VOETSTAPPEN IN 'N ANDERE WERELD ^/tJ Be •vr i Paiiua HHam VILMA "uit het werk van sudjojono" Het was in 1953 in Ternate. Mijn nichtje was toen amper twee jaar oud. Het huis waar we in woonden, had een, hoewel enigszins sombere, ruime voor- en achtertuin, waar mijn nichtje na tuurlijk iedere dag in speelde en drib belde. Op een middag; zij speelde toen in de achtertuin, staakte zij plotseling haar spel en riep om mijn moeder, haar oma, die toevallig vlak bij haar vis stond te wassen. Verbaasd zei mijn nichtje, dat er op een grote steen, op de grens van onze achtertuin onder enkele pisang bomen, een Paitua hitam (zwarte oude man) zat. Mijn moeder, die in de aan gewezen richting keek, zag natuurlijk alleen die steen onder de bomen lig gen en stelde het kind gerust, door te zeggen, dat er helemaal geen Paitua hitam was. Dezelfde avond kreeg mijn nichtje plotseling hoge koorts en ijlde, almaar roepend, dat de Paitua hitam er was. Waar, wisten wij niet. De volgen de ochtend was ze weer helemaal kip lekker en speelde, net of er helemaal niets was gebeurd, zodat wij, oude ren aan het geval helemaal geen aandacht schonken en het beschouw den als gewone kinderziekte. Maar met geregelde tussenpozen, van veer tien dagen, had mijn nichtje er steeds last van. Telkens als zij 's ochtends de Paitua hitam op de steen zag zitten, kreeg zij 's avonds hoge koorts en in haar koortsdromen zag zij steeds diezelfde paitua hitam. Tot op een avond; ik kwam net terug van zee, waar ik gevist had, het was omstreeks half twaalf 's nachts, en ik mij ter ruste wou begeven, had mijn nichtje weer zo'n koortsaanval; maar wel zó hevig, dat het wel leek, of zij in brand stond. Haar hele lichaam gloeide van de koorts. En nu riep ze niet meer, dat de Paitua hitam er was, maar gilde ze, dat ze niet mee wou gaan. Op den duur gilde ze naar haar oma, in wiens armen zij lag en die zij krampachtig vasthield, dat de Paitua hitam haar mee wou nemen, om daarna weer gillend uit te roepen; "Tra'mahu, tra'mahu!" (Ik wil niet, ik wil niet!!"). Dat deed bij mij en mijn moeder de deur dicht! Terwijl mijn moeder woe dend uitriep, dat hij, de onzichtbare, moest maken, dat hij weg kwam en dat hij helemaal het recht niet had, iemands huis zo maar binnen te drin gen, rende ik de keuken in, greep een een handvol zout en slingerde het te gen het raam en de deur van de kamer waar mijn moeder en nichtje sliepen en strooide daarna nog wat zout langs alle deurposten. Toen ik daarmee klaar was, hoorde ik mijn nichtje nog heel zachtjes nasnikken, maar verder was zij heel rustig, terwijl haar gloeiende koorts plotseling was verdwenen. Die verdere nacht sliep ik heel onrus tig, met het gevolg, dat ik de volgende morgen pas om negen uur opstond. Terwijl ik mij bij de put stond te was sen, stond mijn achter buurvrouw met mijn moeder te praten. Terloops ging het gesprek over de steen onder de pisangbomen en vroeg mijn moeder aan de buurvrouw, of zij wist, of er vroeger een zwarte man of een man in het zwart in de omgeving van die steen woonde. "O ja, mevrouw," antwoordde de buur vrouw toen, "Op die steen zat vroeger mijn man altijd uit te rusten en hij was inderdaad altijd in een zwarte pyama gekleed Op dat moment was haar man reeds zeven jaar overleden Daniël J. Hendrik Jeugdherinneringen uit Jogja f 3,90 0,90 porto. van 1 tot 10 mei a.s. exposeert de indonesische schilder s. sudjojono de vader van de moderne indonesische schilderkunst in hotel des indes lange voorhout 54 - 56 den haag bovendien worden een aantal moderne semi-abstracte batiks van diverse indonesische kunstenaars geëxposeerd de tentoonstelling wordt georganiseerd door het genootschap nederland-indonesië en de stichting tong tong openingstijden dagelijks van 11.00 tot 18.00 uur nadere inlichtingen stichting tong tong lange voorhout 25 b den haag (070) 18 05 85 l!lllllll]ll]ll!lll!l!lilllllltllllllll!lil:illllllllllllllllll!lllll[lllllllllllllllllll!lllll!lll!lll[!l 20

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1973 | | pagina 20