3=% J Nieuwsgierige kunstminnaar miskend Milisijn en Milicien (Bij een oude foto) Als je tijdens je schooljaren in Bandoeng zat, kwam je vanzelf in aanraking met talrijke milisijns uit de kota zelf, dan wel van Tji- mahi en Batoedjadjar, waar o.a. de wielrij ders zaten. Bij het aanhoren van hun soms sterke verhalen over "zware diensten", slaapgelegenheden onder de wandberen, kreeg je wel eens angstige voorgevoelens, ook als een van de slachtoffers thuis een beetje nasi uit de tangsi had meegenomen en die demonstratief op een etensbord ging uitgooien, waarbij je de korrels hoorde neerkomen, zo hard was het spul. Verder moesten ze zich erbij neerleggen, dat ze overal met de nek werden aangekeken door de meisjes, om van de rest van de burgerij niet te spreken. Een van de meisjes van de IEV-Kweekschool kreeg zelfs een aanmer king, omdat een leraar haar op straat had gezien met een SOLDAAT - in dit geval een milisijn in het blauw. Maar twee keer per jaar was er net even voor het afzwaaien van een lichting een soort algemene verbroedering, want dan gaven de milisijns in de Concor een dave rende afscheidsfuif. Iets heel aparts, omdat ze een afwisseling vormden van de "ge wone" schoolfuiven van b.v. VOICE, TEME- SIAS. enz., want de militiefuiven hadden een uitgesproken martiaal cachet. Zoals ge bruikelijk was er eerst tot een uur of twaalf een show, waarvan me nog is bijgebleven: kunstrijden op de fiets (Batoedjadjar) en een peloton, dat een salvo losse flodders op de zaal afschoot. Natuurlijk mocht het vrouwelijke element ook niet ontbreken en bijna elke keer werden dansnummers ver zorgd door o.a. Zus van Aken en een an dere min of meer vaste groep, bestaande uit: Poppie Bieger, Dodo Stauffer, Ilse van den Worm, soms met nog anderen erbij. Natuurlijk waren er onder de milisijns ook eigen talenten, waarvan druk gebruik werd gemaakt en in noodgevallen deden ze een beroep op locale talenten, die speciaal voor die gelegenheid 's Konings rok aandeden. Het gebeurde wel eens, dat er onenigheid in de opperste leiding was, en dan deden ze het apart, vanzelf niet met daverend succes. De toegangskaarten vlogen altijd weg, vooral als de show goed beloofde te worden; daar zorgde de kabar angin wel voor. Zo niet, dan kwam je er na de show toch wel in, want zo nauw keken ze niet bij de ingang. Er was voor het dansen altijd steengoeie muziek en je ontmoette er jon gelui van "overal". Bijgaande foto werd genomen in 1932 tij dens mijn kerstverlof in Bandoeng - "but don't look at me now!" Mijn hond Boy was dolgelukkig toen hij me weer zag, maar moest nog wennen aan de nieuwe luchtjes van Tangsi Goebeng in Soerabaja. Waarom niet in burger? Eenvoudig, Peh, als soldaat kijken de meisjes niet naar je, maar als pake branikraag, je heb KANS. Milicien-matroos 19309 D V. N. MOENS Het volgend verhaal speelde zich af in de dertiger jaren en wel in het Palembangse. Vele ambtenaren, die in de rimboe woonden, hadden een op palen staand houten huis. Hierachter had men de keuken, badkamer, spen, bedienden kamers, welke vertrekken door een overdekte overloop met de woning wa ren verbonden. Het ondervolgende gaat over de echt genote van een dier ambtenaren. Deze dame placht onder het baden te zingen, wat niets bijzonders is. Aria na aria galmde de badkamer uit om in het na bije woud te worden overstemd door een ander soort gezang, n.l. dat van vogels en apen. Zo'n badkamer was toen een ruimte van wel vijf bij vijf meter, met in een hoek een gemetselde bak, waarin het water van fris tot koud kon afkoelen. Hierin heb ik als kind vaak gezwom men, dit om te illustreren, hoe groot zo'n reservoir is. Ik heb eens een paar gevangen ikan leleh stiekum in de mandibak losgelaten en het was een lust om te zien hoe uitgelaten ze waren. Maar toen op een dag mijn moeder onder het baden de gajoeng, waarin behalve het water ook een dikke vis was opgehaald, over zich leeg goot, was het hek van de dam, waar de vis het roerend mee eens was, speels naar beneden roetste, hetgeen resulteerde in een rauwe gil, welke even later door een nog doordringender geluid gevolgd werd en wel toen mijn vader om mij, naar zijn smaak althans, rocht te clcen wedervaren, beloonde met een klinken de oorvijg, waarmede hij mij in diepe ellende onderdompelend en mij er haast toe bracht in hongerstaking te gaan. Zelfverbranding was toen nog niet in de mode. Hier moet worden aangetekend dat mijn vader een zeer werkzaam man was, die als lijfspreuk had: "Van dik hout zaagt men planken", hoewel (het mag paradoxaal klinken), hij niet in een bouwbedrijf was geïnte resseerd. En ik was toen nog niet zo christelijk om het nog niet getuchtigde oor voor een hardhandig gebeuren aan te bieden. Maar ik dwaal af. Op een morgen, toen mevrouw in de badkamer het frisse water schep na schep weer over zich liet gaan en de ene aria na de andere de houten wand deed trillen, was Sidin de tuinjongen in de nabijheid bezig onkruid te wieden. Deze jongen vond het gezang heel mooi, alleen begreep hij niet waarom dit nu persé in de badkamer moet worden geproduceerd. Dit vraagstuk werd zo brandend, dat Sidin alle moed bijeen rapend besloot op onderzoek uit te gaan. De houten achterwand van de badkamer was niet lichtdicht te noe men en zelfs hier en daar nodigden, neen hypnotiseerden grote kieren de weetgierige tuinjongen tot kijken. Dat deed hij dan ook, angstig, schuchter eerst, doch later meer geinteresseerd probeerde bij het waarom van het zingen-in-de-badkamer te weten te ko men. De badende nimpf voelde echter dat er iemand naar haar keek en de wand afzoekend, ontdekte zij het even eens aftastende oog. Een gil, waar het personeel of af stoof. Men dacht aan een belagende schorpioen of slag. Mevrouw, die een badjas haastig om zich heen had geslagen, kwam de badkamer uitgerend en vertelde al hortend en stotend wat haar was overkomen. Sidin werd schielijk bij zijn koentjong gepakt en voor de magistraat geleid. Hij bekende en ver klaarde het waarom. De rechter, die hem het strip-tease genoegen misgun de veroordeelde de kunst-minnaar tot het betalen van een boete van twee gulden en vijftig cent, subsidiair vijf dagen logeren in Hotel de Houten Lepel. Daar Sidin dat subsidiair maar een duur woord vond en de rijksdaalder niet zo maar uit zijn zak kon kloppen, besloot hij de logeerpartij te aanvaar den. De griffier, een jong, nog niet in het vak doorknede man, wist voor de overtreding niet dadelijk het toepasse lijke wetsartikel te vinden en om deze zaak voorlopig af te ronden, bezigde hij het toen voor alle automobilisten toepasselijke en rake artikel 13 van het motorregelement, luidende: "Het is verboden als bestuurder van een mo torrijtuig op zodanige wijze te rijden, dat het verkeer in gevaar wordt ge bracht, dan wel in gevaar kan worden gebracht". K. Greeven 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1973 | | pagina 10