Peukjes rapen
PIM.
HERINNERINGEN DOOR
SAJA SADJA (geb. 1895)
9
regelde de PM het zo, dat de deur
tussen de gevangenis en het wachtlo
kaal op een kier werd gezet, zodat ik
mijn vrouw toch kon zien bij het in
ontvangst nemen van de dagelijkse
zendingTrouwens, later zou ik
vernemen, dat toen deze order was af
gekondigd, een PM-officier mijn vrouw
op straat voor de gevangenis had op
gewacht en haar had ingelicht. "Als u
wilt huilen, doe het dan nu, buiten, want
ieder binnen zit naar u te kijken als u
op het zwarte bord leest, dat u uw man
niet meer moogt zien
Wel, als gezegd, men vond er toch
wat op: op een typisch Indonesische
manier werd de lastgeving opgevolgd
en toch een mogelijkheid geschapen
om haar te verzachtenIs het een
wonder, dat ik, eenmaal weer op vrije
voeten met enige van deze officieren,
zeer bevriend ben geworden? In het
bijzonder met een officier, met wie ik
tot zijn voortijdige dood zeer verbon
den ben gebleven en met wiens wedu
we ik nu nog correspondeer.
Het isolement werd in de laatste perio
de van mijn gevangenschap ook door
broken door allerlei persoonlijke vrien
delijkheden van de zijde van de PM.
Wanneer 's-avonds een der officieren
zich moest melden op het Hoofdkwar
tier nodigde hij mij uit hem in zijn jeep
te vergezellen en hij koos daarbij een
route die zeker niet de kortste maar
wel de gezelligste was. Op een van die
ritten werd mij gevraagd, of ik niet even
naar mijn vrouw wildeIk wees dat
af, zeggende dat ik dat alleen wilde als
ik ook thuis kon blijven
Tenslotte was het dan zover, in de
morgen van 8 april verschenen een
inspecteur van politie met twee nieuwe
arrestanten: de beide Nederlandse as
sistenten van Sultan Hamid. Hoogst
verrast, want in geruime tijd waren
geen nieuwe verdachten binnenge
bracht, knoopte ik een gesprek aan
met beiden, die ik kende, en ver
nam dat de Sultan - en zij beiden -
die nacht waren gearresteerd. Dat dit
tevens mijn vrijlating zou betekenen
wist ik niet en kon ik ook niet vermoe
den. Totdat de inspecteur zei: "Wilt
u er uit, of blijft u liever!?" Ik wilde wel
Mijn schaakspel liet ik achter na
dat de beide nieuwe arrestanten zich
zeer geinteresseerd hadden getoond in
het bezit ervan. Zonder dat ik dit ook
maar had kunnen vermoeden bracht ik
Pasen 1950, na een ongeveer tien-
weeks verblijf in Glodok thuis door. Ik
had weinig te vertellen, mijn vrouw des
te meer. Bijvoorbeeld ook haar avon
tuur met Westerling, of althans iemand
die zich voor hem uitgaf. Zij was op
een nacht opgeklopt door iemand die
zich op het erf bevond en haar mede
deelde, een plan te hebben ontworpen
om Glodok te overvallen en mij - en
anderen - uit de "klauwen" van de
PM te redden. Het antwoord van mijn
vrouw luidde: "Doe dat in Godsnaam
nietu maakt de zaak alleen maar
erger!" Er hebben enige tijd geruchten
gelopen dat de onvindbare Westerling,
die even later per vliegtuig Indonesië
zou verlaten, van plan was geweest
een actie in Jacarta op touw te zetten.
Als die plannen er geweest zijn mag
men in dankbaarheid vaststellen, dat
zij niet tot uitvoering zijn gekomen.
Wilt u geloven, lezer, dat ik nog steeds
met gevoelens van dankbaarheid terug
denk aan die periode in mijn leven? De
schrik, de vrees, de verontwaardiging
zijn vergeten; de boeiende en merk
waardige aspecten, de ondervonden
vriendschap en hulp blijven in de her
innering voortleven als lichtpunten in
menselijke verhoudingen. Misschien
zijn mijn banden met de Indonesiërs
nooit sterker gegroeid dan in de tijd,
dat Indonesië mij in de gevangenis
vasthield!
J. H. Ritman
Eigenlijk niet bepaald rapen, maar wel
verzamelen. Van moeders kant was ik
bevoorrecht met twee opa's, die na
tuurlijk al lang dood zijn. De ene was
Opa Vic, een Indo net als ik en de
andere was een inlander (nu zeg je
Indonesiër), genaamd Akih (Opa) Na-
hari. De laatste was de man, die met
mijn Soendanese grootmoeder trouw
de, toen zij als huishoudster van Opa
Vic was afgedankt. Wij hielden van bei
den, maar van Akih toch wat meer dan
van Opa Vic, bij wie we in de kost
waren, want Akih woonde aan de rand
van kampong Kedjaksaan en voor de
familie-representatie besloot men ons
liever in de kost te doen bij Opa Vic.
Educatie, begrijp je?
Opa Vic rookte altijd heel goede siga
ren. Ik was toen een jaar of zes, zeven,
maar vond toen al de geur van Opa"s
sigaren heerlijk. Hij liet ze dan ook
speciaal uit Holland komen. Ongeveer
om de andere zondag mochten we wel
een hele dag bij Akih en Nini (Oma)
doorbrengen, wat we een waar feest
vonden. Van Opa Vic kregen we dan
altijd twee sigaren mee voor Akih, die
er altijd heel blij mee was en ze heel
zuinig consumeerde. De stompjes, die
niet meer goed te hanteren waren,
versneed hij heel fijn en rolde er ge
woon kawoeng strootjes van. Hij vroeg
me daarom ook, de peukjes van Opa
Vies sigaren voor hem te willen verza
melen. En dat heb ik gedaan, en hoe!
Overal, waar ik een sigarenpeuk zag:
pik in en bewaren in een leeg sigaren
kistje. Maar ik pikte alleen de koude,
uitgebrande sigarenstompjes, want ik
begreep best, dat Opa Vic aan de nog
brandende sigaren verder roken zou.
Maar als ik uitgedoofde sigaren, soms
pas tot de helft of nog minder opge
rookt, ergens zag liggen, kwamen ze
subiet bij mijn verzameling. Op een dag
had ik wat uitgehaald en mocht toen
voor straf twee keer niet met de an
deren mee naar Akih en Nini. Nou dat
was een gevoelige straf, hoor. Maar
kijk, op een middag kwam Akih zelf
naar Opa Vic toe om te vragen, of ik
er de volgende bezoekdag wel bij
mocht zijn. Zo als gebruikelijk, zat Akih
op een tikar voor Opa en Oma op de
vloer, natuurlijk met koppie toebroek
en koekjes en Opa Vic gaf Akih een
sigaar. Daar herinnerde ik me opeens
wat en ik ging gauw mijn verzameling
peukjes halen en gaf dat aan Akih.
Toen vroeg Opa Vic: "Wat heb je
daar, Pim?" Hij dacht misschien, dat ik
Akih een doos gegapte sigaren gaf.
Akih lachte wat verlegen en zei: "Ijeu,
gan (dit is het, meneer)" en liet de ge
opende doos aan Opa zien. Maar nu
de clou: Opa Vic zei: "Dus DAAR zijn
de lange peuken van mijn sigaren, waar
ik me gek naar heb gezocht. Ik begreep
al niet, waar ze gebleven konden zijn.
Maar Oma, die er ook bij zat, lachte
zich een hoedje en zei: "Net goed, Vic,
ik zeg je altijd al, dat jij je sigaren-
peukjes niet zo moet laten slingeren.
Ik kom ze overal in huis tegen. Ik
ben blij, dat Pim ze voor je heeft op
geruimd." Ik bofte dus weer met Oma's
pleidooi en ook Akih bofte, want toen
hij naar huis ging, kreeg hij van Opa
Vic nog drie sigaren erbij. Maar voor
taan verzamelde ik de peukjes in twee
lege sigarendozen: een voor de korte
peuken en een voor de langere be
stemd voor Opa Vic. Dit laatste deed
ik uit dankbaarheid voor Oma en ook
hoefde ze zich niet meer te ergeren
aan Opa's slordigheid. En Opa was er
zeker van, dat hij zijn lange peuken
verder kon oproken. Want je weet:
zuinigheid (Opa) en vlijt (Pim)enz.
Tante Lot en de komeet van Halley.
Ik weet niet precies in welk jaar de
komeet van Halley aan de Soerabai-
asche hemel verscheen.*) Het was een
pracht gezicht, onvergetelijk, die lange
staart aan het firmament.
Ik stond in de voortuin te spelen, toen
tante Lot uit ons huis kwam, een bun
deltje dragend in haar armen, op weg
naar haar huis in Embong Kemiri. Ze
zei: "De wereld vergaat." Ik had een
zeer groot respect voor tante Lot, die
zeer belezen was. Ook voor haar echt
genoot, Oom Leo, een officier. Ik keek
haar aan en zei: "Maar waarvoor
draagt U dat bundeltje dan nog, als
de wereld toch vergaat?" Ze keek me
alleen aan! Brutaal!
De wereld verging niet; tante Lot werd
heel oud en stierf in Den Haag.
1910 (Red.)