waren, deze politiek nog enige tijd, hetgeen de heren regenten natuurlijk al heel weinig aanstond. Naarmate de invloed der Inlandse be stuurders besnoeid werd, werd hun taak deels overgenomen door Euro pese ambtenaren. Onze vriend Daendels, wie het Napo leontische bestuurssysteem als ideaal voor ogen zweefde, vermeerderde het aantal Europese ambtenaren, al mag de drommel weten, waar hij ze vandaan wist te halen. Het grote gouvernement van Java's Oostkust, dat zich van Tje- rebon tot straat Bali uitstrekte, ver deelde hij in negen prefecturen, ieder met een prefect aan het hoofd. Zijn meester, koning Lodewijk, die Holland ser dan de Hollanders wilde zijn, schreef de namen landdrost en land- drostenijen voor, wat de Engelsen in resident en residentie wijzigden, zoals het tot 1941 gebleven is. Daarnaast verschenen nog assistent residenten in elk regentschap, waar nog geen resident resideerde, zodat ieder regent een assistent-resident naast zich op de aloen-aloen kreeg. Erg zwaar was hun taak voorlopig niet. Hun voornaamste werk was het gezag handhaven en controleren. Doch onder deze hoogwaardige resi denten en assistent-residenten was een nieuw, lager soort ambtenaren aange steld, de z.g. controleurs der landelijke inkomsten. Dr. de Haan meent in zijn vierdelig werk Priangan, dat deze heren een soort voorafschaduwing gehad hebben in de z.g. koffiesergeanten in de Pre- anger, welke militairen tot taak hadden, de koffieaanplant der bevolking na te gaan en desnoods hardhandig te be vorderen. Iets dergelijks moesten ook de "controleurs der landelijke inkom sten" doen, n.l. de door Raffles inge voerde Landrenten controleren, de aan slag bepalen enz. Dit was een vrij zwa re taak. Aanvankelijk had Raffles ge dacht aan een persoonlijke aanslag der grondbezitters (enige miljoenen Java nen), doch zonder een behoorlijk ka daster, om maar van burgelijke stand helemaal te zwijgen, komt men in dit opzicht niet ver. Een kadaster liet nog wel een drie kwart eeuw op zich wach ten, zodat men zich tot een dorpsge- wijze aanslag beperkte. Dit bezorgde al veel werk, want de dorpelingen hiel den zich zoals alle belastingbetalers in de wereld, gewoonlijk doodarm. De oogst was mislukt door droogte, of het optreden van ratten, de grond was zo slecht, er was een bandjir geweest enz. enz. Dit alles kostte veel tijd aan onderhandelen, hetgeen zelfs een Daendels bij de Javanen een moeizaam werk vond. Nog meer groeide het werk der con troleurs door de invoering van het Cultuurstelsel de schepping van G.G. van den Bosch (1830-34). Gelijk be kend werden volgens dit systeem de tani's "uitgenodigd" hun gronden met Een prominente figuur uit het B.B.: M.. B. van der Jagt, Resident van Kedoe en later in de twintiger jaren Gouverneur van Soerakarta. koloniale producten te beplanten in plaats van met de nutteloze rijst. Deze koloniale waren moesten ze dan tegen enige betaling aan het Gouvernement leveren, dat er in Europa goede sier mee maakte. Het stelsel was een da verend succes dank zij o:a. de beken de "prentah aloes", en erger. Spoedig was bijna heel Java één grote cultuur tuin. Maar dit gaf ook veel meer werk, zelfs aan de residenten en. assistent residenten, die daarmede niet steeds gelukkig waren. "Op zulk een wijze zijn wij geen Residenten meer, maar worden boeren", werd er gemopperd en een ander klaagde, "dat het nieuwe stelsel te veel naar de ploeg riekte". Dit gemurmureer verdween echter als bij toverslag, toen men het Europese, en ook het Inlandse B.B. een deel van de winst beloofde, de z.g. "cultuur procenten". Ook de titulatuur werd ver anderd. De controleurs heetten nu: controleurs bij de landelijke inkomsten èn cultures. Ook het tot dusverre verwaarloosde Inlandse B.B., de Regenten en hun on dergeschikten, bleken nu opeens heel bruikbaar te zijn, om de koffieproduc- tie te verhogen. Hun traditionele, bij kans magische macht bleek zeer ge schikt, om de tani's aan het werk te zetten, èn te houden. Daarvoor hoort natuurlijk wat. Zij werden ingeschakeld bij de toepassing van het Cultuurstel sel en plukten er mede de vruchten van. Ook toen het Cultuurstelsel af geschaft was, dacht men er niet meer aan de regenten te laten verdwijnen en behielden zij een belangrijke positie, al was die niet zo aanzienlijk, als onder de Compagnie. Ook werd nu nader de verhouding tussen Europees en Inlands B.B. be paald.De regent diende de assistent resident als "zijn oudere broeder" te beschouwen, hetgeen natuurlijk zekere vertrouwelijke omgang suggereert. De grote kenner der koloniën, de Frans man Chailley Bert, schrijft in zijn be roemd boek "Java et ses Habitants": "Tussen de kaboepaten en het residen tiehuis zijn er kleine attenties, cadeau tjes, bezoeken. Zelfs de dames be zoeken elkaar, voor zover het door het verschil der beschavingen wordt toege laten. Is de vrouw van de regent ziek, dan zal de vrouw van de resident zich zeker naar haar sponde spoeden". Terecht werd nu ingezien, dat indien het Europese B.B. zich zo met de In landse zaken wilde bemoeien, het ook iets van het doen en laten, van de taal en adat der kleine luiden af mocht weten. Daarom werd in 1843 op initia tief van de conservatieve minister van koloniën, J. Chr. Baud in Delft een be- stuursacademie geopend, nadat een dgl. inrichting enige jaren te voren in Solo was mislukt. Deze Delftse acade mie heeft het echter een 60-tal jaren uitgehouden. Daarop werd de oplei ding academisch, te Leiden. Dat was wel wat anders dan in de gulden dagen der Oost-Indische Compagnie, toen het volgens Baud voor een Europeaan al voldoende was, om in het lieve vader land voor niets te deugen, ten einde juist voor de kolonie zeer geschikt te worden geacht. Op den duur werd ook aan de oplei ding van het Inlandse B.B. gedacht. Het was niet meer voldoende, dat een pienter knaapje van goede familie eni ge tijd bij een hooggeplaatst Inlands ambtenaar als magang in huis kwam, waar hij, onder het bewijzen van aan vankelijk eenvoudige diensten, gaande weg het vak leerde. Sedert 1879 ver rezen er hoofdenscholen, waar men kon opgeleid worden voor assistent- wedana en wedana, onderdistricts- en districtshoofden. Ze moesten nu ook het Nederlands leren en diverse nutti ge bestuursvakken. Ook aan het Cultuurstelsel kwam een einde. Sedert 1870 begon de afbraak en in 1916 verdwenen de laatste res ten, die niet veel meer te beduiden hadden. De controle op de gouverne mentscultures behoorde hiermede tot het verleden. Alleen die op de land rente bleef over. Ter voorkoming van misverstanden heetten de controleurs daarom slechts "controleurs bij het B.B." Hun taak werd evenwel niet lichter, doordat het Gouvernement zich steeds ernstiger voor het welzijn der bevolking ging interesseren. Geinspi- reerd door het prachtige boek van Multatuli, de "Max Havelaar", legde de bestuursgeneratie van na 1870 zich hier steeds sterker op toe. De contro- lees verder volgende pag. 13

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1973 | | pagina 13