'Makan, Tidoer, Bangoen'
De Matjan's Gadhoengan
De Nijai Tawa
Met die aap hebben we nog iets aller
aardigst mee gemaakt. Het was ons
al een paar maal opgevallen, dat na
een regenbui de vloer van de achter
galerij bij het apenhok kletsnat was
en dat er soms kapotte dakpannen la
gen. Wat bleek? Als het regende klom
de aap boven op zijn hok, schoof een
dakpan opzij en ging onder zijn privé-
douche zitten. Het sluiten van het dak,
na het bad, mislukte hem blijkbaar wel
eens, vandaar de gebroken pannen.
Later gaven wij hem een handdoek en
dan wikkelde hij zich na het bad daar
lekker in. Als het erg koud werd 's a-
vonds pakte hij een kleine witte kip
onder zijn arm en nam die mee naar
boven in zijn hok, voor verwarming,
waar dat kippetje blijkbaar volkomen
mee accoord ging.
In later jaren hebben we nergens in
Indië meer zulk een rijkdom aan or
chideeën gezien als in de rimboe te
genover de centrale. We rustten dik
wijls "orchideeën-expedities" uit. Er
gingen dan een paar koelies met kap
messen, touwen en pikolans mee. He
laas zaten de mooiste planten meestal
onbereikbaar hoog in de bomen en
werd het genoegen dikwijls bedorven
door de duizenden patjets die op en
kele plaatsen de onder-groei langs het
voetpad bevolkten. Zij lieten zich bij
het passeren opt je neer vallen.
Ik vergat haast nog te vertellen, dat wij
een korte tijd ook nog een "setan" op
de vliering in huis gehad hebben. Al
enige avonden hadden we boven een
scheurend geluid gehoord, wat we aan
muizen toeschreven. Toen het op een
avond heel erg was, gooide mijn vrouw
een propje theelood, dat ze toevallig
in haar hand had, drie maal achter
een tegen het plafondPrompt
werd het met drie harde slagen boven
beantwoord. Dit herhaalde zich iedere
avond en later ook over dag.
Op een middag hadden wij juist "hoog
bezoek" uit Bandoeng o.a. Prof. van
der Ley, Hoofd van de Dienst voor W,
E., en nog enige andere heren. Nau
welijks was het gezelschap bij ons in
huis voor een "kopje thee", toen het
lawaai boven weer begon. Als demon
stratie gooide mijn vrouw met iets
tegen het plafond en tot ieders stomme
verbazing kwam het gebruikelijke ant
woord. Onmiddellijk werd besloten de
zaak te onderzoeken. Het huis werd
geheel omringd en een ladder gere-
quireerd om naar boven te klimmen...
Geen spoor van een setan boven te
vinden! Ook had niemand iets zien
ontsnappen. Wel bleek er een grote
oppervlakte van het papier van het
bilik-plafond afgescheurd te zijn en op
een hoop te liggen juist boven een der
gasolinelampen (we hadden toen nog
geen stroom in het huis). Een of ander
beest had op dat warme plaatsje blijk
baar een nest willen bouwen. Haar
of veren werden er niet aangetroffen,
zodat nooit uitgekomen is, wie de taak
van setan op zich genomen had. In
ieder geval kwam deze setan nooit
meer terug.
Alle wel en wee te samen nemend, kun
nen we niet anders zeggen, dan dat
we op deze vrij afgelegen plaats, een
goede tijd gehad hebben. We zouden
er nog wel een paar uren over kunnen
door praten, maar we hebben nog 24
andere jaren met Indische herinnerin
gen.
Jammer genoeg zijn bijna al onze foto's
in de Jappen-tijd verloren gegaan en
kan ik alleen bijgaande foto bijsluiten,
waarop de woonhuizen en pijpleiding
duidelijk zichtbaar zijn.
De centrale ligt geheel links, nog veel
dieper in het ravijn. Het derde huis
ligt nog meer naar rechts en werd be
woond door enkele vrijgezellen en
diende ook als logeer-gebouw voor
tijdelijken.
H. A. C. RINK
Noot van de redactie:
De in het artikel genoemde Hr. Keiler
is de vriend van Hr. K. M. G. (Eerste
baantje van Oude Tjih - TT No. 18 van
1-4-73).
Deze drie woorden waren laconiek
neergeschreven in de marge "Beroep"
van de verhuiskaart die wij kregen van
Ouwe Tjih L. F. Ost - en zelden hebben
drie woordjes ons dieper aangegrepen
dan deze, die het lege leven samen
vatten van de oude Indischman in
Holland.
Weet U dat vrij veel oudgasten zich
graag "Ouwe Tjih" noemen? Het is
een heel oude naam vol vertrouwde
kameraadschap, nog daterend uit de
tijd van vóór de Hollanders. Toen In
do's van de Spanjaarden die troetel
naam "Tjih" overnamen, meestal ge
bruikt voor kinderen. Want Chih komt
van het Spaanse chico klein, Klein
tje (denk maar aan Chih Guevara!)
Elke kleine kleuter werd Tjih genoemd,
welke aanspreeknaam verdween bij het
ouder worden, maar dan onverwachts
op héél oude leeftijd terugkwam, als
de persoon of hoedanigheid er niet
meer zo erg op aan kwam, maar alleen
de dierbaarheid en de kameraadschap
overbleven. Dan werd elke Tjih op zijn
ouwe dag Ouwe Tjih.
En deze ouwe Tjih vult dus achter zijn
beroep op de verhuiskaart in: eten,
slapen, opstaaneten slapen, op
staanEn ik hoop dat U het begrijpt
niet als een zegen, maar als een vloek
- maar dan uitgesproken met een fijn
glimlachje.
En op deze Tjihs, dondert de Pers, de
Radio en de TV, dag in dag uit zijn
snorkende anti-koloniale vervloekingen
uit: De donderende woordenwaterval
en de fijne, maar olijke stem van de
priendjak. Want Ouwe Tjih, hij wordt
nooit boos. T.R.
of sima's gadhoengan zijn spoken in de
gedaanten van een tijger, waarvan twee
soorten bestaan, n.l. de mens, die door
't opzeggen van een formule, het stoffe
lijke lichaam kan doen veranderen in
de gedaante van een tijger, en de
mens, die door het opzeggen van een
formule vóór zijn afsterven, nadien de
ziel het lichaam in de gedaante van een
tijger verlaat en welke tijgerziel zich
willekeurig kan verstoffelijken.
Beiden hebben met deze gedaantever
wisseling het doel, om hen, die hun
vijandig zijn, of waren, straffeloos te
verslinden of door hen te doen schrik
ken, ernstig ziek te maken. De toestand
van tijgerspook duurt volgens de Ja
vaan, indien de mens leeft, telkens één
nacht en indien hij reeds gestorven is,
veertig dagen. Volgens het geloof van
de Javaan kan niet een ieder door het
opzeggen van een formule, bij zijn
leven of na zijn dood in een tijger ver
anderen en het lukt alleen aan men
sen, wier lippen onder de neus rond
lopen en geen scheiding hebben tussen
de rechter- en linker bovenlip; ande
ren, daartoe in staat, zijn te herkennen
aan hun voeten, waaraan de hielen ont
breken en deze met de voetzolen één
rechte lijn vormen; weder anderen, die
voor een dergelijke gedaanteverwisse
ling geschikt zijn, hebben een kente
ken onder één der nagels van de han
den of voeten, dat bij het groeien van
de nagel niet verdwijnt. Deze soort
mensen wordt door de Javaan erg ge
vreesd als de uitvoerders van des
mensen slechte wil, daar men eenig
wraak aan hen kan opdragen. De
beste formules voor die gedaantever
wisseling kan men krijgen in de desa
Gadhoengan, district Lodja van de af
deling Blitar.
of Nijai-Towong, is de beschermgeest
der keukens. Deze geest vertoont zich
in de gedaante eener oude vrouw met
een breed, doch goedig gezicht.
Onder het koken roept de Javaansche
vrouw steeds haar hulp in, opdat de
spijzen niet zullen aanbranden en het
brandhout behoorlijk vuur zal vatten.
Op eiken "malam Djoemoeah" moet
dezen geest echter hulde worden be
wezen, door het aanbieden van bloe
men en het besmeren van het keuken
gereedschap met boreh.
Eens per jaar wordt ter eere van Nijai
Towong een offermaal aangericht,
waarbij zij voorgesteld wordt door een
van een steel of handvat voorzienen
klapperdop, waarop met wedak oogen,
neus, mond en ooren aangegeven zijn.
Deze pop wordt eenigen tijd onder het
aanroepen van den Nijai Towong heen
en weder bewogen, waarna met het
offermaal wordt begonnen, waaraan
deze geest verondersteld wordt deel
te nemen.
Overgenomen uit:
H. A. van HIEN - De Javaansche Gees
tenwereld.
17