De Echte Mevrouw Van Kleyntjes
n.a.v. Johan van der Woude, Maria Dermoüt; de vrouw en de schrijfster
Nijgh en Van Ditmar 's-Gravenhage/Rotterdam 1973.
Over het verblijf van Maria Dermoüt op Ambon in de jaren van 1910 tot 1914
schrijft Johan van der Woude: „Ze (Maria) maakte tochtjes over het eiland, ze
leerde er Johanna Louisa van Aart kennen, die model heeft gestaan voor mevrouw
van Kleyntjes, die zeer veel voor het landhuis Katé-Katé deed, beschreven in
"De tienduizend Dingen", (blz.63).
Uit een brief van Maria aan Irma Silzer, die dit boek in het Duits vertaald heeft,
treffen we een citaat aan dat enige toelichting geeft.
„Zij (mevrouw van Kleyntjes) had twee zoons, waarvan de een op de een of
andere wijze "sneuvelde", wat weinig voorkwam, de andere zoon deugde niet
veel en teerde zo'n beetje op haar zak.
Zij had nl. een hotel in de stad èn dan
'de tuin', waarheen zij alleen goede
vrienden meenam. Naar het leven is
mevrouw van Kleyntjes, de grootmoe
der, haar jeugd "zag" ik zo. Zij sprak,
hoewel ik zeer bevriend met haar was,
nooit over haar man of haar jeugd."
Die zeer goede vriendin was dan,
zo vervolgt Van der Woude, Johanna
Louisa van Aart, een kleine, plompe
vrouw, erg bij 't hek', zoals in 'De Pro
fessor' staat, met wie ze veel over het
eiland wandelde en die haar er veel
over heeft verteld, en bij wie ze Rum-
phius heeft gelezen, want "zijn beide
boeken hadden altijd in het huis op
Kleyntjes gelegen: met haar grootmoe
der samen had zij planten en genees
krachtige kruiden opgezocht in een van
de vele delen van het Kruydboek; en in
de Rariteitkamer samen met haar
kleine zoon de namen van 'schulpjes
en hoorentjes en slekken en qualletjes,
en zulk schorrimorri". (blz. 68). Tot zo
ver Johan van der Woude. Ik meen dat
Van der Woude zich hier vergist en
dat een ander model heeft gestaan
voor mevrouw van Kleyntjes.
Bij de identificering van mevrouw van
Kleyntjes steunt Van der Woude op
een niet nader gedateerde brief van
Pieter George Hoedt aan uitgeverij
Querido naar aanleiding van het boek
De tienduizend Dingen. Pieter Hoedt
woonde toen in Djakarta, Djln HOS.
Tjokroaminoto 59. Hij was sterk geïn
teresseerd in de door Maria Dermoüt
beschreven persoonlijkheden en bij
zonderheden in het boek vermeld, zo
als hij schreef: "Ik ben namelijk de 6e
nazaat van de chirurgijn der V.O.C.
Lodewijk Hoedt welke op 17 mei 1749
met het schip "Arnestijn" van de Ka
mer van Enkhuyzen naar de grote Oost
zeilde en zich van geslacht op geslacht
in de Molukken vestigde.
Mijn grootmoeder was Johanna Louisa
van Aart, welke zeer veel voor het
landhuis Katé-Katé deed, beschreven
in bovengemeld werk."
Pieter Hoedt kwam in 1964 met vrouw
en dochter naar Nederland en vond
een voorlopig onderdak in een con
tractpension op de Berg en Dalseweg
te Nijmegen. Van daaruit schreef hij
mij een briefje met het verzoek hem
eens op te komen zoeken, wat voor
mij niet moeilijk was, omdat ik destijds
in dezelfde stad woonde. Zijn gezond-
12
Maria Dermoüt
heid liet te wensen over. Van zijn ver
blijf in het Jappenkamp had hij een
paar zwaar mishandelde handen over
gehouden. Toch was hij vol goede
moed en wilde graag spreken over het
verleden, over zijn afkomst. Het boek
De tienduizend Dingen had hem erg
geboeid: zijn eigen exemplaar stond
vol aantekeningen van zijn hand. Later
zöu hij met zijn gezin naar Den Haag
verhuizen, waar hij de 26ste juli 1969
op 64-jarige leeftijd is overleden.
Pieter Hoedt putte zijn kennis omtrent
het familieverleden grotendeels uit
mondelinge traditie, een duidelijk in
zicht in de familierelaties kon hij niet
verschaffen. Uit behoefte het een en
ander te verifiëren heb ik tussen an
dere werkzaamheden door verder na
vraag gedaan. Door bemiddeling van
mevrouw Van Koetsveld van de redac
tie van Tong Tong kwam ik in contact
met mevrouw Rosalie Grooss-Zimmer-
man. Deze lieve dame (de lezers van
dit blad beter bekend onder haar pseu
doniem Corra-Corra) slaagde erin een
kleindochter van mevrouw Van Kleyn
tjes op te sporen, mej. G. van Aart in
Den Haag. Weer later verwees mevr.
E. G. Hoedt-Uijleman me naar haar
schoonzuster, mevr. L. Schram-Hoedt.
Deze diepte verscheidene gegevens
over de familie Hoedt en Van Aart op
uit het dagboek van haar vader, de
majoor van de Infanterie b.d. van het
vroegere K.N.I.L., de heer G. E. Hoedt,
de vader dus ook van de bovenver
melde Pieter George.
Uit dit dagboek van majoor G. E. Hoedt
heeft H. C. Zentgraaff geciteerd in zijn
boek Atjeh (Batavia z.j.): "Nu laat ik
het relaas volgen van iemand die de
hoger besproken tuchtigingsexpeditie
meemaakte. Hij was een kalm en eerlijk
man, een uitmuntend militair die zich
ook in de harde krijg een bijzondere
reputatie verwierf." (blz 173). Majoor
G. E. Hoedt was een achterkleinzoon
van de eerste in de Molukken gearri
veerde Cornelis van Aart. In een brief
aan mij van 1 maart 1972 heeft mevr.
L. Schram-Hoedt de gegevens uit het
dagboek bijeen geplaatst. Wanneer we
die nu voegen bij de feiten verschaft
door mej. C. van Aart, ontstaat het
volgende beeld.
De bovengenoemde Cornelis van Aart
werd geboren te Zierikzee op 28 augus
tus 1763. Als Kapitein-Luitenant ter Zee
kwam hij in Banda aan. Op 25 april
1790 trad hij er in het huwelijk met
Anna Carolina Riso, die de 22ste no
vember 1770 op Banda het levenslicht
aanschouwde. Van deze Cornelis van
Aart is nog bekend dat hij in 1800 toe
getreden is tot de Orde van de Vrij
metselaars (de eerste Loge in Neder-
lands-lndië was reeds in 1764 te Bata
via opgericht). Op 3 maart 1809 is hij
te Banda overleden.
Uit dit huwelijk van Cornelis van Aart
en Anna Riso was op 14 september
1805 te Ambon een zoon geboren,
Johannes Lambertus van Aart.
- Wellicht had het echtpaar nóg een
zoon: in 1821 huwde in elk geval ene
Cornelis van Aart (genoemd naar zijn
vader?) de weduwe J. van der Sluys
en werd daardoor mede-eigenaar van
het perk Boyauw op Banda, dat in 1794
door Willem van der Sluys gekocht
was. - Johannes Lambertus van Aart
huwde met Anna Hendrina Ariaansz.
Zij hadden twaalf kinderen, elf zonen
en één dochter. Tien zonen zijn al jong
gestorven. De dochter heette Johanna
Louisa en zij zou de moeder worden
van G. E. Hoedt, de majoor, en groot
moeder van Pieter George Hoedt die
vanuit Djakarta zijn interesse toonde
voor het boek De tienduizend Dingen.
De enig in leven gebleven zoon droeg
de namen Johannes Hendrikus. Zijn
vader Johannes Lambertus overleed op
26 april 1861, zijn moeder Anna Hen
drina op 18 november 1877.
Johanna Louisa en Johannes Hendrikus
van Aart werden, aldus het dagboek
van G. E. Hoedt, "in een luxueuse om
geving groot gebracht en hadden zoals
toen gebruikelijk was, de nodige sla-