i i HUWELIJKS PLECHTIGHEID IN INDONESIË ABONNEE'S j Akal Boeloes l WERFT ABONNEE'S!!! .Een huwelijksplechtigheid op Java: de oude tradities worden in ere gehouden Je hoort er maar heel weinig van, maar als we alleen al optellen wat er in onze lezerskring van Tong Tong toch regel matig vernomen wordt van bedienden van voorheen en hun nazaten, mogen we als vrij zeker aannemen dat er voortdurend een stroom contacten on derhouden wordt tussen de ex-bewo- ners van de "Casa Grande y Senzala" (de hoofd- en bijgebouwen) van het oude Indië, ook al zitten de eerste cul- dragers (zegt Gilberto Freyre) nu in Holland, dus twintigduizend kilometers van de andere cultuurdragers vandaan. Hoe dan ook: menige koloniale band bestaat nog steeds, en warmer en leer rijker dan ooit tevoren. Een van onze lezers kreeg dezer dagen bovenstaande foto van het huwelijk van de zoon van zijn voormalige djongos en al zijn ze in eenvoudige regionen gebleven in het nieuwe Indonesië, zij weten toch beslist wel hoe men in een respectabel huwelijk voor de dag moet komen, zoals dit plaatje toont: links de djongos uit tempo dulu Sukaeni; daarnaast ge tuige Setijoko; vervolgens zoon en schoondochter Achmadi en Supartini (het bruidspaar), en tenslotte tweede getuige en broer van Sukaeni, Redjo, en de pastoor Pranoto. In vergelijking met deze keurige hu welijksplechtigheid, ziet menig modern europees huwelijk er inderdaad "slo- jongan" uit, maar in Indonesië weet men blijkbaar nog steeds dat het hu welijk een serieuze en eerbiedwaardige zaak is! We noemden zopas Gilberto Freyre, die in zijn wereldberoemd geworden studie de verhouding tussen hoofd- en bijgebouwen in de koloniën een WIS SELWERKING noemde VAN CUL TUURWAARDEN, waarbij dus de mees ters evenzeer leerden van de bedien den als omgekeerd. Daar zijn wij het zonder meer mee eens (al proberen de Amsterdamse kolonialenhaters een andere image aan ons op te dringen). We hopen dat er in de toekomst nog veel van zulke foto's als de boven staande naar Europa hun weg zullen vinden, want nog steeds kunnen de ontwikkelde volken zeer veel leren van de ontwikkelingsvolken! inzending waard!" mocht ik zijn ge lukwens in ontvangst nemen en was uiteraard zó trots als een pauw. Op fluweligaandoend mat-bromidepapier kreeg ik de zwart-witte afdruk, inder daad een lust voor het oog. De eerbiedwaardige buurdame wilde er zo graag wat afdrukken voor familie leden en kennissen van hebben en om mij niet op kosten te jagen (katanja), vroeg zij mij het cliché ter leen. Weigeren zou onbeleefd zijn, dus we liswaar met tegenzin, stemde ik toe... Na een paar dagen kwam zij met de jobstijding, dat zij de glazen plaat per ongeluk had laten vallen en de scher ven al had weggegooid. Ik had grote moeite mijn ergernis te verbijten, maar moest er toch in berusten. Niet lang daarna werd haar zoon overgeplaatst en verdween die dus met moeder naar "somewhere". Vrij kort daarop trouwde ik en aangezien "ons bruintje nog niet zo sterk" was, hadden wij een abonne ment, als laatste lezer, op een leespor tefeuille genomen. (Boekentrommel heette dat toen met recht. Zij, eveneens uit die tijd, weten nog wel, dat het overjarige tijdschriften waren, die je dan onder ogen kreeg). Op een dag vie len die haast uit hun kassen, toen ik in een nummer van: "De Aarde en haar Volken" mijn cactusfoto op de voor pagina zag afgedrukt, met daaronder de naam van de inzendster. Op dezelf de wijze kreeg ik exemplaren van de periodieken: De Prins, De Wereldkro niek, e.a. onder ogen. Het was geloof ik destijds de gewoonte, dat wanneer een ingezonden foto de voorpagina mocht sieren, de inzender(ster) een gratis jaarabonnement als beloning kon verkrijgen. Die oude draak had op die manier dus een gratis leesporte feuille opgebouwd. Onnodig te ver melden, dat mijn ergernis oplaaide tot verbolgenheid, die door onmacht zich slechts ontladen kon in de verzuchting: God slaapt niet! Zo graag had ik dit artikeltje willen illustreren met betreffende opname, maar helaas mijn hele collectie foto's... "Is gone with the Nipponwind." Botja Semawis Ja, zo zou je de mij toentertijd gebak ken poets kunnen betitelen. Toen ik op een avond mijn meisje (toen roman tisch "in stilte verloofd, thans "met verkering"), die bij mijn buurvrouw een kamer had, opzocht, werd mijn blik ge troffen, door een in de zijtuin bloeien de cactus (nachtschone genaamd), met drie vingerkomgrote, melkwitte bloe men. Die vroegen in alle stilte, haast schreeuwend (excuses voor de con tradictie) om een opname. Snellekens ik dus terug naar huis, om mijn foto- bekakas op te halen. Vergeleken bij het moderne fotomateriaal, was het werkelijk bekakas, die oude platen-ca mera, houten driepoot, zwarte instel- doek, het ontstekingsapparaat voor het blitzpoeder, wat een toestanden. Op het matglas kon je echter punt- scherp het onderwerp in de juiste com positie, instellen. Kortom, nadat de miniatuur atoomwolk was opgetrokken, wist ik dat ik de bloemen had ver eeuwigd. De belichte llfordplaat ter ontwikkeling bij de fotograaf O. Hisgen aan Bodjong gebracht, om de volgen de dag in spanning naar het resultaat te informeren. Met de woorden: "Een

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1973 | | pagina 15