NOESA KAMBANGAN Branding van de Indische Oceaan aan de Zuidkust hij de Post Permisan op Nusa Kambangan. Na het lezen van het artikel van Dr. Kiliaan (T.T. 15-9-73) over dit eiland, ging mijn hart weer open. Want ro mantisch was dit eiland (althans in mijn ogen) zéér zeker, hoewel het er wemelde van de "kettingberen", zoals men de gestraften placht te noemen, het was n.l. de grootste strafkolonie van het toenmalige Ned. Indië. De na tuur was er nog ongerept en naast de tien gevangenis complexen, de hui zen van het personeel (waarvan som migen met prachtig aangelegde tuinen) was er land- inwaarts nog een comple te wildernis (de aanplant van rubber, agave en maïs buiten beschouwing gelaten). Hoe ik daar ooit kwam ondanks streng verboden terrein voor onbevoegden? Wel, als meisje van 18 jaar kwam ik na mijn H.B.S. tijd te Batavia en een tijd bij mijn ouders te wonen op het eiland Noesa Kambangan, alwaar mijn vader toendertijd directeur was. In afwachting van zijn Europees verlof, zou ik daar enige maanden verblijven. Het zijn uit eindelijk 11 mnd. geworden, aangezien er geen opvolger voor mijn vader was, maar ik heb de meest dierbare her inneringen overgehouden aan dit sprookjes-eiland Noesa Kambangan. Bloemen waren er in overvloed, want naast de geimporteerde planten en bloemen groeiden er in het wild bou gainville, oleander, bruidstranen om slechts enkele te noemen, maar ook wilde orchideeën. Ik herinner mij dat mijn moeder de meest prachtige va riëteiten van wilde orchideeën had in een bepaalde hoek van onze grote tuin. Het huis van de directeur stond op een "tjot" (heuvel) en zigzaggend met vele bochten liep de weg van Djoem- bleng, het hoofdkantoor, naar onze woning op de heuvel, omringd door wuivende palmen, tjemara en denne- bomen. Wij hadden een hoenderpark op het erf en paardenstallen met een vurig ras (kruising tussen sandelwood en Arabische hengsten) paarden, die mijn broer en ik zelf mochten berijden. Verder had ik een eigen zeilbootje en wanneer ik de privé-auto van mijn vader niet ter beschikking had, mocht ik onder begeleiding van de onder directeur of de administrateur wel eens heerlijk door de wildernis "raggen". Het is mij menigmaal overkomen dat ik bij avond de groengele ogen van een panter in de lichten van de auto ont waarde of leguanen en zelfs een kudde tjelengs (wilde zwijnen) de weg over zag steken. O ja, wij hadden 8 gestraften als per soneel: de kok was een chinees, de djongos een soendanees, de wasbaas een menadonees, de kebon een javaan, de chauffeur een sumatraan, verder een Batak als paardenjongen en een Dajak als dierenverzorger. Dan was er nog onze trouwe nachtwaker een Am bonees, allen zwaargestraften die ech ter de langste tijd hadden uitgezeten en als "betrouwbaar" werden aange merkt om als dienstpersoneel te fun geren. In het begin moesten, vooral mijn moeder en ik, daar wel even aan wennen, alsook wanneer wij een groep gestraften (wel onder bewaking) er gens onderweg tegenkwamen. Er was vlakbij ons huis een tennisbaan en ook gingen wij vaak naar het prachtige strand van Permisan om te zwemmen. Er was daar een hevige branding waar de hoge golven van de Ind. Oceaan tegen de rotsen beukten, waarlijk een fascinerend schouwspel. Met mijn moeder, de vrouw van de onderdirecteur e.a. maakte ik vaak ge bruik van de directieboot de "Henriët- te" om naar de vaste wal (Tjilatjap) te gaan om inkopen te doen en/of ken nissen op te zoeken. Wanneer mijn Vader zélf meeging was er de "Pinas" (snelle kleine motorboot) bestuurd door de oude Hadji (moordenaar van de Kat Angelino) die weliswaar zijn levenslange straf had uitgezeten mede door gratie verlening, maar die als be trouwbare motorist werd aangesteld. Als bijzonderheid kan ik nog vermelden dat deze zelfde man mij eens het leven redde, toen ik met mijn zeilboot je in benarde omstandigheden en zelfs levensgevaar verkeerde. Ik was n.l. vast gelopen in de Mangrove (vloed- wortelbomen) en omringd door haaien en krokodillen terwijl er een hevige onweersbui losbarstte - De Hadji waar schuwde mijn vader en vroeg of hij te hulp mocht snellen! Het zou mij te ver voeren om alle be levenissen in die 11 mnd. dat ik op het eiland was, op te sommen. Ik wil mij daarom beperken tot enkele pun ten die het eiland als "romantisch" bestempelen. Het zou zelfs heden ten dage een enorme attractie voor het tourisme kunnen zijn, ware het niet dat het, als ik goed geinformeerd ben nog steeds een gestraften-kolonie is. Maar qua natuur zou het een Majorca van het Oosten kunnen zijn! (Afmeting van het eiland is te vergelijken met Cura- gao). Voila, de punten die als belangrijk evenement toendertijd aanwezig wa ren: 1. de Paal-dorpen in de Kinderzee (Segara Anakan) een dorp van vissers die daar woonden en leefden in huisjes op palen gebouwd. Deze waren alleen per boot te bereiken via de smalle kreken van de vloedbosranden tussen het eiland en Java. 2. de legende van de Njai Loro Kidoel, de Melaatse prinses die zich van de (nog steeds bestaande) rotswand v/h eiland in zee wierp en nu in haar kas teel op de bodem v.d. Ind. Oceaan (tussen Tjilatjap en Noesa K.) wonend. Het verhaal wil dat de K.P.M. en an dere schepen die de haven van Tji latjap binnenvoeren, hier speciaal op verdacht waren, wegens het gevaar dat zij op die plek met man en muis konden vergaan! 3. Elk jaar maakt een delegatie van de Soesoehoenan naar een bepaald punt van het eiland een excursie om op de hoge rots een heilige bloem genaamd "Widjojo Koesoemo" te plukken; deze bloem placht geluk te brengen aan het Vorstenhuis van Solo. 4. de druipsteengrotten (die met de grotten van Han kunnen concurreren) mede door het feit dat er in de tijd dat mijn vader er was, er steeds meer gro tere en diepere grotten werden ontdekt met de mooiste stalagmieten en stalag- tieten. Mijn broer en ik ontdekten daar grotten die wij noemden: de sprookjes wonderlamp van Aladin, het Kasteel van 1001 nacht, de R.K. Kathedraal op het Waterlooplein van Djakarta, etc. etc. 5. De apen-kolonie in het oerbos, waar de apen konden schaterlachen en de pisangs uit onze handen kwamen eten! 6. Het prachtige Permisan in het Zui den, met een groot wit zandstrand en 14

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1973 | | pagina 14