S)e <=P auw, cle jinecjar en jancjak cJlwoe 13 zulk een opening gewoonlijk is voorzien, heeft tot doel de varkens af te weren welke in grooten getale in de kampongs rondloo- pen. Om het doorweken der kleimuren tij dens de regen tegen te gaan, bedekt men die gewoonlijk met padi-stroo; op deze wijze beschermd, voldoen zij als afsluiting volko men, maar tegen geweervuur bieden zij geen veilige dekking aan, wat bij de steenen poerimuren wel eenigszins het geval is. Aan de straatkant aan weerszijden van de ingang, zijn vaak offernissen aangebracht. Tot de bovengenoemde afdeelingen geven nauwe eenmanspoortjes met een trap aan beide zijden, toegang. De paviljoens binnen de muren der erven bestaan uit leemen verhevenheden van twee a vier voet hoog te, waarop zich wigvormige, op palen steu nende afdaken bevinden, of ook uit huisjes, van bamboewanden voorzien. Voor aanvallende troepen levert zulk een bouworde ernstige gevaren op, want zoo zij niet nauwkeurig verband met elkaar hou den, in één breed front marcheeren en de plaatsen die zij doortrekken goed doorzoe ken, is een aanval in de rug allicht te duch ten. En het verband te bewaren in zulk een kampong, waar de muren en de klapper- boomen het uitzicht sterk belemmeren en waar men slechts door signalen de rich ting kan aanduiden, is geen gemakkelijke zaak. Om voorwaarts te kunnen komen, is het meestal noodig er heel wat muren omver te werpen. Wordt het verband tussen de troepenafdeelingen niet bewaard en hebben vijandelijke troepen door zijgangen en door poortjes achter het front weten te komen, dan kan' in zulk een doolhof ook het eigen vuur groot gevaar opleveren; de bedreven heid van de Baliër in het hanteren van lans en kris maakt de toestand onder zulke om standigheden nog hachelijker. Het huisraad der Balinezen is meestal een voudig, evenals hun voedsel, dat uit rijst, zout, varkensvleesch en vis bestaat. Aan deze zin voor eenvoud is wellicht hun smaak voor het landbouwbedrijf niet geheel vreemd; overal op Bali vindt men de vel den bewerkt met een zorg, die van liefde voor dat vak doet blijken. Tabak, djagoeng en andere veldvruchten gedijen ook daar om uitnemend op het eiland en brengen tusschen de uitgestrekte klapperbosschen een aangename afwisseling aan. De vee stapel is er mede het voorwerp der alge- meene belangstelling, waarvan inzonderheid het groote en fijne Balische rund getuigt. Varkens en karbouwen vindt men er in menigte. Bij het handeldrijven bedient men zich van rijksdaalders (ringgits), die gelijkstaan met twee pekoes of 2000 kèpengs. De Chinee- sche duit, kèpeng, is op Bali het gewone kleinere betaalmiddel. Zij gold eenige jaren geleden 700 a 750 per ringgit, doch nu 1900 2000, en is dus een weinig stabiele munt. In mijn verhaal over mijn pauw thuis, ver telde ik reeds, dat de Indische (Javaanse) pauw groter, ruwer is en de kleuren harder zijn. Ook het geluid is iets anders. De roep van de Javaanse pauw is zeer duidelijk: Tjoo-o-o-o-ohoong en daarom worden ze in bepaalde streken geen merak, maar "tjoo- o-hoong" genoemd. Volgens de legende, moest de Javaanse pauw een pracht van een vogel geweest zijn: slank van leest en sierlijke, zachte pleeds droeg ze. Het kon ook niet anders, want ze werd immers poetrie (prinses) ge noemd. Toen ze eenmaal huwbaar was, kwam er nog steeds geen waardige prins opdagen. Ze hoorde echter van het bestaan van Raden Bagoes Sotowono. Hij moest een mooie prins zijn. En zo toog ze op zoek naar de verlangde prins. Dagen en weken was ze op reis geweest. Ze ont moette de prins maar niet. Op een morgen kruiste een flinke, grote vogel haar weg. "Wie ben jij", vroeg de grote vogel haar. "Ik ben een prinses. Ik hoorde van de schoonheid van Raden Bagoes So towono en ben op zoek naar die persoon. Ik verlang zo hem te ontmoeten en na weken onderweg, zie ik hem maar niet." Door de schoonheid van deze prinses be toverd, antwoordde hij: "Och! Reis maar niet verder, want hij staat immers voor U." "Och, als prins Sotowono er zo uitziet, had ik niet mijn paleis en land behoeven te verlaten. De lelijkste onderdaan van mijn vader is nog mooier dan jij. Wat moet ik nu doen, want terugkeren gaat niet meer. Ik ben immers weggelopen en ze zullen mij niet meer willen opnemen!" "Blijf bij mij, en trouw met mij", zei tjangak awoe. Ongeveer een week na haar huwelijk met tjangak awoe, hoorde zij tijdens haar wan deling een prachtig geroep. Ze ging de richting in, van waar de roep kwam en zag een prins staan in zijn prachtige kleding. Toen ze voor de prins stond vroeg hij haar: "Wie ben jij?" "ik ben prinses ge weest, maar thans getrouwd. Maar wie ben jij?" "Ik ben Raden Bagoes Sotowono." "O!" zei ze. Als dat zo is, en dat heb ik ook wel gedacht, ben ik bedrogen. Toen ik hem ontmoette en vroeg naar de woon plaats van Raden Bagoes Sotowono, maakte hij zich bekend, als de gezochte. Omdat ik weggelopen was kon ik niet meer terug keren en daarom heb ik hem moeten ne men. Wat moet ik nu doen?" "Bij hem blijven, want ik neem andermans vrouw niet weq," was het antwoord. En zo bleef het. Door dit huwelijk waren haar nakomelingen niet meer sierlijk gebouwd. De kleuren bleven, maar waren harder. Er bestaan op Java 2 soorten boskippen. De bekerkoohk en de tjinigar. De beker- koohk is kleiner en heel rood van kleur, zo ongeveer ter grootte van de katee-haan en katee-hen. De hennen van de beker koohk hebben aan het achter-uieinde van de ogen een rechte streep in de richting van de oren. Vooral bij de kuikens is dit scherp zichtbaar. (Sommige vrouwen maken ook een dergelijke streep aan het achteruiteinde van het oog.) De Tjenigar is zo groot als een haan, maar veel slanker van lijf; heeft een prachtige kam, mooi gekleurde veren op het lichaam en nog mooiere in de staart. Beide dieren worden naar 't gekraai ge noemd. De roep van de eerste is: bekerkooooohk; van de tweede tjekègèèèèrrr. De Tjenigar is op Java erg zeldzaam ge worden, vanwege de grote vraag hiernaar. Chinezen betaalden een flink bedrag er voor. Zij zijn moeilijk in gevangenschap te houden. Ze zijn zeer schuw. Zelfs als het ei door een gewone kip wordt uitgebroed, verge ten ze de wildstaat niet. Naast het gewone voer is vleesvoer noodzakelijk. Rajap en walang (termieten en sprinkhanen) moeten dagelijks genuttigd worden. Vertoont aan de hoogste punt van de kam een verkleuring (blauw) en begint deze slap te hangen, dan helpt één tjitjak als medicijn volkomen. Daarom ziet men deze dieren zelden (bijna niet) en nergens in de dierentuinen. Bij de bekerkoohk heb ik de ervaring, dat, mits men ze van kuiken af bij zich houdt, en persoonlijk voedt, ze wel aan je ge hecht raken, maar laten zich toch niet aan raken. Ze zitten op je schouder, zelfs op het hoofd, ook op de knie en vreten het voer uit de hand, maar aangeraakt worden: nee. Er was mij toen verteld, dat op Madoera, de kruisingen van de tjenigar en de huis kip, op grote schaal waren gefokt, en op de markten in Oost-Java werden gebracht onder de naam van Bekisar. Ook deze moesten prachtbeesten zijn met prachtig gekraai. Deze waren minder schuw en ver droegen gevangenschap. Persoonlijk heb ik ze nooit gezien. R.D. Tot zover de heer R.D., door Tjalie vaak benijd om zijn wonderlijke, veelzijdige leven aan de rand van de oedik met eenvoudige mensen, een leven dat nog steeds verwor pen wordt omdat men het moderne wester se leven nog steeds verheerlijkt als het hoogst bereikbare Wat het leven en de natuur niet leerden, deden vaak de sprookjes, legende en "bij gelovige praatjes", want heel vaak bevat ten zij de structuur van levenservaringen en wijsbegeerten. In een "kinderlijke gedaan te". In dit sprookje vinden wij zoals U zelf wel ontdekt zult hebben het eeuwenoude thema van "De Verkeerde Huwelijkskeus" die altijd "te laat gemerkt wordt". De beel den werken naar twee kanten; gelden dus ook voor de man zowel als voor de vrouw. Dit sprookje eindigt onverbiddelijk: een maal verkeerd getrouwd blijft verkeerd ge trouwd. Wij moderne mensen denken anders: nou, dan scheid je toch? Doen we! Kiezen we de andere! Klaar is kees!Maar na zoveel decennia van ontelbare scheidingen en her trouwpartijen weten ook wij wel: de twee de keer (en derde, en vierde, enz) kan je net zo goed verkeerd kiezen. Thema is in zichzelf (zonder "oplossing"). Dus blijft de wereld vol "tjinegars" zitten

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1973 | | pagina 13