Fonteijn Co - diok,a ik De tractatie met Kerstmis 1942 OPHEFFINGS-UIT VER KOOP 30°/o KORTING op ALLE artikelen STALEN MIDO - HORLOGES 15% KORTING Sprookje van de 2 even -Qngelen^ Rijkdom van de armoede (II) W. P. v. VI.-H. Er zijn data in je leven die je graag zou willen vergeten, maar zó in je geheugen zijn gegrift, dat ze er met geen moge lijkheid uit zijn te branden. Zo'n datum is b.v. 17 October 1942, nu precies 31 jaar geleden. Op die dag nl. ver lieten wij, krijgsgevangenen van het K.N.I.L. ons eerste kamp "De Jaar markt" te Soerabaja om de grote zwerf tocht door zuid-oost Azië te beginnen. Waarheen? Niemand wist het. Een trieste stoet trok weg naar het station van de N.I.S. op Pasar Toeri. We zaten drie en dertig uur in een trein en kwamen geradbraakt in Bata via aan, waar het 10de Bat. ons op nam. Op 1 November d.a.v. na een barre overtocht van uit Tg. Priok, meer de het oude, roestige, versleten Japan se schip, dat ons vervoerd had af in de haven van Singapore. Nog diezelfde dag bereikten we het Engelse kamp "Changi". Dodelijk vermoeid, uitgehon gerd, in lompen. We hebben het daar in dat Changi waarachtig niet eens zo heel slecht gehad. Dat moet ik in alle eerlijkheid zeggen. Ergens op een grasveldje lag een hoop rommel. Bladafval, stukken betonijzer, gebroken vensterglas, baksteen, kor tom een vuilnisbelt. Ook een oude, ge barsten vieze, afgedankte badkuip. Op z'n kop en half wegezakt in de grond. Rotzooi! En het werd Kerstmis. De eerste Kerst in krijgsgevangenschap, ver van huis en familie. Wat de toe komst brengen zou, öf die toekomst redelijkerwijs gesproken wel gehaald zou kunnen worden, hoe het thuis was, niemand kon er een zinnig woord van zeggen. Het was Kerstmis en straks, straks zou er iets extra's voor ons zijn. leder een beker chocola! Om half zeven was het zo-ver. We vormden een lange rij, mok of oud konservenblikje in de hand, voortschui- felend, voetje voor voetje. Eindelijk, eindelijk waren we er. Bij een oude, afgedankte, gebarsten badkuip, half gevuld met een drabbig, donkerbruin vocht stonden twee zwetende kerels "stripped to the waist", grote scheppen in de hand, chocola uit te delen. Wij hebben onze portie tot de laatste druppel opgedronken. Het smaakte zoet. En naar chocola. En we waren dankbaar. Dat we dit nog konden krij gen, dat we leefden en dat het Kerst mis was. Een paar dagen later vertrokken we per trein naar het Noorden. Men zei naar Siam. Of naar Birma. Of naar de landengte van Kra, die doorgesto ken moest worden. Men wist het niet. Maar het heel grote L IJ D E N begon toen eerst recht! G. H. Bartman Vlamingstraat 5 - Den Haag - Telefoon 070-46 46 47 In vroegere tijden mochten engelen ge- zamelijk in de kali baden. Geregeld met z'n zevenen gingen ze de kali in. Op een goede dag dat ze vrolijk wa ren, lachten en met elkaar stoeiden, werden ze ontdekt door een man die toevallig z'n sawah ging besproeien. Verschrikt kleedden de engelen zich aan, maar één van de engelen had het kleedje verloren, zodat ze niet meer kon vliegen. Het kleedje van de engel had de man intussen verstopt. Huilend zocht ze troost bij de man. Deze bracht haar bij hem thuis en ze werd zijn vrouw. Een jaar daarna kreeg de engel een jongetje, en door nalatigheid van de man had de engel haar kleedje terug gevonden, en vloog tegen zes uur 's a- vonds weer naar de hemel terug bij de andere engelen. Tot op heden, als een baby huilt en niet slapen wil, brengt de vader het kind tegen zes uur 's avonds naar bui ten en wijst met z'n vinger: "Niet hui len, daar is je moeder boven en waakt over jou." Of het kind niet stil werd, lachte en insliep. C. Go-Steiger Turende op de voorplaat van T.T. 1oct. no. 6, voelde ik plotseling de waarheid in de zin: "Rijkdom van de Armoede". Zo was de herinnering aan Kerstmis '45 voor mijn man, onze beide zoons en voor mijzelf. Na 31/2 jaar krijgsgevangenschap en kampleven waren wij sinds kort weer herenigd. In een klein gedeelte van Bandoeng, gedèk was nog niet verwijderd, be woonden wij van kleine huisjes twee lege kamers, met als ons enige bezit: de kampspulletjes. Oók één gevonden stoel die in de voorafgaande jaren tot het schoolmeubilair had behoord. Daar ik met zéér pijnlijke spieren niet op de grond kon zitten, evenmin kon opstaan, was die stoel voor mij be stemd. Ik voelde mij zittende op een troon met aan mijn voeten, mijn onder danen, die zich konden behelpen met wat overgebleven boeken, luchtbedje en bultzak, als zitplaats. Kerstmis naderde. Ik piekerde, om toch "iets" te doen, om ons samen-zijn ge zellig te maken. Maar hoé, als men verder niets heeft, om een Kerstsfeer te kunnen scheppen. Een wit kleedje dat al dagen in de regen had gehangen en beurtelings door de zon was ge bleekt, spreidde ik op de grond uit, waar wij gewoonlijk onze zitplaatsen hadden. Een achteloos weggeworpen obatflesje, in de tuin gevonden en met zand gereinigd, was de vaas, waarin ik een nog niet verregende bloeiende tak zette, van de kale oleander. De "tafel" was dus gedekt. Ons Kerstmaal, sneedjes wit brood (het dagelijks rantsoen van mijn zoon, die in de op gang gekomen bakkerij werkte), besmeerd met de kaasboter uit de groene Amerikaanse legerblik- ken. Ook de koffie was er bij. Dit was, in alle soberheid een onver getelijke avond! Wij voelden ons Rijk, Gelukkig en Te vreden, maar ook dankbaar, dat ons kleine gezin gespaard was. Dat ook zonder kaarsen en Kerstboom 25 Dec. mooi, zéér mooi kon zijn! 11

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1973 | | pagina 11