NOGMAALS TIMOR Met heel veel belangstelling heb ik destijds de artikelen over Timor Koe pang gelezen en ofschoon ik er zelf een blauwe Maandag heb verbleven, nl. in 1921-1922, is mij toch alles bij gebleven en het is voor mij een inte ressante tijd geweest. Ik werd nl. als 1e Klerk bij het B.B. geplaatst in Niki Niki onder de toen nog Controleur zijnde Heer P. C. A. van Lith, die later Directeur werd van het Departement van B.B. Na drie maanden in Niki Niki te zijn verbleven werd het hele kantoor overgebracht naar SoE, i.v.m. de toestand van het weinige drinkwater. SoE was een heer lijk bergplaatsje met veel wild. Wij wa ren daar slechts met drie Europeanen, nl. de Controleur Bakker - Van Lith werd na bevordering tot Ass. Res. nl. overgeplaatst - en de Commandant van de Gewapende Politie de Heer Groene- wegen. De omgeving was heel rijk aan wild, vooral herten en gevogelte. Om op zwijnen te jagen moesten wij echter afzakken naar Noil Mina. Maar van die jachtpatijen die U hebt beschreven, heb ik er zelf nooit een meegemaakt. Misschien was het later geweest. Medio 1922 werd ik overgeplaatst naar Timor Koepang met zijn mooie soos en goede tennisbaan. Een zwembad bestond toen nog niet. Van de mensen met wie ik omging herinner ik me nog, Tientje de Kater, Mien Huppe, de fam. Gasper, Peetoom, Lopulalan, Frieser, Holliger (1e Machinist bij de GEMMA) en van de anderen ben ik de naam vergeten. De resident was toen nog de Heer Couvreur, die later Gouverneur van Makassar werd en nog later Lid van de Raad van Indië. De Geweste lijk Militair Commandant was de Kolo nel Massé, die van daaruit tot Gene raal Majoor in Atjeh werd benoemd. Ook de latere Generaal Akkersdijk die in het verzet tegen Japan zo'n gewel dige naam heeft gekregen en dat met de dood door onthoofding heeft moe ten bekopen, heb ik nog aldaar als 1e Luitenant gekend. Ook de door U genoemde Hr. Selam woonde er al en het was een zeer ge schikte man, bij wie ik vaak thuis kwam. Met volle maan ging ik vaak kijken naar de dansen van de Savoenezen, de mede door U beschreven Pado'a met hun slonsongan ketoepat gevuld met katjang idjo aan hun enkels. Ik vond het maar geweldig romantisch. Vaak huisfeesten meegemaakt met de nooit ontbrekende sesando en babi panggang een heel varken aan het spit gebraden. Er werd altijd gedanst, zelfs de Lancier en de quadrille ontbraken niet. Op Java was ik altijd een hartstochte lijk jager geweest en had vele vuur wapens. Ik bracht echter slechts een browning-pistool mee cal. 7,35 waar ik ook een vergunning voor had. Bij de douane werd het mij echter afgepakt en ik was razend. Niemand kon mij helpen en brutaal als ik was, ging ik persoon lijk naar de Resident, die het mij aan vankelijk ook weigerde. Ik zei hem toen dat ik met de eerstvolgende boot terug zou gaan, als hij mij geen ver gunning gaf. Waarom weet ik niet, doch ik kreeg een vergunning en werd meteen in Niki-Niki geplaatst onder de toen nog Controleur P. C- A. van Lith. Intussen was er natuurlijk een fono- gram heen gezonden dat ik een bru taaltje was. Maar alles is nog goed ge komen en op het residentiekantoor hadden zij respect voor mij gekregen. Het waren eenvoudige mensen en de resident persoonlijk ontmoeten durfden zij geen van allen. Enfin, ik bij Selam een bed en enige stoelen gekocht en toen met een oude T-Ford, die door een Wit-Rus, als ik mij goed herinner heette hij Dimitrof, werd bestuurd, naar Noil-Mina. Tot daar was de weg nl. verhard. Toen wij over bruggen reden van lontarstammen met slechts planken erop waarover de wielen reden en zonder leuning, hield ik wel mijn hart vast, vooral toen ik merkte dat het stuur een halve slag speling had. In de pasanggrahan te Noil-Mina, maakte ik kennis met een veearts, wiens naam ik vergeten ben en met een jong opzichter van de B.O.W. een ze kere Koos Romans van Schaik, die daar met een nog heel jonge vrouw zat voor de wegaanleg naar SoE en bezig was een brug te bouwen over de rivier "Noil-Mina". In de droge tijd was er weinig water, maar had de bed ding een breedte van zo'n 200 meter, echter vol met krokodillen. In de re gentijd kan het er geweldig spoken. Met Koos ben ik goede vrienden ge worden en zou wel graag willen weten wat er van hem terecht is gekomen en of hij thans ook hier zit. De dokter reed de zelfde dag nog door naar SoE - te paard - en overnachte daar. Ik moest nog dragers zien te krijgen en een paard. Met hulp van Koos lukte het mij doch kon pas de volgende dag verder reizen. Nu het was me wat met die Antoni's als dragers. Zij kunnen goed paard rijden maar lopen kunnen zij niet. Om het halfuur moesten zij rusten om wat djagoeng te eten en hun vruchten sirih te kauwen. Ik sprak de taal nog niet en wat ik ook zei in gebarentaal, zij trokken er zich niets van aan en deden het op hun manier. Het is een lui volk. Later deed ik te paard over die afstand ruim twee uur, maar die dag, kwam ik pas heel laat in de middag te SoE aan, waar ik in de Pasanggrahan ging over nachten. Later werd het de woning van de Controleur. Gelukkig was de vee arts daar mij één dag voor en wetende dat ik zou komen, had hij wat beras achtergelaten. Anders had ik nog hon ger geleden ook. Voor vijf centen kocht ik een haan die direct werd geslacht en gebraden. Het was een taai beest doch door mijn honger heb ik toch heerlijk gegeten. Zo, daar ben ik weer. Na de nacht in een goed bed onder behoorlijke dekens te hebben doorgebracht - SoE ligt op 900 m. boven de zee - vertrok ik de volgende ochtend naar Niki-Niki, mijn luie Antoni's volgend. De weg leidde hoofdzakelijk door kajoe poetih bossen en karangvelden. De regen- bossen zijn meer te vinden in de buurt van de rivieren. Gelukkig dat ik op Java in mijn korte plantersloopbaan reeds gewend was aan paardrijden, zo dat dit verder geen problemen met zich meebracht. Tegen de middag te Niki-Niki aange komen, na wederom om het half uur een rust- en voor de Antoni's een eet- pauze. Ik-werd door de heer en me vrouw Van Lith heel vriendelijk ont vangen en kreeg direct een huis toe gewezen met enige kettingberen als bedienden. Dit kostte mij niets en zé deden alles voor je, als je hun maar fatsoenlijk als mens behandelde. Ik kreeg daar de leiding van het kantoor personeel, allen bestaande uit Inheem se werkkrachten; tevens werd ik be noemd tot buitengewoon griffier van de Landraad, ofschoon ik geen enkel wetsartikel kende. Het viel echter mee. Eens in de week kwam de Radja met kippen en eieren, eerst bij de contro leur en dan bij mij. De kippen kostten toen vijf cent en eieren de drie voor één cent. Ander vlees was er niet te krijgen, tenzij van de jacht op herten. De radja merkte dat ik veel van paar den hield en kwam toen met een prach tig exemplaar aandraven dat ik voor 25,kocht. Achteraf bezien was dit nog veel te duur, want een goed paard kon je voor 6,reeds krijgen. Waar de Timorees gewend was zijn paarden met de zg. rappêt - dat is een hoofd stel met in het bit op de mondhoeken een klos met scherpe tanden - te be rijden, was het voor mij moeilijk om het paard aan een gewoon bit te wennen. Ook hebben zowat alle paarden een grote wond op hun rug. Ze zeggen dat het arme dier daardoor beter rijdt. Ik zorgde dat de wond eerst genas en hechtte zo het paard aan mij. Ik heb er ook erg veel plezier van gehad. Het was een tijd die ik nooit vergeten zal. E. F. M. Schotel 20

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1973 | | pagina 20