Draagt onderwijs in de
Oosterse geschiedenis vrucht?
door Dr. H. J. de Graaf
"TEMPO DOELOE"
Het beoefenen van geschiedenis is iets typisch menselijks. Dieren doen er niet
aan; die leven van dag tot dag. Het is zelfs niet gebonden aan het schrift, want
als we geen geschiedenisboeken hebben, doen we het met het historische over
leveringen, verhalen van vader op zoon overgeleverd. Zo leefden er aan het
hof van Afrikaanse potentaten m.o.m. officiële historici, kerels met een stalen
geheugen, die de lotgevallen van hun volk gedurende enige eeuwen uit hun
hoofd kenden. Wanneer men ze met hulp van buitenlandse gegevens kon con-
i i i l!:l- in UaUUmm n/\l/ ~7 r\ ninfailkaar- \W3S MUfl
troleren, bleken ze soms nog gelijk te hebben ook. Zo onfeilbaar
memorie.
Geschiedenis komt voort uit sympathie.
Men schrijft meestal niet over perso
nen of volkeren, waaraan men het land
heeft. De Amerikaan Motley heeft ze
ker niet zijn Rise of the Dutch Repu
blic geschreven, omdat hij het land aan
ons had. Een Nederlander zal er niet
gauw toe komen, b.v. de geschiedenis
van Roemenië te schrijven. Het ligt zo
ver weg, en onbekend maakt onbemind.
Geschiedenis zou men ook kunnen be
schouwen als een opvolging van het
goddelijke gebod: Heb Uw naaste lief
als U zelve, niet meer, maar ook niet
minder. Dit gebod komt zowel in het
Oude als het Nieuwe Testament voor.
Mede omdat God het ons gebiedt zul
len wij voor die "naasten" belangstel
ling moeten trachten op te brengen,
waar en wanneer wij ze ook tegen
komen. Daarom zou men de Aardrijks
kunde kunnen beschouwen als "naas-
tenkunde", de kennis over onze leven
de medeburgers in dit ondermaanse.
Dank zij de intense beoefening der
geografie en de snelle berichtgeving
raakt ons een hongersnood in India
thans meer dan drie eeuwen geleden.
Dit geldt ook voor een aardbeving in
Perzië of een overstroming in Amerika.
Maar wij mogen onze belangstelling
niet tot de nu nog levende mensheid
beperken. Ook de grenzen van de
dood moeten wij overschrijden, om met
hen contact te krijgen, die ons zijn
voorgegaan, ons voorgeslacht. Dit noe
men wij historie of geschiedenis. Uit
zekere sympathie voor hen speuren
wij hun lotgevallen, droevige en ver
blijdende, na in het verleden, zo ver
als wij kunnen. Immers, waar de histo
rie ophoudt, waar de geschreven bron
nen of de overleveringen ons in de
steek laten, begint de praehistorie,
waarin slechts de Stenen, stoffelijke
overblijfselen, tot ons een niet steeds
verstaanbare taal spreken. Weetlust
speelt daarbij een rol, maar ook sym
pathie.
Daarom geloof ik, dat het eenzijdig
Europees karakter van vele koloniale
geschiedenissen samenhangt met een
geringe sympathie voor de inheemse
bevolking. Ik heb er in onze progres
sieve tijd al meer dan 40 jaar tegen
moeten vechten.
Daarentegen is het meest typische
voorbeeld er van, hoe de Christelijke
naastenliefde iemand tot de geschie
denis kan brengen, de figuur van de
Kennemer schilderspatroon J. Wolbers
uit de vorige eeuw. Deze was niet al
leen een goed Christen, doch ook een
warm voorstander van de Zending in
Oost en West. Hij wilde die verre
volken, ook al kon hij ze niet bezoeken,
toch met het Evangelie bekend maken.
Hij trok uit dit sympathieke streven om
anderen gelukkig te maken, een merk
waardige conclusie. Als hij die verre
volken, die negers in Suriname, die
Javanen in Insulinde, werkelijk lief had,
moest hij hun levensomstandigheden,
ja ook hun geschiedenis kennen. Hij
legde zich daarom vooreerst toe op de
geschiedenis van Suriname, doch be
merkte al gauw, dat er onvoldoende
boeken over de Surinamers beston
den. Daarom bezocht hij de koloniale
archieven, niet alleen in Den Haag,
maar zelfs in Londen. Het resultaat van
zijn studie was een lijvig boekwerk, ge
titeld: Geschiedenis van Suriname (Am
sterdam 1861). Dit dikke boek heeft
na ruim honderd jaar nog steeds niet
zijn waarde verloren en is de uitvoe
rigste studie over dit onderwerp.
Daar zijn liefde ook naar de Javanen
uitging, is hij ook met een Javaanse
geschiedenis begonnen, doch hierbij
is hij niet verder gekomen dan het
door E. BRETON DE NIJS
Foto's uit het Indië van een eeuw ge
leden. Markante beelden uit een his
torie die nooit vergeten zal en mag
worden. Een boeiend document dat in
iedere Indische (en Nederlandse)
boekenverzameling niet mag ontbre
ken! f 29,porto f 2,25
begin: de oude en de middeleeuwse
geschiedenis. Blijkbaar heeft hij de
grote moeilijkheden onderschat en zijn
werk is dan ook lang niet zo oorspron
kelijk als de Surinaamse historie. Toch
lijkt mij Wolbers een treffend voorbeeld
van een geschiedbeoefening, die uit
Christelijke naastenliefde voortspruit.
Als goed Christen zouden wij ons
daarom voor alle lotgevallen der mens
heid dienen te interesseren. Het is de
vraag, of dit mogelijk is. Is onze naaste,
die wij als ons zelf moeten lief hebben,
niet vaak alleen degene, die het toeval
(of God?) ons op onze weg doet ont
moeten? Aan dit soort van algemene,
onbegrensde mensenliefde zijn dan
ook tal van bezwaren verbonden. Dat
heeft men h.t.l. in de vorige eeuw er
varen. In de vorige eeuw nog was op
de lagere scholen (basisonderwijs) de
algemene geschiedenis voorgeschre
ven. Maar in het midden dier eeuw
heeft men het maar opgegeven en zich
wijselijk beperkt tot de vaderlandse
geschiedenis. Het was ook wat veel
voor die jonge hoofdjes! De wereld
geschiedenis bleef daarom voor de
middelbare school (H.B.S. en gymna
sium) gereserveerd. Doch nog steeds
komt het Oosten (Afrika en Azië) er
bekaaid af, vooral in de leerboeken.
Enige jaren geleden las ik in een his
torisch tijdschrift de opmerking van
een Indiër, dat in het Westen (West-
Europa en Amerika) op de daarvoor
in aanmerking komende scholen,
slechts de westerse geschiedenis werd
onderwezen. Daarbij kwam dan nog
soms een héél klein beetje over de
historie van het Oosten. Ofschoon
Europa toch eigenlijk maar een schier
eiland van Azië is, werd zijn geschiede
nis toch het grondigst behandeld. Dus
over het kleinste deel van de wereld
het meeste, en over het grootste deel
juist het minste.
Dit leek mij een vrij rake opmerking.
Daarin is de laatste jaren een kleine
verbetering gekomen. Wanneer men
de huidige leerboeken opslaat, en die
met de vroegere vergelijkt, dan ziet
men, dat er een langzame, doch ge
leidelijke groei heeft plaats gevonden
van het Oosterse aandeel in de leer
stof. Dat zou kunnen uitlopen op een
toekomstig leerboek, waarin Oost en
West op gelijke wijze worden behan
deld, dus zonder enige discriminatie.
Maar zal zo'n boek ooit geschreven
kunnen worden en op onze middelbare
scholen ingevoerd? En zal daaruit dan
door kundige docenten gedoceerd kun
nen worden? Ik heb er een zwaar hoofd
in.
Immers, ons geschiedenisonderwijs
volgt sedert eeuwen dezelfde traditio
nele loop (trend, zegt men tegenwoor
dig). Men begint n.l. bij Egypte en
Babel (met een hoofdstukje vooraf
over de praehistorie) en gaat dan over
Griekenland (Hellas) naar Rome. Dan
komt het Christendom en vervolgens
beginnen de (duistere?) Middeleeuwen,
enz., enz. Voor het Oosten is in dit
6