vervolg Oud-Javaanse mode nam toe, uiteraard huisarbeid, en zélfs de Soenan zou de tjanting ter hand hebben genomen. Dit is wel opvallend, omdat het batikken op Java gewoonlijk het terrein is, waarop de vrouwen haar kunstvaardigheid ten toon spreiden, in tegenstelling tot Voor-lndië, waar het meest mannenwerk is. Mogelijk ging hiermede een wijziging van de dracht gepaard. De fraai ge batikte kains reikten niet meer tot aan de knieën, doch tot aan de enkels, waardoor hun pracht beter uitkwam. Weliswaar werd het lopen daardoor ietwat belemmerd, doch wat men aan bewegelijkheid verloor, won men aan statigheid. Omstreeks 1700 zal dit pro ces voltooid zijn. Een aanwijzing hier voor vinden we in een viertal prenten in het vierde deel van Valentijn, die alle op de stichting van Batavia in 1619 betrekking hebben. Maar, zal men op merken, die gravures zullen dus de mode uit de tijd van Jan Pietersz. Coen weergeven. Dit is echter onwaarschijn lijk. Daarvoor kende de tekenaar uit 1700 de oude tijd te slecht. Hij zal de afgebeelde Javanen hebben voorge steld, zoals hij ze in zijn tijd, dus in het begin der 18e eeuw, kende, dus met tot op de voeten neervallende kains of sarongs, zo mede met wat slordige hoofddoeken. Wij zagen reeds, dat omstreeks 1600 de Javanen meestal nog blootshoofds liepen. Toen ds. Valentijn in 1706 na een bui tenlands verlof Semarang en Soeraba- ja aandeed, merkte hij op, dat verschil- V orstelïjke bruiloft in de kraton van Solo, in het midden op de verhoging gezeten de bruidegom in traditoneel Javaans costuum. lende deftige Javanen een "vrouwen kleedje" droegen. Met name de gouver neur van Semarang droeg boven zijn "lange muggenbroek", een zeer "fraaei vrouwen-kleedje om het beneden-lijf", terwijl hij anders "vrij zeldzaam toege takeld" was met een slegt (eenvoudig) kleedje over zijn broek. Hij had zich, om zijn gasten te eren, op zijn fraaist opgeschikt. Klaarblijkelijk was het toen juist een chique gewoonte geworden, om de kain tot op de voeten te laten vallen, zoals van ouds de vrouwen gewoon waren te doen. Gelijk gebruikelijk verspreidt zich deze mode van de hogere naar de lagere kringen, zodat uit de historische pren ten uit Valentijn's dikke boek, gedrukt 1726, kan blijken, dat het toen alge meen gebruik was geworden, ook bij de mindere volksklassen, zodat de fraaie batikpatronen in al hun luister te zien waren. Toch verdween de Voor-Indische im port niet ineens. Hij bleef tot omstreeks 1830 voortduren, toen de Voor-Indische textielnijverheid, die de concurrentie met Manchester niet kon volhouden, de geest gaf. Doch de Javaanse huis industrie had zich in al die tijd flink tegen het ingevoerde, Voor-Indische product weten te handhaven. Zelfs tegen de invoer van goedkope, maar slechte imitaties door de Neder landse Handel-Maatschappij bleek zij opgewassen, dank zij het invoeren van het "tjappen", werken met stempels, waarmede men sneller de was op het doek kan aanbrengen, ook al zou een beleefde Javaan nooit met een getjapte sarong of kain bij zijn meerdere durven verschijnen. Pas de uitroeping van de Repoeblik Indonesia op 17 aug. 1945 zou aan het nationale product de zwaarste slag toebrengen. Ik herinner mij, hoe omstreeks 1949 de loyale prof. mr. Slamet op een receptie te Batavia in keurig nationaal kostuum verscheen, terwijl de republikeinse he ren zich in "pakejan Europees" kwa men voorstellen. Dit viel toen zeer op, ook in de Westerse pers. Eigenlijk was die modeverandering een emancipatie, men wilde niet meer "Inlanders" zijn. Wij spraken nog niet over de statige dodot, het statiekleed van bijzondere afmetingen, dat met wijde, sierlijke plooien werd gedragen. Men kon er ook mee te paard stijgen, maar dan hoort er ook een fraaie broek bij, soms van goudlaken, die het gehele been kan bedekken. Het eerst wordt zo'n prachtig kleed door ds. Valentijn in 1706 vermeld, en wel bij een Javaans toernooispel. Er zou wellicht nog iets te zeggen zijn over andere Javaanse kostuums, b.v. over het schilderachtige uniform der Penjoetra's, het keurkorps boogschut ters, dat nog uit de tijd van sultan Agoeng zou dateren, doch wij moeten ons beperken. Nog een enkel woord over de hoofddoek, zo typisch voor de Javanen. J*.a j 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1973 | | pagina 12