Fonteijn Co - Over een goede Islamiet, die de voorschriften van zijn Profeet trouw opvolgde Vlamingstraat 5, Den Haag, Tel. 46 46 47 v/h te DJOKJA GOUDEN schakelarmbanden krintjing slangen colliers (6 tot lOOgr.) toesoek konde peniti kabaja van 22 karaats goud 22 Karaats verlovingsringen BRILJANTEN markiesringen hangers oorknoppen gezet in 22 karaats goud MIDO polshorloges SEBELAH ROTAN ARMBANDEN VAN 24 KRTS GOUD (mas kertas) TJITJAK broches in 22 KARAAT goud in étui f 110,franco huis. Aloewi was mandoer op een onder neming. Hij verdiende 10,in de maand, een bedrag, genoeg voor een Javaan om - vóór en tijdens de 1e wereldoorlog - mee rond te komen. Aloewi was steeds opgeruimd en beter gekleed dan zijn collega's. Dit trok de aandacht van zijn baas, die employé was op de onderneming en het bracht hem tot nadenken. De man gedroeg zich correct, op zijn koelierolboeken viel niets aan te merken, hij werkte zeer goed. Navraag doen betreffende de handel en wandel van zijn mandoer wilde de employé niet, hij wilde het risico niet lopen Aloewi hierdoor even tueel te moeten missen. Op een dag kreeg hij echter de ge legenheid wat meer van Aloewi's pri- vé-leven te vernemen. De mandoer vroeg wat eerder naar huis te mogen gaan. Zijn baas had daar geen be zwaar tegen, maar wilde toch wel even meelopen om te zien waar hij woonde, zodat wanneer het nodig mocht zijn, Aloewi altijd buiten de werkuren be reikt kon worden. Deze antwoordde echter: "Meneer, het zal u niet gemak kelijk vallen mij thuis aan te treffen, want ik heb vier vrouwen". De haren van zijn baas rezen ten berge, want met een inkomen van 10,per' maand vier vrouwen te onderhouden, zou al leen maar mogelijk zijn wanneer zijn mandoer zich van ontoelaatbare prak tijken zou bedienen. Aloewi moest nu maar tekst en uitleg geven van zijn levenswandel! Zonder tegenstribbelen legde de man doer een verklaring af. Toen hij nog ongetrouwd was, leefde hij heel zuinig. Onder zijn toezicht werkten veel man nen en vrouwen. Onder deze laatsten was er één, die klaagde dat ze zo weinig verdiende, dat er niets over schoot om een kleine warong te be ginnen, wat ze zo graag wilde. Aloewi bedacht zich niet lang, hij gaf haar een gedeelte van zijn spaargeld om haar plannen ten uitvoer te brengen en niet lang daarna trouwde hij haar. De za ken gingen naar wens. De mandoer had een tehuis en at gratis. Onder deze omstandigheden groeide zijn kapitaal aardig aan. Hij besloot een tweede vrouw te nemen, raadde haar aan klein landbouw te beginnen waarvoor zij wat geld van herri kon krijgen en toen dit wonderwel lukte, begon hij aan zijn derde vrouw. Deze zette hij eveneens in een eethuisje en de zaak floreerde zo goed, dat hij zich weldra de luxe kon permitteren van een vierde vrouw, die heel handig met naald en draad was. Hij besloot een naaimachine voor haar te kopen - een Singer op huur koop voor 3,50 in de maand - en weldra werkte de nieuwe echtgenote even hard mee aan de uitbreiding van het kapitaal van de mandoer, die daar bij door zijn laatste aanwinst nog keu rig in de kleren werd gezet. Op de vraag van de employé of deze vier vrouwen niet maandelijks nog geld van hem moesten ontvangen, ant woordde Aloewi, dat dat niet nodig was. Hij had hun een kapitaaltje ge geven en zij moesten er verder zelf maar voor zorgen hun inkomsten er uit te halen. Zij woonden allen op ver schillende plaatsen, dat was wel zo handig. Wanneer hij vanwege zijn werk nu eens hier dan weer daar moest zijn, had hij altijd een tehuis en eten bij de hand. Zijn loon behield hij voor zich, daar kocht hij tabak van en zijn kleren en de rest ging weer in de spaarpot. Alleen met nieuwjaar had hij wat meer uitgaven. Dan kregen zijn vier vrouwen elk een nieuwe kain en een nieuw baadje. Wie deed hem dat na? Aloewi was echter beslist de enige niet, die zo handig was. Aan de weg naar de top van de Goenoeng Soem- bing woonde de loerah van de desa Redjo, gelegen in het regentschap Wonosobo. Eens kreeg deze te horen dat zich in de krater van de berg, behalve zes a zeven graven die er lagen, een soort grot in de wand bevond. Aan het plafond van deze grot waren twee stenen te zien, die de vorm hadden van vrouwenbusten. De ze stenen, die meestal van vocht door trokken waren, moest men vermijden aan te raken. Want degene, die ze aanraakte en wiens handen daarbij nat zouden worden, zou het ongeluk (of geluk?) hebben met meerdere vrouwen zijn leven te moeten delen. Dat zou de loerah persoonlijk zijn over komen. Toen hij de stenen aanraakte, kreeg hij een straaltje water op zijn handpalm, met gevolg, dat hij in zijn leven vier gaden aan zijn zijde kreeg. Naast zijn ambt als desahoofd dreef hij, nadat hij op jonge leeftijd zijn eerste vrouw getrouwd had, een han deltje in tabak in de naburige desa. Deze nering bracht hem aardig wat inkomsten, dank zij een vrouwelijke hulp, die hij weldra tot tweede echt genote promoveerde. Als derde vrouw nam hij een Chinese, die hij van kapi taal voorzag en die een kleine toko in de kotta opende. En aangezien gade no. 1 ouder werd en 'n hulp in de huis houding behoefde, lag het op zijn weg om deze laatste als vierde echtgenote erbij te nemen. Onder degenen, die het verhaal van de loerah vernamen, waren er, die een dergelijke winstgevende veelwijverij helemaal zo gek niet vonden. Zij de den, in de krater aangekomen, moeite de veelbelovende stenen aan te raken, doch wat een teleurstelling, het was oostmoesson en geen druppeltje vocht kleefde aan de stenen! R. F. Doelitzsch Het nut van het weggeworpene "Dank voor 't doorsturen van de brief van de apotheker. Weet je, dat ik door jullie Tong Tong al verschillende goede kennissen heb gekregen? Plantersvrouw De lezer weet dat Plantersvrouw graag stukjes schrijft voor Tong Tong over nuttige en geneeskrachtige Indone sische kruiden en hun "saudara's" in Europa. Het doet ons plezier dat uit soortgelijke contacten telkens weer blijkt, dat hóe hard de overgrote In dische meerderheid ook alles vergeten wil van de wijze lessen uit de tropen, er telkens weer opnieuw in Holland mensen gevonden kunnen worden, voor wie ons verleden boeiend en leerrijk blijft. Daarom blijven wij over ALLES vertellen zo lang wij kunnen. Zekerlijk komt later een tijd met een ander soort mensen, aan wie onze gedachten wél- besteed zijn. Laat ze maar weggooien! Laat ze maar verwerpen! Dit is immers de "weg- werptijd"? Als er maar een handjevol mensen blijft bewaren, blijft menige nieuw basis gered! - Red. 11

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1973 | | pagina 11