vinnen tot hun beschikking". Ze kregen
o.a. les in muziek en schilderen.
Johannes Hendrikus van Aart was op
10 januari 1842 te Ambon geboren.
Hij huwde er - wanneer precies is on
bekend - met Carolina Hendrika Over-
dijk. Uit het huwelijk van oom Jan en
tante Lien, zoals ze in de familie wer
den genoemd, werden drie zoons ge
boren: Carel Johan Hendrik, Johannes
Lambertus Adrianus en Cornelis. Jo
hannes Hendrikus van Aart zette de
onbekrompen leefwijze die hij tijdens
zijn jeugd gewend was, in zijn huwelijk
voort. Dat de familie in goeden doen
was blijkt, waar G. E. Hoedt in zijn
dagboek vermeldt: "Oom Jan en tante
Lien maakten met alle kinderen en de
nodige Ambonneesche bedienden twee
maal een reis door Java". Oom Jan
stierf op 19 november 1899. Zijn vrouw
overleefde hem dertig jaar: tante Lien
overleed op 27 mei 1929.
Toen Maria Dermoüt mevrouw van
Kleyntjes in 1910 leerde kennen, was
deze dus reeds ruim tien jaar weduwe.
Zij was destijds eigenaresse van de tuin
en van het Esplanade Hotel te Ambon.
Niet Johanna Louisa van Aart (later:
Hoedt-Van Aart) is dus mevrouw van
Kleyntjes, maar Carolina Hendrika van
Aart-Overdijk. Het is haar foto die Jo
han van der Woude in zijn boek tegen
over blz. 89 heeft afgedrukt, en met
deze vrouw komt wel de beschrijving
overeen van mevrouw van Kleyntjes in
De tienduizend Dingen: "klein van stuk
en gedrongen, in haar batik-sarong en
eenvoudige witkatoenen kabaai, met
een klein kriebelkantje of helemaal
zonder een kantje - geen mooie kabaja-
spelden, met veiligheidsspelden geslo
ten; op blote voeten in stevige leren
sandalen; bruingebrand, vol zomer
sproeten en zonneplekjes, altijd bloots
hoofds, met springerig grijzend haar"
(blz. 19). De foto in het boek van Van
der Woude is, naar ik meen, een frag
ment van de foto die te zien was op de
tentoonstelling "Indisch-Nederlandse
Letterkunde" (Den Haag 26 februari
tot 5 maart 1966). Daarop waren drie
manspersonen naast haar gezeten
(haar drie zonen?).
Maria Dermoüt schreef aan Irma Sil-
zer: "Alles is ook niet letterlijk zo
gebeurd, maar veel toch wel", en in
een andere brief: "Naar het leven is
mevrouw van Kleyntjes, de grootmoe
der, haar jeugd "zag" ik zo".
Uit de vergelijking van bovenstaande
gegevens met het boek De tienduizend
Dingen blijkt waar zij als schrijfster ge
meend heeft haar fantasie de vrije loop
te moeten laten. Zij schreef: "De eige
naresse van de tuin woonde er zelf
Zij droeg een mooie naam - mevrouw
von Zus en zo - (zo had haar man gehe
ten, die uit een Oost-Pruisisch jonker
geslacht stamde); en zij was de laatste
van de oude Hollandse perkeniersfa-
milie". haar man - niemand wist
het ware over die man: een 'grote me
neer' werd er gezegd, maar niemand
kende hem: hij was nooit op het eiland
Het familiewapen van de familie Van Aart
geweest, hij moest al jaren en jaren
geleden gestorven zijn."
Het is overigens merkwaardig, dat er
in de brieven die Maria en haar man
Isaac Johannes (Joop voor Maria) ge
durende hun verblijf te Ambon ge
schreven hebben aan tante To te Hil
versum (Antonia Hubrechta Dermoüt,
een zuster van de vader van haar man),
nooit sprake is van ene mevrouw Van
Aart of een vermelding van de tuin van
Kleyntjes.
Van de drie zonen van mevrouw C. H.
van Aart bleven er twee kinderloos,
namelijk Carel Johan Hendrik en Jo
hannes Lambertus Adrianus. De derde,
Cornelis, huwde met mejuffrouw M. S.
A. Boers, zeer tegen de zin van zijn
moeder, die daar "zeer boos" over
was, - zo vertelde de dochter van Cor
nelis, mej. C. van Aart. Cornelis van
Aart was 1e Luitenant; hij sneuvelde
bij een patrouille-tocht. De jonge wedu
we C. van Aart geboren Boers vestigde
zich aanvankelijk te Weltevreden en
is later met haar twee dochtertjes naar
Holland gegaan. De oudste dochter is
later getrouwd naar Indië terugge
keerd, de jongste is steeds in Neder
land gebleven.
Op het einde van haar leven is de
oude mevrouw C. H. van Aart in grote
re kring bekend geworden, doordat V.l.
van de Wall over haar geschreven
heeft in zijn boek "De Nederlandsche
Oudheden in de Molukken". Van de
Wall bezocht de eilanden in de periode
1921-1925, zijn boek kwam in maart
1928 uit. Omdat dit werk zeldzaam be
gint te worden, laat ik hier volgen wat
Van de Wall over mevrouw C. H. van
Aart en haar landgoed geschreven
heeft:
"Het voornaamste landhuis van den
tegenwoordige tijd is wel het buiten
verblijf Katie-Katie, aan de overzijde
dér stad gelegen. Met zijn fontein,
verandahs en terrassen, gelegen in de
koele schaduwen van dichte bosschen,
die zich weerspiegelen in het heldere
nat van de Binnenbaai, is dit landhuis
inderdaad van ongemeene bekoring.
Maar het is niet alleen vermaard om
den mooien aanleg en de idyllische
plekjes, maar ook in de eerste plaats
om de fraaie collecties oud Chineesch
porselein, oude meubelen en koper
werk die het herbergt. Met zeldzaam
blauw en gekleurd porselein, ebben
houten meubels uit den Compagnie's
tijd, w.o. ledikanten, zitbanken, stoelen,
tafels en lampen, is het grootste ge
deelte van dit lustverblijf gestoffeerd
op ,eene wijze, die niet alleen den
kunstzin, maar ook de groote liefde
verraadt, waarmede al deze voorwer
pen uit Ambon's verleden zijn te zamen
gebracht. Het merkwaardige van deze
verzameling is, dat er zich tal van klei
ne gebruiksvoorwerpen uit den Com
pagnie's tijd onder bevinden, die wel
licht nergens anders meer worden aan
getroffen. Welke musea in Indië zullen
Mevrouw van Aart niet het bezit benij
den van lijfsieraden der Hollandsche
vrouwen van de Compagnie, zooals
oorhangers en ringen, met ruwgesle-
pen gekleurde steenen bezet; van
kunstig versierde snuif- en tabaksdoo-
zen, van gouden en zilveren schoen
gespen; van keurig gesneden presen-
teerschaaltjes? Een tabaksdoos heeft
op het deksel een vermakelijk op
schrift; daarop is gegraveerd een
manspersoon temidden van leeuwen en
andere monsters, verduidelijkt door dit
randschrift:
Veel liever wil ick bij Leeuwen en bij
draaken
Als bij een Quade Vrou Mijn Rust
en Woonplaats
maken.
Sedert jaren heeft de eigenaresse Me
vrouw de Wed. J. H. van Aart-Overdijk,
de bekende collectioneuse, deze ver
zameling bijeen gebracht en gecomple
teerd met het lofwaardig doel om voor
Ambon te behouden, wat er nog te
behouden valt."
Van de Wall schreef "Katie-Katie", in
de boedelbeschrijving staat "Katti-Kat-
ti", Pieter George Hoedt schreef aan
Maria Dermoüt "Katé-Katé", wat echt
"klein" betekent.
Het "lofwaardige doel" van mevrouw
Van Aart, in een soort museum voor
Ambon te behouden wat er nog te be
houden viel, is niet geëerbiedigd. Al
het door Van de Wall beschreven an
tiek was kort na haar dood bij de boe
delscheiding verdwenen. De akte van
boedelscheiding was getekend door de
twee overgebleven zoons van mevrouw
Van Aart. De beide kleindochters kre
gen alleen elk een kostbare ring.
Zo is het levenswerk verloren gegaan
van een vrouw die hart had voor haar
eiland. Maar door Maria Dermoüt is
ons haar gestalte, het wezenlijke ervan,
zowel in Felicia als in de oude groot
moeder overgeleverd. De jonge me
vrouw Dermoüt, die gedurende de en
kele jaren van haar verblijf te Ambon
"zeer bevriend" met de oude dame
was, heeft deze vriendschap en die
lees verder pag. 16, le kolom
13