BELEVENISSEN VAN EEN RECHTER IN VOORMALIG NEDERLANDS-OOST-INDIE (XII) DOOR MR. M. J. A. OOSTWOUD-WIJDENES ten verrassend goede gevangenis Eens bezocht de rechter een 'Lands-hotel', waar de boeven het best naar hun zin hadden en aan ontvluchten niet dachten. Het was op een tournee per gewestelijk vaartuig vér de diepe, trage Siak- rivier op naar Pakanbaroe (in het sultanaat Siak Sri Indrapoera), dat de Landraadvoorzitter onderweg de hoofdplaats Siak (Midden Sumatra) een paar uurtjes kon aandoen om één van de zes ge vangenis-inspecties te houden, die hij in zijn ressort geregeld moest afwerken. Het was voor het eerst, dat hij in Siak de ge vangenis zou bezoeken. De ligging ervan wist hij nog niet en hij moest de weg erheen vragen. "O, toewan, dan moet u aan de overkant zijn, bij dat kleine steigertje, daar ligt de pasanggrahan en dan links, aan het eind van een in het bos dood lopende weg, daar ligt de 'boei'." Het dicht Sumatra-woud en de krokodillenrivier met even gevaarlijk gedierte bevorderden wel aardig het isolement van de gestraften. Met zijn griffier begaf de rechter zich op weg, een eind ver lopen evenwijdig aan de Soengei Siak het broeiend-vochtig bos in. Zij naderden het eindpunt en zagen een prikkeldraadomheining, die door een zware electrische stroom misschien wel een deugde lijke gevangenis-omrastering kon zijn. Die stroom bleek nochtans te ontbreken; maar de gevangenis was daar wel; alleende poort stond wijd open!En het cipierskantoortjestond ook open!En alle cel-deuren op een rij in de lange, enige loods Ja, die stonden óók open! Nergens was iemand te ontwaren; noch binnen, noch buiten de hegWas dit eens de gevangenis? Of hadden ze allemaal vakantie?O, wacht; daar kwam op de weg een man aanwandelen in het wei-bekende bleek-bruine gestraften pakje. Gelukkig althans één (vrije?) gevangene op komst. Maar geen cipier om hem te ontvangenToen de eenzame aankome- ling de twee onbekenden bereikt had, die vóór de poort nog aarzelend stonden te wachten, (Er was nergens, als vóór de ge vangenis in Tandjong-Balei, een bord 'Verboden Toegang nodigde hij beiden beleefd en met een beschaafd gebaar uit: "Toewan Toewan masoek sahadja. (Gaat u binnen, heren.) 'Hoor jij hier niet binnen te zijn?' ging het de voorzitter door het hoofd, maar hij beperkte zich tot een meer neutrale vraag en informeerde: "Wie ben jij?" "Saja orang séterapan." (ik ben een gestrafte), antwoordde hij ronduit. Zijn kleding hielp hem daar ook wel bij, maar verklaarde toch nog weinig en maakte de begrijpelijke, ietwat verwarde vraag van de voorzitter wel grappig: "Gestrafte? Ja, dat zie ik; maar wat kom jij hier doen? "Ik kom even terug", zei hij. "Even terug? "Saja, toewan; om een patjoel (een schop) te halen." "Een schop te halen?Waar zit jij dan gevangen?" "Hier!", zei hij, bijna trots naar zijn logement wijzend. "Maar hier is niemand. Watwat betekent dit eigenlijk? Waarom is hier niemand in de gevangenis?" (De rechter doelde speciaal op een cipier.) Het antwoord klonk voor 's Lands veiligheid even gunstig als gevaarlijk: "Wij zijn er allemaal uit." "Ja, dat zie ik. Maar ehjij komt terug, zeg je?" "Saja, toewan. Om een patjoel te halen. Dat alleen "Ik begrijp het niet(Een loslopende 'gevangene', die alleen terug kwam om een patjoel"Zegde cipierwaar is de cipier?" "01, wil toewan de cipier spreken?" "Ja, allicht. Waar is die?" "Bij toewan-Konterlir." "Bij de Controleur-blanda?, meneer van der Meer Mohr?" "Toewan 'Mirmor'?, kan zijn; de Konterlir-belanda?, ik weet zijn naam niet. Wil toewan, dat ik hem even ga roepen?" "Ja; niet de Controleur, maar de cipier, alsjeblieft. Wat doet die aan de overkant (van de rivier) bij de Controleur?" "Daar werkt hij op kantoor." (De rechter kende, nieuw in het ressort, de combinatie van klerk cipier nog niet.) "Nou, roep hem maar, ja; en zeg, dat de president- Landraad gevangenisinspectie wil houden." Onthutst en na een onderdanige buiging, liep de man op een holletje de weg-terug af. Terecht merkte de griffier op: "Als ie maar met het bootje naar de overkant mag!(Aan de overkant lag feitelijk de 'hele' plaats, waarvan op de rivier alleen wat toko's en loodsen bij de steiger te zien waren en het brede, witte paleis van de Sultan, volkomen bloot (dat paleis) tegen de groene, hoge bosachtergrond uitkomend). "Nou, zo'n gevangene, die hier vrijelijk losloopt, durf ik ook wel de rivier over te sturen", zei de voorzitter, wat erg onbezorgd; zich vrij pleitend met de gedachte: Als het niet mag, dan moet de vent van het bootje 't hem maar verbieden. En zich met de griffier op het trapje van het cipierskantoortje zet tend, zei hij: "Ik vind het hier maar een wonderlijke boel." Zijn gedachten gingen onder het wachten rustig naar de kleine, corpu lente Sultan, een genoeglijke, zelfbewuste man, die een kompleet Amsterdams draaiorgel in zijn ontvangst-salon had staan; en eens liep hij in gezelschap een voetbalveld langs, waar als enig publiek een Inlandse onderwijzer zijn klasje front liet maken en "Hoera!" liet roepen, wat de Sultan opgetogen deed zeggen: "Zo is 't goed. Zij mogen hun vorst niet vrezen." Hij ging graag met europeanen om; en een eerste kennismaking met de nieuwe, nog jonge Land raadvoorzitter had direkt aangeslagen. Tijdens een volgende tour nee van de laatstgenoemde, was Zijne Hoogheid, de vriendelijke Sultan, eens laat in de nacht de kust van het eiland Bengkalis langs komen varen naar de steiger van het stadje Bengkalis. Hij zag in het licht van de pasanggrahan, die dicht aan de zeestraat lag, de rechter nog óp en aan tafel zitten. Lang groette de stoom fluit. En even later kwam een lijfknecht des Sultans met een schriftelijke uitnodiging: 'Komt u bij mij aan boord, ja? Wij zullen Parijs in Bengkalis brengen!' Benieuwd, wat dat moest betekenen, gaf de voorzitter aan het verzoek gevolg. Hij trof Zijne Hoogheid huiselijk in pijama op het bovendekje. 'Parijs in Bengkalis brengen' bleek weldra te bestaan uitrustig-pratend in de maanlichte stilte, samen bier drinken bij een eindeloos herhaald, nauwelijks storend, zacht-slaperig-makend wijsje, gespeeld op een orgeltje-in- zakformaat door een zwijgende dienaar Of eenvoud wel altijd het kenmerk is van het ware, werd enigszins twijfelachtig. Maar zeker was Parijs in Bengkalis niet als 'ville lumière' gebracht. Wel leek de stille maan, spiegelend op het glanzend-zwarte water vóór de verre, donkere overkant in de oneindige wijdheid van de nachtvéél heerlijker nog dan Parijs Die gedachten kwamen op in 's voorzitters herinnering, toen hij aan de overzij van het Sultanspaleis in Siak Sri Indrapoera, met zijn griffier op het trapje geduldig zat te wachten op de fungerend cipier van de wagewijd-open gevangenis. En, kijk!: daar kwam eindelijk met haastige pas de gevangen-be waarder aangelopen; een Indo-Europeaan met prettig gezicht en met de boodschapper achter hem aan, die nog zijn patjoel moest halen. "En leuke gevangenis is dit, cipier", zo begroette de voor zitter hem. "Alles open en één loslopende gevangene!" "Zijn er méér!, antwoordde hij lachend. "Meer zulke gevangenissen!?" "Nee, m'neer; gevangenen; ongeveer dertig man. Zij werken alle maal buiten, onder een mandoer. Dan laat ik gemakshalve alles open staan; kunnen ze zelf binnen, als ik nog niet terug ben om de poort te sluiten. De mandoer sluit wel de cellen. Dat komt, cipier is maar mijn bij-baantje, ziet u. Ik werk op het controleurskantoor." "AhaEn ehgaan de gevangenen op eigen houtje naar- en van het werk buiten?" "Vrijwel, m'neer president, 'n Mandoer is wel d'r bij. Maar zij lopen nooit weg. Waar moeten zij heen, trouwens?" "Nouover land moeilijk. Maar er is toch voldoende verkeer op de rivier..." "Ach, zij nemen niet de moeite, m'neer. Zijn alleen licht gestraften. De zware gaan door naar Bengkalis. Nog nooit liepen zij hier weg." Het werd heel rustig gezegd en de inspectie van de registers liet ook niets zorgwekkends zien. Hoe kon het hier met zo'n 'open' gevangenis zo goed gaan? Lag het aan de nogal 'onherbergzame omgeving?; of aan de behandeling?; of juist aan de grote vrijheid- in-gebondenheid? Niet zonder betekenis leek ook devoeding te zijn. Het speet de voorzitter wel, te weinig tijd te hebben om het verstrekken van de maaltijd af te wachten. (Hij zou dan voor controle het eten hebben kunnen proeven.) Het bleek namelijk, dat door het plaatselijk gebrek aan voldoende verse vis, aan de gevangenen bij de rijst dagelijkssardientjes uit blik werden opgediend!Als deze bijzonderheid van bijzonder belang was, zou misschien eens te proberen zijn, of met sardientjes ook zware jongens in dichte gevangenissen niet meer aan ontvluchten zouden denken. 14

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1973 | | pagina 14