13
Olifantentransport tussen Lam Meulo, Tangsé en Geumpang (Vit: "Atjeh" van H. C. Zentgraaff)
opdracht hadden de ladang van verschil
lende zijden zo dicht mogelijk te naderen.
De manoeuvre gelukte volkomen en het
nuis werd omsingeld.
De bewoners weigerden zich over te geven
en ondernamen een poging door de linie
heen te dringen.
Hierbij sneuvelde Teungkoe Imeum Si
Adeuë, de geestelijke leider van het verzet,
zijn panglima's Teungkoe Amat en Barö,
benevens twee volgelingen. Met zeer veel
moeite werden gevangen genomen:
de vrouw van Tgk. si Adeuë met twee
kinderen,
de vrouw van Tgk. Barö met één kind,
de vrouw van Tgk. Oeleë Goenong en nog
twee andere vrouwen met drie kinderen.
Alle vrouwen verzetten zich met de kle
wang in de hand tegen hun arrestatie.
Voorbeelden van moed-beleid-trouw-plichts-
betrachting en zelfopoffering tijdens de
guerilla-krijg bij onze troepen.
De guerilla-krijg, zoals die in Atjeh was ge
voerd, werd van beide zijden beheerst door
net element van verrassing, waarbij aan
weerszijden list tegenover list werd toege
past. Toen na de expedities en excursies
onder leiding van Generaal van Heutsz de
benden zich diep in het gebergte terug
trokken en openlijke gevechten bij hoge
uitzondering voorkwamen, moesten onze
brigades (15 tot 20 militairen) hen in dit
voor ons onbekende terrein rusteloos ach
tervolgen en opsporen. Een dergelijke taak
eiste veel energie, geestkracht en doorzet
tingsvermogen, waarbij een zo klein mo
gelijke vivrestrein werd medegevoerd, om
dat deze in het zware Atjeh-terrein een
belemmering zou vormen.
Tijdens de patrouilles ging alles geruisloos,
géén commando's, géén geschreeuw, er
werd alleen gewerkt met tekens; door het
oerwoud werd niet onnodig gekapt, omdat
b.v. bij het volgen van een rivier de door
het water afgevoerde takken een eventuele
vijand benedenstrooms op de hoogte zou
stellen van de aanwezigheid van een pa
trouille.
Er werd alleen 's-nachts gekookt, i.v.m.
rookontwikkeling.
Als één der talrijke voorbeelden zal ik aan
halen het verslag van het gevecht van Lui
tenant Darlang op 6 april 1904 tegen de
bende van Teuku Brahim Montasië en Teu-
ku Imeum Ripin.
In de avond van de 5e april 1904 werd één
der fourageurs van T. Brahim, die uit het
gebergte naar de gampong was afgedaald,
op aanwijzing van één onzer spionnen ge
grepen. Nadat hem een goede beloning in
uitzicht werd gesteld, was hij bereid de
schuilplaats aan te wijzen.
Om 12 uur 's-nachts sloop Darlang met
twee brigades naar de bewuste schuilplaats.
Behoedzaam werd om verschillende gam-
pongs getrokken en na de Kr. Geumpang
enige uren stroomop te zijn gevolgd, kwam
de patrouille tegen vier uur v.m. aan de
Aloer Minjeu', op een kwartier afstand van
de schuilplaats. Hier werd het aanbreken
van de dag afgewacht en om vijf uur v.m.
door een klein diep ingesneden aloer (zij
riviertje) de schuilplaats zo dicht mogelijk
bekropen. Deze lag aan die aloer en be
stond uit twee grote djambo's (schuilplaat
sen gemaakt van in het bos aanwezige ma
teriaal), één aan de aloer zelf, de andere
op een ca. 15 meter hoog plateautje.
Links en rechts verhieven zich steile dicht
begroeide bergen, zodat een ontvluchting
alleen kon geschieden stroomopwaarts.
Aan de brigade Wengkang werd opgedra
gen, de schuilplaats te omtrekken en de
aloer stroomopwaarts af te sluiten, waar
voor hij een half uur de tijd kreeg. Na een
half uur besloot Darlang tot de aanval. De
brigade werd in twee delen gesplitst, ten
einde elk der beide djambo's aan te vallen.
Wetende echter, dat er vrouwen en kinde
ren in de schuilplaats waren, liep Darlang
ongewapend vooruit en riep Teuku Brahim
Montesië, die hij aan zijn gouden wapens
herkende, toe zich over te geven.
Deze sommatie werd door het hoofd be
antwoord met enkele revolverschoten en
een klewangaanval zijner volgelingen. Dank
zij het moedig optreden van de Sergt. van
Dorsten, die op dit hachelijke moment met
zijn groep zijn commandant te hulp snelde,
werd de aanval na een bloedig handge
meen, waarbij T. Brahim en zeven volge
lingen sneuvelden, met succes afgeslagen.
T. Imeum Ripin werd bij de andere djambo
na heldhaftig verzet neergeschoten, terwijl
de vluchtelingen de brigade Wengkang in
handen vielen.
Niemand ontkwam; de vijand liet totaal 15
doden, één karabijn M 95, twee Beaumont's,
twee voorladers, twee revolvers, blanke
wapens en munitie liggen, terwijl drie vrou
wen en enige kinderen werden gevangen
genomen. Onzerzijds werd slechts Sergt.
Van Dorsten licht gewond.
Betekenis van Peutjoet
Het blijft voor mij onbegrijpelijk waarom de
Oorlogsgraven Stichting (O.G.S.), welk doel
is de verzorging en het onderhoud van het
Nederlandse graf, waar ook ter wereld,
Peutjoet vanaf 1950 volkomen heeft gene
geerd, waar dit kerkhof in eerste instantie
is genoemd tijdens de Ronde Tafelconfe
rentie in november 1949.
Deze begraafplaats is géén symbool van
het verzet van het Indonesische volk tegen
de Nederlandse overheerser (zo zou men
Menteng Poelo en Kembang Kuning etc.
dan ook kunnen beschouwen) maar de be
doeling van de schrijver "Tjoetje" met zijn
brochure Peutjut is juist geweest het At-
jehse volk de betekenis van dit kerkhof te
verklaren en het aanbrengen van vernielin
gen te doen beëindigen, zijnde deze be
graafplaats belangrijk voor de historie der
mensheid, terwijl in de publicatie tevens
aangehaald wordt als te vormen een brug
van vriendschap tussen het Atjehse en Ne
derlandse volk. (blz 32)
De Nederlandse Ambassadeur Mr. H. Schel-
tema heeft in november j.l. met vele Atjehse
autoriteiten Peutjut bezocht en het is hem
opgevallen, dat ter plaatse ook waardering
bestaat voor het Nederlandse aspect van
Peutjut; men kan het herstel zien als een
"joint venture". Deze gevoelens leven ook
lees verder pag. 14, onderaan, le kolom)
Ingang van het kerkhof Peutjeut te Kota Radja, met aan weerszijden de namen van de gevallenen,
(foto Kon. Instituut v. d. Tropen)