God waakt over Zijn kinderen Progressie... waarheen? Hol niet. Sta stil. :in. Een pendant van "God slaapt niet". Dit laatste is reeds als titel gebezigd voor drie verschillende artikels in T.T., t.w., in het Kerstnummer '72 no's 11 en 12 en No's 13 en 16 van '73 en daarom gebruikte ik voor dit artikel het bovenstaande. Wat ik U hier wil ver halen over één van mijn persoonlijke levenservaringen, gaat over het werk zaam zijn (hoop dat ik het juist heb uitgedrukt) van God; iets heel con creets; God "doet" iets, Hij "waakt" over Zijn kinderen. Tijdens ons sla venleven in de Japanse kampen, waar volgens menselijke berekening toen- helemaal geen uitzicht scheen te zijn op een bevrijding, zelfs niet, toen het halve jaar van 1945 haast om was en zonder dat we ons er van bewust waren dat de bevrijding al zo nabij was, waren de meeste krijgsgevangenen, w.o. ik zelf - reeds uitgeput en totaal verzwakt (ik was al die tijd Goddank, steeds gezond gebleven) vanwege te weinig en minderwaardig voedsel en het zware werk bij de aanleg van rail- banen. We startten vroeg in de morgen met het werk op een maag, slechts gevuld met ongol-ongol (een middel om kleren na het wassen te stijven). Ons middagmaal bestond uit wat rijst met als toespijs "daon ketela-poehoen" (casaveblaren) gekookt in ongol-ongol. Toch, ondanks dat, zag men menigeen nog zijn handen vouwen om God te danken voor "Het dagelijks brood" En zo ploeterden we maar voort, de "toekomst" tegemoet. Tot dusver liet God alles toe, maar, dan kwam het ogenblik dat God zei: "Stop, nu is t genoeg Nippon!" Op dit punt dan, begint de eigenlijke story, waar God begint met de bevrijding van Zijn kin deren. Het gebeurde een week na 19 juni; voor mij een datum om nooit te ver geten; de geboortedatum van mijn vrouw, 't Was 26 juni 1945. De dage lijkse arbeid was volbracht en we keer den weer "huiswaarts" toe, de kilome ters lange weg naar onze barakken; gelukkig niet meer te voet, want de railbaan was tot op dit laatste aange legde gedeelte - een stuk voorbij het plaatsje Moearo, in de residentie Suma tra's Westkust - reeds berijdbaar voor de corveetrein. A propos, misschien zouden enkelen onder U bij dit realis tisch verhaal een getuige willen hebben (voor de "zekerheid") Wel, ik zal U er één noemen hopende, dat van de 6000 abonnees (of 2 a 3 x zoveel lezers) mis schien een enkele onder U - hem zullen kennen en hoop ikzelf ook, dat hij nog springlevend is, in Holland of elders ter wereldZijn naam is: Ventje van Loo, ex-boxer uit Semarang (Karang- Asem). Dus op die dag 26-6-1945 reden we huiswaarts toe per trein, bestaande uit een (zware) locomotief met onge veer een dozijn open railwagens ach ter zich. Ventje van Loo en ik en nog vele andere tawanans zaten in één van de achterste wagens. Toen we zo ongeveer 20 minuten gereden hadden, merkten we plotseling dat uit de vóór ons rijdende wagens de inzittenden er uit sprongen. We beseften niet wat er gaande was, maar volgden toch hun voorbeeld, want "iets" moest er wel gebeurd zijn, dat we later pas wisten. Enfin, van Loo, die aan m'n rechter- rechterkant zat, sprong de rechterkant uit en ik naar links. Niet vermoedend, dat aan de linkerzijde van de spoor baan een metersdiepe - naar mijn me ning minstens 8 meter - taluud aan wezig was, sprong ik dus "blindelings" uit de wagen en belandde pardoes op de keiharde bodem van een droge rivierbedding. Doordat ik rechtstandig beneden aankwam, ondervonden mijn benen de eerste reactie en in het vol gende korte ogenblik knapte mijn rech ter onderbeen finaal in tweeën. Toen ik een poosje later uit de diepte opge haald werd, moest ik mijn onderbeen met beide armen ondersteunen om het geheel gestrekt te krijgen, want het onderstuk van het been hing letterlijk en figuurlijk slechts aan wat vlees en vel; de huid aan de voorkant van mijn scheenbeen was opengescheurd door de scherpe gebroken delen van het been. Meetkundig uitgedrukt: Na de val was mijn been geen gestrekte hoek meer van 180°, maar vervormd tot een stompe hoek van 190 tot 200° Enfin, we kwamen toch "thuis" met een klein oponthoud. Later vernam ik, dat één van de houten liggers van de spoorbrug waar de locomotief op dat ogenblik over moest, begon te breken onder het gewicht van de locomotief. De Jap. machinist en de Indonesische stoker, reagerende op het gekraak van het brekende hout, raakten in paniek en sprongen meteen uit de locomotief. Toen onze jongens uit de voorste wa gens dat zagen, begonnen ook zij er uit te springen en zo liep de één na de andere wagen leegHier ben ik aan de tweede phase van mijn verhaal gekomen. Mijn eigen barak zag ik sindsdien niet meer terug, want ik kreeg een plaatsje in de ziekenbarak in een apart gedeelte waar de echte zieken niet lagen. Lag daar moederziel alleen en 't was stil om me heen. De verpleger, die mij het avondeten bracht, vertelde me, dat ik de enige was bij dit incident met een gebroken been; veel liepen kneu zingen op en schaafwonden, verzwikte en ontwrichte polsen, duimen, enkels, etc., etc. Het werd avond, ik was niet gewend aan die stilte om me heen; gewoonlijk was er tegen deze tijd nog gezellig gepraat op m'n tempatje en geroeze moes uit andere hoeken van onze barakIk kon de slaap maar niet vatten, lag nog na te denken over de gebeurtenissen van deze dag. Toen flitste 't door m'n hersens: "Waarom moest "ik" juist m'n been breken Maar niets gebeurt zondér God's wil dus, heeft God het zo gewild "Maar waarom en waarvoor heeft God het gedaan?" Met al die vragen in me, viel ik eindelijk in slaap. Maar God's antwoord liet niet lang op zich wachten beste lezers. De volgende ochtend was het de eerste keer in m'n gevangenschapsleven, dat ik niet mee hoefde op corvee. Vaag hoorde ik die morgen het vertrek van onze jongens naar hun job. Gewoonlijk kwamen we 's middags tussen 5 en 6 uur thuis, maar vandaag was het stil. Het begon reeds te schemeren; de avond viel. Het werd tien, elf uur en nog geen teken van de jongens. Eindelijk, tegen middernacht kwamen ze thuis; hongerig en vermoeid wellicht. Ook deze tweede nacht viel ik niet makkelijk in slaap en toen lag ik weer te denken, lag te turen naarde plafondloze ruimte onder de rieten dakbedekking, totdat plotseling een inwendige stem tegen me zei: "Dit late thuiskomen heb je toch nooit meegemaakt, wel? Vandaag heb je lekker mogen uitrustenJe behoeft niet meer mee op corvee, voor jou is de "jasumy" al aangebroken!" Wel, beste lezers, DIT was God's ant woord op mijn vragen van de vorige nacht. Toen wist ik ook meteen waarom ik een gebroken been "moest" oplo pen. God liet het niet verder toe dat ik voor Nippon moest ploeteren. God waakte over mij De volgende nacht kwamen onze jongens om 12 uur nog niet thuis; ze kwamen om half 5 's morgens thuis en om 6 uur na 11/2 uur rust, moesten ze weer aantre den voor corveeIntens treurig! "De railbaan moest klaar", zei de Jap, maar niet lang na mij, misschien 2 maanden later, kwam ook voor hen de algemene jasumy en werden we allen op transport gesteld naar Pakan Baroe. Vélen van ons, oud Indisch-gasten heb ben in onze jeugd zeker wel het (P.JC.) lied gehoord of zelf meegezongen: "Kinderen van Eén Vader, zijn wij alle maal", maar(hier hoort een maar- tje bij), zoals in vele gezinnen en in ons eigen gezin weten we bij ondervin ding, dat er twee of meer soorten zijn van kinderen; gehoorzame en onge hoorzame, eigenwijze, enz., enz. Tot welke soort zoudt gij willen behoren? Nachrift. Voordat wij, tawanans, voor goed de barakken van Pakan Baroe 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1973 | | pagina 12