RIOUW Controleursvrouw op Karimoen De controleurswoning op Karimoen, ervoor controleur Moll, zijn gezin en enkele gasten. Karimoen was een eilandje in Straat Malaka, behorend tot de Residentie Riouw en Onderhorigheden, zoals dat toen nog heette. De controleur was er de enige Euro peaan. Er was een tangsi met 8 gewa pende politie agenten onder een korpo raal. En samen handhaafden ze rust en orde over een aantal eilanden en ei landjes. Voor tournees had mijn man de beschikking over een kleine, met hout gestookte, stoomboot. Daarmee bereikten we Singapore in vijf uur en de hoofdplaats Tandjong - Pinang in tien uur. Het controleurshuis stond apart in een grote tuin, die uitliep op het strand. Opzij en erachter lag een grote klap pertuin. De kleine kotta lag buiten ge- hoors bereik. De voorganger van mijn man was een boedjang, dus toen wij verschenen met een blond kindje, was dat een bron van vermaak. Ik kon geen wandeling met hem maken, of hele drommen liepen achter me aan; men riep het elkaar toe: "Boedda!" Dus besloot ik op een morgen ieders nieuwsgierigheid te bevredigen. Ik zet te de baby in zijn kinderwagen en wan delde de kotta door, sloeg alle zijwe gen in, liep langs elk huis, zodat wer kelijk iedereen aan zijn trekken kwam. Ook de oudere Chinese vrouwtjes die met hun gebonden voetjes nooit ver der kwamen dan even buiten hun huis deur. Daarna kon ik elke dag rustig mijn ochtend wandelingetje maken. Was mijn man op tournee, dan zat ik met de baby moederziel alleen, maar goed bewaakt, 's Avonds verschenen twee oude sampanroeiers, elk gewa pend met een grote klewang. De ene legde zich te slapen in de voorgalerij, de ander in de achtergalerij. Op een nacht schrok ik wakker van n' heidens lawaai, geschreeuw, gegil! Ik sprong uit bed en gooide de luiken open. Onder het raam had een sampanroeier zich opgesteld en zei sussend: "Djangan takoet njonja, saja djaga." De volgende morgen hoorde ik, dat het dak van de gevangenis het had bege ven; vandaar het tumult. Er was nie mand gewond en niemand gevlucht. Er waren enige kleine kede's in de kot ta, waar het hoognodige te krijgen was. Een Chinese boot voer op Singapore, en bracht twee maal per week bood schappen en post mee. Ook steeds een koeienpoot, Die werd op de pasar op gehangen en de importeur sneed er stukken af ten verkoop. Mijn huisjon gen een ter plaatse gestrikte ex-sol- daat. placht zich naast de poot op te stellen, en als er een lap afgesneden was, die hem wel leek, mocht hij die voor me kopen. Er was van dat vlees nooit veel te maken. Het was zo taai; je moest het steeds malen. Met gehakt, haché en ragout was je uitgepraat. Maar wat kon je eindeloos varieren met sambalans. Op een morgen, toen ik weer eens al leen was, haalde ik de baby uit zijn bedje. Het kind gloeide van de koorts en zijn ene beentje had twee maal de omvang van het andere. Een dokter hadden we niet en mijn man was weg met de boot. Ik legde het ventje, geheel ontkleed, op tafel en riep al het personeel er bij om raad. ledereen keek en ineens riep de djongos; "Itoe dia!" en hij wees op twee kieine plekjes op het beentje. Een schorpioen had toegeslagen. De dag tevoren had zijn matrasje bui ten in de zon gelegen; zo was de schorpioen waarschijnlijk mee in bed gekomen. Ik legde een waterverband aan, dat ik geregeld ververste, gaf hem ^zoveel mogelijk te drinken en hoopte én bad. Na drie angstige dagen daalde de tem peratuur en slonk het beentje. Toen mijn man terugkwam, kroop de baby weer tierig door de box. Mijn man had nogal eens te maken met de politie van Singapore. Een boosdoener uit Karimoen kon gemak kelijk ontkomen naar de overwal, en omgekeerd. De officiële procedure was voor deze dingen natuurlijk waanzin; het waren nooit zo grote zaken, maar ongestraft konden ze niet blijven. Als mijn man aankwam, stond er een agent met de schuldige aan de ka; hij ging altijd gewillig mee. Omgekeerd leverde mijn man iemand af, die in Singapore werd gezocht. Zonder haarkloverij ble ven zo recht en orde gehandhaafd. En ieders rechtsgevoel was bevredigd. Een verblijf in Singapore was duur en het controleurstractement maar klein. Daar kwam nog bij, dat de gangbare munt op Karimoen de Singapore dollar was, en die stond 1,40. Maar we maakten een spaarpotje! De controleur was tevens havenmeester. Daarvoor ontving hij natuurlijk niets. Maar als hij op zondag een boot moest inklaren, kreeg hij 9,En daarvan spaarden wij. In 1924 was 9,heel wat waard. Wanneer er na maanden genoeg in het potje zat, en mijn man voor zaken naar Singapore moest, konden we mee. Heerlijk zo'n paar dagen in een grote stad, je haar laten knippen, in een taxi zitten, winkels kijken, een ijsje eten... Maar ook heerlijk weer thuis te komen in de rust en de stilte. Zo nu en dan deed een schip Karimoen aan. Zo kwamen eens 2 mannen van een grote oliemaatschappij uit Singa pore, die besprekingen met mijn man te voeren hadden. Ze vroegen ons 's avonds te dineren, en toverden ons heerlijkheden voor uit de "cold stores" van Singapore, onbetaalbaar voor een jong controleur. Met een bloedend hart moest ik de uitnodiging afslaan. De baby was koortsig en ik durfde hem niet alleen te laten. Geen nood. Alle heerlijkheden, plus de kok, kwamen aan wal, en we hielden thuis het eetfestijn. Ze hadden zelfs een grammofoon meegebracht om het feest op te luisteren. Weer zomaar wat herinneringen aan een lang vervloden tijd. A. Moll-Lips Overn. gevr. wegens vertrek n. Indonesië: van der Dussen en Duijnhouwer: "Soendaas voor de practijk"; Coolsma: "Soendaas Woordenboek"; Coolsma: "Soendase spraakkunst"; J. Kats: "Spraakkunst en taal eigen van het Soendaas"; of andere boeken of geschriften voor het leren spreken en schrijven van het Soendaas. Ir. B. van Norren, Asserpark 28, Wagenin- gen. Na 3 Sept.: School of Social Welfare, Djl. Ir. H. Djuanda 271, Bandung. 15

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1973 | | pagina 15