l HET GOUD VAN DE WOESTIJN Dateland is niet meer dan een minus cuul stipje op de grote map van Arizo na. Eenzaam en verlaten ligt het midden in de oneindigheid van de desert, 't Dorpje bestaat uit een klein modern postkantoor annex curio winkeltje en een restaurant. Precies midden tussen deze twee gebouwtjes staan drie ver weerde dadelpalmen, hun gespleten bladeren geëtst tegen een altijd blau we, stille hemel. Aan deze palmen dankt het plaatsje waarschijnlijk zijn naam. Dan is er nog een heel oud vermoeid aandoend houten motel, dat de strijd tegen de tijd, droogte en hitte heeft opgegeven. De houten bunga lows leunen zwaar tegen elkaar aan. De zengende zon heeft grote littekens in de verf gebrand en splinterend hout steekt overal naar buiten gelijk de ran den van een verwaarloosde wond. Een paar trailers, slordig weggezet in het zand verstrekken woongelegenheid aan de paar families die van postkantoor en restaurant een middel van bestaan ge maakt hebben. Vanuit Dateland windt zich een smalle zandweg naar het noorden, de onein digheid van de desert in. De desert, met zijn cacti als schildwachten stijf rechtop staand, hun gedoomde, sta kerige armen stokkerig uitgestrekt naar de azuren hemel. Doornbomen en doornbosjes zuigen aan haar droge boezem en halen hun levenssappen diep uit het droge hete zand. Grijs ge kleurde stenen, van grote rotsblokken tot kiezelsteentjes toe liggen te bakken in het warme stof en dragen bij tot de intense stilte en hopeloosheid van het landschap. In al die roerloosheid kan het plotse ling gebeuren dat de eentonigheid van zand, doornbomen en cacti wild ver broken wordt door een dustdevil. (stof- wervelwindje) De wervelende wind, op gestoken uit het niets pakt in een speelse bui wat zand en tolt het in de rondte. Nu dansen wind en stof een primitieve weense wals op de tonen van hun eigengemaakte fluitende mu ziek. Naar boven, steeds hoger wervelt het zand als een dansende fontein door de desert en draait met de wind als haar leidende partner zichzelf in een dustdevil. Verleidelijk heupwie gend kronkelt ze zich nu over de woes tijn, steeds meer stof vergarend terwijl ze zich voort beweegt. Het lijkt of ze het uitspansel boven zich wil raken. Dan, even plotseling als ze is opge stoken verdwijnt ze, als het ware op geslokt in het oneindige en eens te meer valt de intensieve, stille immobili teit als een zware, warme deken over het landschap. Als we vanuit Dateland op weg naar de White Wing citrus ranch de zware Amerikaanse wagen van de geasfal teerde hoofdweg op de nauwe zand weg hebben gestuurd, dan wordt dit competente, luxueuze vehikel opeens een speelbal van het zand. De zware 16 motor brult in machteloze woede, de wielen slippen en draaien over hun toeren in een poging om houvast te krijgen op het rulle wegdek. De wagen steunt en kreunt zijn weg door de desert. Haar wit gerimde banden stoten pijnlijk tegen grote stenen en in diepe gaten, er wordt van haar het uiterste gevergd. Zwoegend werkt ze zich over 16 martelende mijlen om dan ge leidelijk aan op een meer begaanbare en bredere weg te belanden, waar ze weer wat bij kan komen voor ze op de ranch aankomt. Nog steeds krijgt het oog niets te aanschouwen om zich aan te verkwik ken. De wagen stuurt nu rechtaan op een grijs cementen muur, waarbinnen de arbeiderswoningen al even grijs en troosteloos in de hitte liggen te ver zengen. Terwijl de mannen in het veld werken zijn hun vrouwen en kinderen binnen de muren van deze woninkjes aan het werken en spelen. Er is echter geen teken van leven te zien het blijft doodstil op het zoemen van de motor na. Opeens zien we een roestig ijzeren hek en ja, waarachtig, daarachter staat één enkel klein Mexicaans meiske ons met grote zwarte ogen aan te staren. De steile haren steken verward en piekerig uit rondom haar bruine toetje dat glimt van het zweet. Als we ons naar haar omdraaien en: "Hola mucha- cha". (hallo meisje) roepen, rent ze schichtig weg, haar mollige blote voet jes roffelend over 't grijze cement van het stenen voetpad. Ze verdwijnt door een fantasieloze grijze deur, die met een harde klap achter haar dicht valt. De zware, lome stilte is nauwelijks on derbroken en hangt weer tastbaar over alles heen. We laten het grijze huizen blok achter ons. Het oog valt nu op een kleine jade- groene oasis ongeveer een mijl verder op. Daar liggen de employeeswoningen met hun welverzorgde erven. Vier hui zen, waarvan één 't grootst en moder ner dan de rest beslist de besaran moet zijn. De weg buigt zich echter naar links af en we rijden langs een open bengkel, waar één enkele Amerikaan in blauwe overall aan 't werk is. De man kijkt even op als de wagen langs hem heen glijdt en we krijgen een glimp te zien van een gebaard, verbrand gezicht. Wat me opvalt zijn de ogen. Felblauwe strenge ogen, in een web van kraaien- pootjes. Ze kijken ons zonder vriende lijkheid aan. We groeten, maar de man heeft zich alweer omgedraaid en werkt verder aan een oude verweerde trac tor, die beslist net als hij betere dagen gekend heeft. We laten hem achter in een wolk van stof. Nog steeds rolt het landschap trooste loos langs ons heen, grijs, stoffig en heet. De weg klimt omhoog over een heuvel. En dan, met een plotselinge uitbundigheid die je de adem beneemt staat daar de citrus! Duizenden acres citrus in alle nuances groen die je je bedenken kunt. Van 't zachte jonge lichtgroen van de jonge citrusboomp- jes af tot het sterke gezonde donker groen van de volgroeide bomen toe. Daartussen het geel van de grape fruits en citroenen, 't effen donkere oranje van Valencia's, die in trossen aan de takken hangen, die onder de zwaarte zich naar de grond toe buigen. Dan de gladde oranje kleedjes van de mandarijntjes, waarbij het water je in de mond loopt, zo smakelijk zien ze eruit! Wat een triomf van de mens over de natuur! Wat een vakbekwaamheid en doorzettingsvermogen liggen hier ten toon gespreid! Hier werkt en leeft een groep vastberaden mannen, die in de desert de mogelijkheid zagen tot ver nieuwing van leven tot nut van ons allen. De mens contra de desert. Hij ploegt en bemest haar, hij maakt irrigatieka nalen. Hij zweet in de harteloze zon, hij inhaleert het altijd rondvliegende stof, opgewaaid door de zware tractoren. Hij plant de kleine, tere boompjes uit in mijlenlange eentonige rijen en koes tert ze, waakt over ze. Het kleinste ongerechtigheidje in de groei van welk jong boompje ook wordt opgemerkt en behandeld met kundigheid en liefde. De eerste beloning voor al zijn harde werk krijgt hij in de vorm van tien duizenden bloesems. Een zware, zoete melatieachtige geur vult de lucht met de belofte van een overvloed aan vruchten voor de toekomst. Citrus vruchten, zwaar hangend aan de tak ken van de bomen tot alleen één indruk overheerst: goud, puur goud dat daar hangt! HET GOUD VAN DE DESERT. Als je hier tussen leeft; er deel van bent, dan groeit langzaam maar zeker in je een trots en een liefde voor de citrusboom en haar verzorgers. Ik weet niet wie hardnekkiger is en stoer der, de citrusboom of zijn cultiveerder. Beiden dwingen bewondering af en is het een goed gevoel er deel van te zijn. MARIANNE BODDERIJ

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1973 | | pagina 16