Over mieren 8 (vervolg van pag. 6) komen dat men alleen maar één ver verlangen heeft: te vergeten en ver geven om in elk geval een beetje "bersih" te raken. In het verleden en in het heden. Dan krijgen wij vanzelf in in onze hand wat Openbaring II, 2-17 belooft: eenen witten keursteen, en op den keursteen eenen nieuwen naam ge schreven, welken niemand kent dan die hem ontvangt! NOG EVEN FRANS GROENEVELD We hebben een "erg wijde omweg" gemaakt door over heel Indië, heel Holland en zelfs de hele wereld te praten, terwijl we toch eigenlijk begon nen te praten over "een klein mannetje, een kleine boeng." Waar wil Tjalie eigenlijk naar toe, vooral als hij Groe- neveld noemt: "een markante figuur, historisch, cultureel en psychologisch bezien?" Wel, Frans Groeneveld was een zeld zame figuur, omdat hij ondanks zijn kleine sociale status in zijn eentje durf de op te staan tegen de massa's. Een Amerikaanse schrijver (ik ben zijn naam helaas vergeten) heeft eens een bundel essays geschreven, die hij noemde: "Twelve against the Gods" (Twaalf die tegen de Goden durfden op te staan), waarin hij o.a. twee uiteen lopende figuren besprak als Alexander de Grote en Lola Montez. Waarvan de eerste in de loop van twintig eeuwen gecanoniseerd is, maar de ander ver moedelijk altijd als "slecht" bekend zal staan, naar mijn gissing omdat hij als dochter van een Schots officier en een Creoolse altijd al gedachten-patronen en bewustheden had, die buiten het begrip der massa lagen. Maar Groeneveld was in een ander opzicht "outcast" bij de Goden, want de massa van de Indische burgerij leefde letterlijk bij gegarandeerde pro moties, gegarandeerd pensioen en zelfs gegarandeerd wachtgeld, bij wijze van spreken "veilig van de wieg tot het graf", terwijl Frans letterlijk van de naakte grond af (als kleinlandbouwer, tani) zijn bestaan moest opbouwen, terwijl de hem omringende massa het leven beginnen mocht met een prach tige voorsprong. En met het inlopen van die handicap was Groeneveld zó wanhopig zwoegend bezig dat hij zich niet kon verdedigen tegen ontelbare aanvalletjes op zijn persoon. U ziet im mers ook in dat iemand die leeft buiten de bestaans- (en ere-!) code van de grote groep niet alleen vogelvrij is, maar ook automatische geschandvlekt moet worden, omdat een groot aantal kleine mannetjes (en wijfjes) ook mee doen met het uitstoten van de eenling op hun manier. En dat is logisch 'n be nepen, kortzichtige kleinzielige manier. Misschien zal een enkeling zich ver baasd afvragen waar bij die grote groep de fundamentele begrippen ge bleven zijn van ridderlijkheid, Christe lijke vergevingsgezindheid en verant woordelijk "adik-schap". Maar het is immers logisch dat die alléén en exclu sief bestaan voor de "clan"? Wie bui ten de clan leeft, leeft overal buiten! Psychologisch en rationeel blijft het wonderlijk. Want inderdaad kon de grote groep zich dp luxe veroorloven om de weinige "vrijbuiters" als Groe neveld, die de Indische groep telde, te beschermen, eten te geven en te behoeden voor algehele ondergang. Maar het curieuze is dat juist die grote en rijke groep de levensbeschouwing ontwikkelde van "leder voor zich en God voor ons allen", dus: zorg NIET voor je naaste (voor wie immers de Civiele Administratie al zorgde?) en waar dus moreel de zorg voor mensen als Groeneveld niet opgebracht kon worden. Noch vroeger, noch nu, noch in de toekomst. Het is een bittere onafwendbare tra giek net als van De Honden van Afrika in die TV-documentaire, weet U? Wij weten het en het was ons bijna gelukt om alles totaal te vergeten als niet door de een of andere onbegrijpelijke be schikking van het lot niet Cramer was begonnen zich Groeneveld te herinne ren op Pasen vorig jaar (Pasen is: de Opstanding uit de Dood!) en bij koppig tóch wegstoppen door Tjalie en zijn lezers, precies een jaar later, wederom met Pasen, deze "dode" toch weer uit zijn graf herrezen was En dat is het hele verhaal, Njo! T.R. NABESCHOUWING: Dit artikel is voor vele lezers niet nieuw en van ettelijke der hier genoemde structuren zijn velen onzer diep bewust. Toch is het verkeerd te denken dat we dit verleden maar geheel moeten afdanken om totaal te assimileren in de nederlandse maat schappij die op een afstand brandschoon lijkt. Maar wie langer rondgekeken heeft, weet dat de nederlandse maatschappij onder een schone schijn boesoeker is dan de onschuldigen onzer beseffen kunnen. Pas veel later zullen ALLEMAAL inzien dat onze HELE westerse beschaving gecontamineerd is door eeuwen van toenemende valse ideeën en valse voorlichting. Dat de vervuiling van lucht, water en aarde nog overtroffen wordt door de GEESTELIJKE vervuiling. Die maakt dat de Indischman steeds teruggetrok- kener en geslotener leeft. Want waarom zouden wij kleinhartig veroordelen en wreken waar wij al zo lang weten dat onze adiks NIET WETEN WAT ZIJ DOEN. T.R. In de middagslaaptijd, als we in bed behoorden te zijn, slopen we uit de ka mer weg naar buiten; niet door het raam, dat met traliewerk was afge sloten. Rond lopend in tjelana monjet zochten de buurkinderen elkaar op. We lieten dan wel eens mieren tegen elkaar vechten. Daarvoor kozen we meestal de grote zwarte mier, die in een holletje woont. i Met behulp van een grassprietje of stokje kregen we hem er uit. Als tegen stander namen we b.v. de gemeen bij tende rangrang. In een kring op de buik liggend, hielden we de hoofden zo dicht mogelijk boven de arena. In onze tuin waren verschillende vruchtbomen, o.a. kedongdong, sawoh, mangga. Aan de mangabomen mochten we niet komen; die waren van Pa, die er heel zuinig mee was en zelfs elke dag de vruchten telde! De sawohboom was het mêest en 't mooist vertakt, bo vendien gemakkelijk te beklimmen, om dat de takken laag bij de grond be gonnen. In deze boom wilden we ons huis bouwen van planken en met een laken als tent erop tegen de zon. Maar de boom had al bewoners; kleine brui ne mieren, semoet api, die goed van zich afbeten. Ik vermoed dat ze van het zoete vruchtensap leefden. Zo lang we bezig waren, vielen ze ons aan, maar toen we eenmaal klaar waren met 't bouwen van de hut en rustig zaten, trokken ze zich terug en hadden we verder geen last meer van ze. Dus voortaan beklommen we de boom heel voorzichtig. De baboe of djongos bracht ons dan eten en drinken, soms met veel gemopper vanwege de bijten de mieren, die dan met hele legers kwamen opzetten. Heerlijke herinneringen, al zaten we ook onder de mierenbeten. Mevr. H. v.d. Capellen Van deze leuke opname weten we alleen maar, dat ze genomen is ten huize van de familie Rhemrev in good old Betawie omstreeks 1925. Wie kan er ons meer over vertellen?

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1973 | | pagina 8