Zonder vrees of blaam ROBERT BIJLEVELD Evenals de hoofdpersoon in de short story "Geen boeken voor de levenden" in de bundel "Tjies" van Vincent Ma- hieu was Ab Franken plotseling dood. Op 1 Augustus. In Djakarta. En konden allen die hem kenden het niet geloven. Want hij is zijn leven van 65 jaren lang één brok daadkracht en ondernemings lust geweest, waarop tijd en dood geen vat schenen te kunnen hebben. Evenals op Leo van het verhaal was de wapen spreuk van de officiersschool van St. Cyr: "Toujours l'audace! Toujours l'au- dace!" hem op het lijf geschreven. Maar verder houdt elke vergelijking op, want de held van het verhaaltje, Leo, was maar een kleine jongen, die vroeg stierf. Maar Ab leefde zijn volle men senlevensportie tot de laatste dag, ja het laatste uur, in totale onbevreesd heid en als man. Deze laatste twee zaken die ik noem, zijn eigenlijk al uitstervende begrippen in deze brave, veilige maatschappij. Waarin het wemelt van wezens die min of meer voor man doorgaan, maar waarin mannen zo uiterst zeldzaam zijn, dat het helaas nodig is om wijder uit te wijden over Ab, alhoewel hijzelf er hoogst ongemakkelijk en kribbig om geworden zou zijn. Maar in een blad als Tong Tong, dat het Indische leven zo goed mogelijk probeert vast te houden, kan een persoonsbeschrijving van Ab "ten voeten uit" onmogelijk bekort worden, zonder aan onze In dische historie te kort te doen. En Ab leefde gewoon historisch: hij werd geboren in een tijd toen een aan tal fiere menselijke en maatschappelij ke waarden nog bestonden - en vrij algemeen bestonden. En hij stierf in een tijd dat de mens van vandaag niet eens weet waar je het over hebt als je gewoon praat over de eigenschap pen van Ab. Als ik van hem zeg dat hij absoluut onbevreesd was, dan moet je denken aan opvattingen en begrip pen over vreesloosheid die al antiek geworden zijn. En b.v. omvatten het ridderlijk zijn. Ridderlijk zonder vrees of blaam. En hoe wil men daar begrip van hebben in een maatschappij, waar de horden zich van meester gemaakt hebben, en alle bladen en boeken, alle radio en TV, en 99% van de persoon lijke menselijke beoordelingen gewoon weg stikken in blaam, blaam en nog eens blaam! Blameren van mensen en toestanden is gewoonweg een normale habitus geworden. Nu, Ab kende geen blaam. Haast instinctief wist hij dat geen mens opgewassen is tegen het Leven en dat het Noodlot voor sommige mensen een onbegrepen, onrechtvaar dig en niet te dragen leed heeft wegge legd. M.a.w. in het leven is ieder mens de zwakkere. Wie ridderlijk denkt, helpt altijd de zwakkere. Dus Ab was zonder ooit het verlangen te gevoelen om aan derden verantwoording af te leggen De laatste foto van Ab. In Djakarta na de succesvolle rondreis door zijn geboorteland. Hij was ook zeer muzikaal en welk instrument kon hem liever zijn dan de guitaar voor zijn gedrag, altijd te vinden aan de zijde van ieder mens en elke zaak, die bijstand of vriendschap nodig had. Hierbij ging Ab gehéél af op zijn eigen inzicht of intuitie. Hij stond totaal bui ten de "menzegt"-opvattingen en opi nies, en dat gaf zijn levenshouding iets fris en eigens. En maakte de kring van zijn vrienden origineel en persoonlijk. Zo'n veroorzaker van veel maatschap pelijke voorzichtigheid, lafheid en leeg heid als "het burgerfatsoen" bestond niet voor hem. Ab was officier in de oude en ideale zin van het woord, en omdat hij Indisch was in hart en nieren, was hij natuurlijk KNIL-officier. Hij startte heel jong bij de oude vertrouwde Militaire School in Meester Cornelis, voltooide zijn stu die in Breda, diende "natuurlijk" bij de Maréchaussee in Atjeh en beschouwde het min of meer als een bekroning van zijn officierscarrière dat hij na het ver laten van de dienst wiskundelessen geven mocht aan de Hogere Krijgs school in Den Haag. Wie hem gekend heeft, weet dat hij zonder enige inspanning, ja zelfs met plezier leefde naar de beginselen van de Militaire Willemsorde: Moed, Beleid en Trouw. Beleidvol was hij tot buiten zijn dienst, namelijk als organisator en leider van vele soorten activiteit, b.v. in de sport (ikzelf ken hem al sinds 1930 als athleet voor de Bandoengse ploeg, terwijl ikzelf - ook als hoog springer - zijn opponent was bij de Bataviase equipe) en letterlijk tot zijn dood toe als organisator en leider van ettelijke Indonesië-reizen, die hij onder soms grote moeilijkheden met zijn hele inzet tot aller tevredenheid leidde. Pas wie weet dat Ab's hart eigenlijk zo best niet meer was en dat vliegreizen zijn reserves danig op de proef stelden, beseft dat hij deze inspanning als een "challenge" beschouwde, zoals trou wens het hele leven. Hoe hij alles wat hij ondernam en deed met volle inzet aanpakte "to the bottom" blijkt ook uit zijn laatste reis, die hij onvermoeid en tot in finesses presenteerde aan zijn groep, en pas toen alle verplichtingen compleet wa ren ingelost ("Morgen reizen we te rug!"), kon de Dood hem opeisen. Kort voor zijn verscheiden verscheen nog een artikeltje in "De Kleine Bode" van de Bond van Oud Steurtjes, waarin een krijgsgevangene onder zijn com mando in gloedvolle woorden Ab's herinnering vasthoudt als "my most unforgettable character". Ik breek af omdat woorden tóch tekort blijven schieten, als we deze vriend van het Indische leven en van zijn geboortegrond Indonesië in tekst de volle eer zouden proberen te geven, die hem toekomt. Zelden zagen we een zó welbesteed Indisch leven dat letterlijk tot de rand gevuld is geweest met vriendschap als het zijne. Maar blijft after all niet het hele Indische leven in zijn beste vorm iets waar je nooit over uitgepraat kan raken? Wel, daarom is dit onvoleinde relaas het saluut van Tong Tong dat het volmaaktst past bij Adelbert Lodewijk Franken. T.R. Eveneens volkomen onverwacht stierf op 69-jarige leeftijd een abonnee en vriend, die wij nauwelijks gekend heb ben, zo zelden zagen wij hem. Maar die elke minuut dat wij hem bij ons hadden dat soort warme menselijkheid uitstraalde, dat we hem in onze ge dachten nog weken lang vasthielden en wiens glimlach vooral bij ons was als we het moeilijk hadden. Hoe wonderlijk is het mensenleven dat het ons in staaf kan stellen in vluchtige ontmoetingen een hart te geven in zijn volle rijkheid. Gelooft U dat zelfs brie ven dat kunnen in één regeltje maar? Lilian en ik zijn door ons werk rijker dan we in duizend Tong Tongs zeggen kunnen. Robert's vriendschap heeft handenvol van deze rijkdom helpen aandragen. Dank en saluut! 6

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1973 | | pagina 6