PLANTEN LEREN ONS EEN LES "Onze gevleugelde vrienden" Graag zit ik te mijmeren in het beschei den hoekje van Lilian's planten in onze huis-slaapkamer. Niet alleen het hoek je is bescheiden, ook het assortiment van planten, waarbij ettelijke zijn waar "niets aan te zien is." B.v. de Cissus Antarctica: gewoon een groene plant zonder opvallende bloei- wijzen of zo. Met simpele blaadjes. Een plant die minimaal tegemoet komt aan het verlangen: "We moeten toch wat groen in de kamer hebben, het doet er niet toe, wat!" Wel, dat geeft de Cissus toch wel in flinke porties, die practisch geen zorg vereisen. Hij staat er maar dag in dag uit zonder ooit iets te vertonen wat zijn bestaan in deze verwende wereld rechtvaardigt. Een beetje zot eigenlijk, omdat immers alles een duidelijk merkbaar doel, een functie, moet hebben? Maar juist omdat dit plantje niets geeft en niets eist, kan ik er erg vaak naar kijken. En dan zie ik dat de blaadjes van dit plantje iets kunnen, wat wij Mensen niet kunnen. Wat? Wij Mensen met zulke hoge gaven dat wij volgens de bijbel over Dier en Plant gesteld zijn om ze te regeren, voor wie "Niets Onmogelijk is", iets niet kunnen wat blaadjes wél kunnen? Ja, die blaadjes kunnen voortdurend om elkaar denken. Hebben voortdurend "concern", "begaanheid" met elkaar. Als je lang genoeg oplet, zie je dat die blaadjes ervoor zorgen zó te groeien dat zij hun "nevenblaadjes" zoveel mogelijk zonlicht gunnen. Het is alsof niet alleen jonge, nieuwe blaadjes in staat worden gesteld zich naar boven en naar voren te dringen, maar oudere blaadjes gaan allemaal een tikkeltje opzij. Dat is gewoonweg "aangeboren" Zodat, als je de pot met de plant ver zet en nu een hele partij bladeren "er bekaaid van af komt" wat de mogelijk heid betreft om zonlicht te krijgen, na een poosje al die bladeren zich weer opnieuw gerangschikt blijken te heb ben. Het lijken haast mensen! Toch zullen natuurkundigen aantonen dat dit misschien mechanische reacties zijn onder invloed van licht- en scha- duw-partijen. Een kwestie van "tech niek" die eigen is aan zoveel verschijn selen van de natuur. Ja misschien zelfs wel Natuur IS. Maar zijn wij, mensen, dan géén na tuur, althans niet natuurlijk? Waarom zijn wij er eeuwig en altijd op uit om "zelf niette kortte komen," zoveel mo gelijk van anderen wat af te nemen of in elk geval als we zelf plenty hebben, "glashard" te zijn voor mensen die te kort komen? Wat onze instelling tot onze medemensen betreft zijn wij ge woonweg misdadig egoistisch (al ma ken wij veel ophef van humaniteit en sociale wetten!) en het Menselijk Le ven op aarde beweegt zich in feite voort in golven van min of méér erge hebzucht, waardoor men elkander het leven ontneemt. In tegenstelling tot planten die er inge boren op uit zijn om elkander zoveel mogelijk levenskracht te gunnen. Mis schien vindt men dat t.a.v. planten op eens weer logisch: door elkander le venskrachtiger te maken, wordt de hele plant levenskrachtiger en profiteert ook het "altruistische" blad ervan mee. Goed, goed, maar waarom gaat die wet dan niet op voor ons, mensen? Juist dat voortdurend een medemens wat misgunnen of beroven maakt dat ons leven steeds minder leefbaar wordt. In zo'n erge graad in de laatste tijd dat hele groepen geleerden uitrekenen dat wij bezig zijn ons bestaan totaal uit te hollen en de wereld voeren naar een algehele vernietiging van mens én dier én plant! En wat zeggen wij? Och, dat loopt zo'n vaart niet Terzijde: pas later leerden wij dat de plant van het zuidelijk halfrond komt, zoals de naam trouwens al zegt. En we leerden dat een ander familielid van deze plant, de Cissus discolor, zelfs van Java komt. Ook hebben we in de loop der jaren nóg wat gemerkt: onze aandacht en sympathie gaan (b.v. in kwekerijen met een heel ruime keuze van planten) vaak onbewust uit naar planten van het zuidelijk halfrond- Dus ook naar planten uit b.v. Zuid-Amerika. Vaak is er "helemaal niets bijzonders aan te zien", maar we zouden haast zeggen: het is alsof "adiks" onze aandacht vragen. Heeft U dit ook? T.R. ABONNEES AMERIKA ATTENTIE! Uw abonnement (luchtpost $21.-; zeepost $17.-) kunt U per check voldoen aan: (verhoogd i.v.m. de koersdaling!) Roy Steevensz, c/o Kushi House, 7357 Franklin Ave., Hollywood, California. Indien U Uw Tong Tong niet hebt ontvangen of Uw exemplaar be schadigd is, en U een ander wenst, kunt U zich ook wenden tot Roy Steevensz. Naar Den Haag schrijven duurt lang! Jonge Oehoe (Bubo Sumatranus) In het stukje van "Totok" in T.T. 18 no. 5 heb ik aanleiding gevonden weer iets aan het papier toe te vertrouwen over mijn oude liefde, die zoals u weet niet roest. Hoewel ik nu als botanicus door het leven ga was ik in mijn Bandungse studententijd een verwoed "vogelaar' Een hobby die ik vrijwel in mijn eentje, maar wel met erg veel plezier beoefen de. De Tjankurhileung is de Sundanese naam voor Pycnonotus cafer aurigaster, voor vrienden en dat zijn er zeer velen gewoon Koetilang. Want wie kent deze vriendelijke levendige zanger niet? De naam van de wielewaal (Oriolus chinensis maculatus) is in het Javaans Kepodang en in het Sundanees Bintja- rung. Geen van beide namen doen eigenlijk voldoende recht aan de luide jodelende roep van deze prachtige gele vogel. Wist u overigens dat er in de bergbossen nog een andere wiele waal leefde, geheel zwart met rode borstvlek? Over het algemeen is de Indonesiër erg sterk in het geven van klankna bootsende namen. Dit geldt bijvoor beeld voor de Koekoek Beloek, de Ja vaanse Bosuil, Strix seloputo die zijn achternaam dreunend door het bos laat galmen. Van deze soort heb ik helaas geen foto. Wel van een andere grote uil, Bubo sumatranus of Oehoe, waarvan ik een exemplaar groot bracht. In die tijd hield ik er ook een jonge klauwier op na, Lanius schach bentet (Jav. Pentèd, Sund. Toèd), die zich later zou ontpoppen als een meesterlijke imi tator van o.a. de Koetilang, Kepodang, Kutjitja en vele andere. Terugkerend op de vragen van "Totok". De fameuse collectie Bartels, omvat tende ca. 14.000 balgen (vogelhuidjes) is een jaar of 20 geleden gekocht door het Rijksmuseum voor Natuurlijke His torie in Leiden. Dr. M. M. J. van Balgooy 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1973 | | pagina 18