De Politiek en de Houding van de Indischman Mijn artikel in TT van 1 april j.l. (pag. 6 e.v.) heeft op zijn beurt verscheidene reakties uitgelokt.Sommige daarvan waren aan mij persoonlijk gericht en hebben mij ook bereikt. Uitvoerige kommentaren mocht ik ontvangen van mej. Ailaert te Amsterdam, en van de heren Klumperbeek (Wageningen), Segond von Banchet, Diedrich (Bergen op Zoom), en Bochem (Zaandam), welke personen ik hierbij graag dank zeg voor hun belangstelling en moeite. Van vele andere briefschrijvers weet ik de namen niet, maar mijn dank strekt zich ook tot hen uit. Na bet artikel van Drs. G. L. Cleintuar in TT No. 18 in de discussie over "De Indischman en Politiek" is een tijdje voorbij gegaan van stilte, waaraan wij in ons nummer van 1 juni jl. het commentaar vastknoopten, dat wij vóór wij ons al te vecht- of twist-) lustig in verdere discussies gingen werpen, we terdege moesten realiseren dat politiek (en politicologie) WETENSCHAPPEN zijn die serieus beoefend worden op universiteiten. We moeten dus betoel zoeken naar dieper gronden dan alleen de meningsverschillen pro of contra Den Uyl of iets dergelijks. Cleintuar dringt met bijgaand artikel ineens tot een terrein, waar de meesten onzer zelfs niet eens aan gedacht heb ben, maar dat FUNDAMENTEEL is, omdat politiek zich inderdaad bezig houdt met het "to be or not to be" van onze maatschappijen. Lees en denk. Hoe boeiend de lezing van alle reakties ook was, het overheersende gevoel dat bij mij achterbleef was dat van teleur stelling. Soms moest ik er ernstig aan twijfelen of men (de strekking van) mijn artikel eigenlijk wel begrepen had. Meermalen leek het erop alsof de briefschrijvers en ik een verschillende taal spraken, een taal waarvan som mige woorden weliswaar gelijk of bijna gelijk waren, maar waarvan de beteke nis voor mij een andere (soms een geheel andere) was dan voor de scri benten. Daar dit verschijnsel in onze tijd zeer veel om ons heen wordt waargenomen, overal en telkens wanneer getracht wordt tot een dialoog, een werkelijk open gesprek te komen, een gesprek waarin niet het meest belangrijke is het "gelijk" van de sprekers, maar hun respektieve bijdragen tot inzicht in of tot oplossing van een menselijk pro bleem, zou het mij eigenlijk niet mogen verwonderen. Toch kan ik mij persoon lijk niet onttrekken aan het gevoel, dat het bij herhaling falen van de Indisch man om op vruchtbare wijze aan een diskussie deel te nemen, (in plaats van het "ongelijk" van zijn opponent en zijn eigen "gelijk" te bewijzen), mis schien wel dezelfde oorzaken heeft als die welke zijn houding ten aanzien van (de) politiek bepalen. Het is verleidelijk op dit laatste punt dieper in te gaan (en misschien doe ik dat ook nog wel eens een keer), maar dit artikel zou aanvaardbare grenzen verre gaan overschrijden als ik dat hier en nu zou doen. Om deze reden geef ik er de voorkeur aan mijn artikel van 1 april j.l. te voorzien van een paar toelichtende opmerkingen. Al deze opmerkingen, evenals die in mijn eerdergenoemd artikel, moeten worden gezien tegen de brede achter grond van de ernstige krisissituatie in de wereld. Het doorgaans nogal zakelijk en nuch ter uitspreken van het woord wereld- krisis" wil ons nog wel eens doen ver geten of over het hoofd zien, dat het ditmaal (voor de allereerste keer!) gaat om de mogelijke totale vernietiging van alle menselijk leven op deze "blauwe planeet aarde", (voorzover totnutoe be kend de enige menselijk bewoonbare planeet in ons zonnestelsel) en mis schien zelfs van alle leven. Het is hierbij uiterst belangrijk te be denken, dat of deze mogelijkheid ooit werkelijkheid zal worden vanaf NU af hankelijk is van ons mensen en van ons aller menselijk gedrag. Tenzij wij geloven in een voorbeschikt lot, in de onontkoombaarheid van De Grote Ramp, of in ons onvermogen om die op welke manier ook te verhinderen Het is niet nodig blindelings te geloven in de konklusies van het "Rapport van de Club van Rome", een voorstudie voor een groter projekt, dat men "De Kritieke Situatie van de Mensheid" heeft genoemd, om in te zien dat er inderdaad sprake is van een wereld wijde crisis. Ik ben zelf onder meer econoom en heb kennis genomen van de wetenschappelijke bezwaren, die tegen genoemd Rapport zijn ingebracht. Ik ben echter ook socioloog en in deze funktie weet ik, dat de economen slechts een (betrekkelijk klein) deel van het gelijk hebben. U kunt mij ook niet lamleggen door mij uit te maken voor een "pessimist want nog veel groter is dan het pes simisme van diegenen, die ontevreden zijn met de huidige gang van zaken (onder meer met "de politiek") en on dertussen "niets doen", omdat zij niet geloven dat zij in die gang van zaken verandering brengen Ik sta trouwens in dit zogenaamde pes simisme allerminst alleen. Het zou mij bijv. geen moeite kosten om bladzijden vol uitspraken van wereldbekende per soonlijkheden aan te halen, die stuk voor stuk mijn opvattingen zouden steunen. Ik noem er hier slechts een paar. "Als zo'n wereldwijd deelgenootschap niet in de komende tien jaar wordt ge smeed, dan vrees ik zeer dat de ge noemde problemen zulke duizeling wekkende afmetingen zullen hebben aangenomen, dat zij door ons niet meer beheerst kunnen worden." (Oe Thant, Secretaris Generaal Vere nigde Naties, 1969). "de catastrofale rampen die plaats zouden kunnen vinden wanneer de we reld zich in de toekomst blijft gedra gen volgens dit modelDe mens heid zou er goed aan doen om niet uit het oog te verliezen dat catastrofes in geen geval ondenkbaar zijn." (Prof. C. H. Waddington, hoogleraar dieren genetica, Univ. v. Edinburgh, Schot land). "Het heeft echt geen zin om over een juiste levensstijl te discussiëren wan neer de mensheid niet zal blijven voort bestaan. Wij moeten daarom eerst het probleem van het voortbestaan aan pakken en voorkomen dat er een fatale en onherstelbare verandering plaats vindt"(Margaret Mead, prof. an tropologie Columbia Univ.) "Volgens mij ligt de kwestie zo: zal de mensheid als geheel in staat blijken om haar opvattingen en doelstellingen te wijzigen voordat wij in een catastro fale situatie raken?Ik geloof dat wij geen tijd meer te verliezen hebben." (prof. Arnold J. Toynbee, Brits histori cus) "Er liggen tweeduizend kernbommen klaar om afgevuurd te worden, elk in staat om de wereld te vernietigen. Want als er eenmaal één is afgevuurd, wordt de rest onvermijdelijk ook af gevuurdDe ontwikkeling van de mens heeft drie miljard jaar gevergd. Waarom moeten wij ons leven nu door een handjevol maniakken (de politici.- Cl.) in gevaar laten brengen?" (prof. Albert Szent-Györgyi, Nobelprijswin naar medicijnen 1937) "Ik wou dat wij een zo prachtig toe komstbeeld konden schetsen, dat de mens zich uiteraard graag zou willen inzetten. Maar ik ben bang dat wij het van de andere kant af zullen moeten aanpakken, en duidelijk moeten aan tonen hoe afschuwelijk de toekomst is, welke ramp wij zullen moeten trachten te verhinderen". (prof B. F. Skinner, psycholoog Univ. v. Harvard, U.S.A.) Eén van de briefschrijvers, die op mijn eerder artikel reageerde, was het niet eens met mijn definitie van "politiek". Hij vond die definitie veel te ruim. "Vol gens de kleine Winkler en Prins (schrijft hij) is politiek: Wetenschap be treffende de middelen die dienstig zijn, om te komen tot een goede organisatie van het maatschappelijk leven in de staat/kunst van het regeren." Deze wijze van reageren is enigszins typerend voor de wijze waarop men mijn artikel ontvangen heeft. De ge achte briefschrijver maakt zich name lijk niet duidelijk, dat de door hem aangehaalde W. P.-definitie totaal niets zegt over hóe dan geregeerd dient te worden en wat dan "een góede or ganisatie van het maatschappelijk le ven in de staat" zou zijn. Deze definitie is daarom even weinig waard als bijv. 6

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1973 | | pagina 6