden
horen. Dezelfde weg terug weer in bed.
Thea van der Maal
Wat een juweel van een briefje! Hoe door en door echt Indisch: het respecteren
van het Indonesische offer, het tóch wel „zondig" snoepen ervan en dan meteen
het onschadelijk maken van de zonde door een katholiek kruisje!
En toch is dit aandoenlijk zuivere kinderlijke gedrag door alle Indischgasten
(meestal onbeseft en ongevoeld) gevolgd in ontelbare gedragingen, gewoonten,
opinies en bestaanspatronen door hun hele leven, waarbij aan de ene kant hormat
werd betoond aan de Indonesische zede, aan de andere kant aan de Europese!
De Indischman heeft een dubbel hormatbesef! Dit vormde de wezenlijke en echte
Indischman, onnavolgbaar voor Indonesiër en Hollander-van-Holland (Totoks wa
ren vaak véél Indischer dan zij ooit beseften!) Wél is deze wonderlijke Indische
leef "techniek" altijd becritiseerd en veroordeeld door de Aziaat en de Europeaan
vooral door die eeuwig boetepredikende brave anti-kolonialen!), maar nooit
begrepen!*)
Alleen wij uit Indië weten het - en daarom blijven wij zo lang wij leven een vreem
deling tussen Europeanen en een vreemdeling tussen Indonesiërs, zonder dat zij
ooit onze rijkdom kunnen peilen.
Als een handschoen aan een hand past ook het slot van dit briefje met de
krontjongherinnering, die door de Hollandse zede totaal werd verworpen, en
waarvan maar door een hoogst enkele met zuivere smaak werd gesnoept. Maar
ook de krontjong is door-en-door toelèn Indisch. En zuiver én goed! - T.R.
Uiteraard bestaat het "wisselpatroon" ook de andere kant op: als b.v. een
uit overtuiging niet-drinkende Indischman toch stiekum (maar vaak) een portje
mee pikt "tegen de verkoudheid"
In Tong Tong van 15 januari wordt in een
bespreking van de inaugurele rede van
Professor Bras, het verband tussen dieet
en levensduur aan de orde gesteld. Prof.
Bras komt hierin tot de conclusie dat "de
Japanse legerleiding waarschijnlijk een ze
kere dankbaarheid (van hem) mocht vragen"
vanwege het rigoureuse dieet dat hem in
de periode van gevangenschap was opge
legd, waarvan hij dan een langer en ge
zonder leven meent te kunnen verwachten.
Daarbij verheugde hij zich onder zijn ge
hoor vrienden te zien "die dezelfde dieet-
kuur ondergingen en die misschien hier
anders niet geweest zouden zijn."
Tegenover deze tot blijdschap stemmende
geluiden staan de ervaringen van duizen
den Nederlandse en geallieerde krijgsge
vangenen, die uit de Jappenkampen niet,
dan wel als fysiek gehavende mensen zijn
teruggekomen en wier nabestaanden be
paald wel minder reden tot dankbaarheid
hebben dan Prof. Bras en zijn fortuinlijke
vrienden menen verschuldigd te zijn.
Ik heb het grootste deel van mijn gevangen
schap als verpleger in de kampen langs de
Siam-Birma rail-road doorgebracht, waar ik
met enkele collega's de verantwoordelijk
heid had voor de verzorging van een wis
selend aantal lieden die als gevolg van
dysenterie, hongeroedeem, koortsen of
tropische zweren niet meer aan het Japanse
"arbeidsproces" konden deelnemen. Zij la
gen daar mannetje aan mannetje met hun
stokkige ledematen, opgezwollen buiken en
zweren waarin bij hun binnenkomst de
maden rondkropen; kleding en dekking
waren in de loop van de maanden en jaren
wel voor een groot deel opgeteerd. En er
was practisch niets om hen te helpen, nau
welijks medicijn, terwijl als verbandgaas de
klamboes van gestorven gevangenen wer
den verknipt, om na uitkoken voor behan
deling van zweren te worden gebruikt- en
dit herhaaldelijk. Hoofdzaak der verpleging
was de dagelijkse verzorging, het wassen
van patiënten die zich door een niet te
stuiten buikloop en de onmacht van de
baleh-baleh op te staan, zich continu be
vuilden.
Men staat versteld hoe men nog wist te
improviseren en het moreel wist te bewa
ren. Er waren altijd nog de mensen die het
In onze Tong Tong van 15 januari stond op
pagina 3 een kwatrijn van Omar Khayyam,
waarin helaas een drukfout is geslopen: er
staat "weige wijk", wat "veil'ge wijk" moet
zijn. Wie ons er o.m. op wees, was Vic Bol-
dy, die vele van Omar Khayyam's kwatrijnen
nog uit zijn jeugd kent, omdat zijn vader
ze vaak citeerde.
Eén van de lievelings-kwatrijnen, vaak door
de oude heer Boldy geciteerd was:
Into this Universe, and why not
knowing,
Nor whence, like Water willy-nilly
flowing;
And out of it, as Wind along the
Waste,
I know not whither, willy-nilly
blowing.
Het is een gedicht uit Khayyam's "Rubaiyat"
in één van de vertalingen van Edward Fitz
gerald. Ook zijn er andere vertalingen, óók
"min of meer vrij", zodat de oorspronkelijke
Perzische teksten ook alweer anders zullen
zijn, maar in elk geval hebben alle verta
lers vrij goed sfeer, stemming en denkpa
troon van de befaamde Perzische dichter
en filosoof kunnen treffen.
Bovenstaand kwatrijn vertelt:
Ik ben in dit universum geplaatst en
ik weet niet waarom,
Noch weet ik waarheen. Net als
water ga ik maar, of ik wil of niet.
En zo verlaat ik eens dit leven weer,
net als de wind weet ik niet
waarheen; tegen wil en dank waai
ik maar
Omar Khayyam wordt, naarmate Tong Tong
vordert door de jaren, steeds vaker door
lezers geciteerd in hun brieven aan de
redactie.
armzalig bestaan wisten te versieren; er
was altijd nog het goede verhaal en de
hemel zij dank het lolletje, quand même.
Maar de voedingsmisère (pardon "het so
bere dieet") en het beulswerk aan de rail
road eiste zijn offers. En zo was het dat
iedere nacht, gewoonlijk tegen het ochtend
gloren enkelen het broze leven niet meer
vast konden houden. Zij stierven geruisloos,
zoals zij de laatste weken ook geruisloos
hadden geleefd. Zij werden weggedragen,
in een goenizak genaaid en begraven, be
geleid door het trompetsignaal van de
"last post" als inderdaad het laatste saluut
van hen die nog bleven.
Redactie, ik moest dit even kwijt als weer
woord op de soberheidsinstelling van Prof.
Bras die duidelijk niet past voor omstandig
heden waaronder in de Jappenkampen werd
geleefd. Prof. Bras had hier de ingetogen
heid moeten betrachten die hij voor het
sobere dieet propageert. Overigens be
dankt voor de plaatsruimte en saluut!
Ir. J. A. de Haan L. I.
Voor zover wij weten bestaan er geen exac
te studies, berustend op uitvoerige gege
vens uit Jappen-kampen. Zelfs in kringen
van niet-medici hoort men vaak de opinie dat
alles "best door te komen was" of dat men
totaal alle ontberingen te boven is gekomen,
maar inderdaad hebben bijzonder veel
krijgsgevangenen schrikbarend veel veine
gehad. Aan een grote mate van subjectivi
teit ontkomt geen getuigenis. - Red.