Van een gewone tjemara,
die een Kerstboom werd
KERSTVERHAAL VOOR KINDEREN
Het was een week voor Kerstmis.
In het bos op de berghelling fluisterden de bomen zo heftig met elkaar, dat hun
kruinen ervan suizelden en dat de vogels soms verschrikt opvlogen, omdat ze
dachten dat er een storm op kwam zetten.
In dat bos waren de dennen en sparren nu het drukst aan het fluisteren. Je weet,
dat bomen nooit praten, ze willen het misschien wel, maar ze kunnen alleen heel
zachtjes spreken met hun bladeren. Dat heet ritselen.
Nu, de dennen en sparren waren erg
opgewonden.
"Morgen komen de hakkers", vertelde
een oude, donkergroene den, "en dan
gaan de meesten van ons naar de stad,
om daar Kerstboom te worden."
"Wie gaan er, wie?" vroeg een klein
eigenwijs sparretje, dat net twee jaar
oud was, maar zo vreselijk eigenwijs,
dat het wel leek, of ze al twintig jaar in
het bos gewoond had.
"Alle mooie bomen, die goed in de
takken zitten. De dunne en kale heb
ben geen schijn van kans", snoefde
een slanke den, terwijl ze behaagziek
haar rechte takken schudde. "Ik zal
wel het eerst gekapt worden. Verleden
jaar zei een hakker al: "Deze boom
kan ik voor veel meer dan de normale
prijs verkopen, ze is prachtig recht en
zal zeker voor een grote zaal gekocht
worden!"
"We zullen zien," zei de eerste den
weer. "Laten we kalm wachten. Ik,
voor mij, blijf liever hier in het bos.
Op mijn leeftijd geef je niet meer zo
veel om lichten en kleuren en al die
opschik."
Zo ritselden de bomen in het bos nog
een poosje door. Vol verwachting klop
ten hun houten hartjes over het nieuwe
feestelijke leven, dat hen wachtte, de
volgende week. Wie?
Een eindje verderop, stond een schrie-
foto Hein Buitenweg
Tjemara's. Altijd waren ze er, de lange magere vrienden uit onze kinderjaren. Op een rij voor
het klooster van de Ursulinen op Tjelaket in Malang, in de bergen bij Tosari als je op vacantie
was en op de begraafplaats Kembang Koening in Soerabaja en de hele lange Reiniersboulevard
door. Het zijn geen dennebomen, zei de juffrouw, het zijn tjemara's. Kijk maar: die naalden zijn
geen naalden als van de den of spar, maar eigenlijk heel dunne takjes met geledingen. En de
bobbeltjes die je ziet zijn blaadjes. Nou, juffrouwen hebben in de klas altijd gelijk natuurlijk,
maar wij noemde ze toch dennebomen, die konden fluisteren, zingen en razen in de wind.
En de naalden kon je in elkaar schuiven, heel voorzichtig, tot een meterslange draad. "Wie de
langste ken!" En de l-a-n-g-s.t-e- tjemarakettingmaakster, wat krijgt die? Ja niks natuurlijk!
Ie tjemara met vier net zulke schriele
tjemarakindertjes aan haar voeten.
"Wat is dat moeder, wat gaat er mor
gen gebeuren?" vroeg een tjemaratje
dat maar net twee maanden geleden
geboren was, maar dapper zijn best
deed, even lang te worden als zijn
moeder.
"Daar hebben wij tjemara's niets mee
te maken, jong," zei Moeder Tjemara.
"Ons willen de mensen niet als kerst
boom. We zijn veel te schriel, onze
naalden prikken en we zijn niet mooi-
groen, zoals de dennen. Ze zullen ons
wel gebruiken als opvulling van vruch
ten- en bloemenmanden, maar opsieren
met sneeuw, vergulde belletjes, klok
jes en slingers zullen ze ons nooit."
"Eerlijk Moeder? Waarom mogen al
leen de mooie bomen een feest mee
maken?" protesteerde de kleine tjema
ra.
"Omdat het overal zo is in de wereld,
kind. De een krijgt veel, de ander
niets, de een mag reizen en de andere
kan zijn leven lang in het bos blijven
staan."
De kleine tjemara zweeg, maar in zijn
kruintje dacht hij over deze onbillijk
heid na. Hij was erg benieuwd naar
morgen, als de hakkers kwamen. Waar
om zouden ze hem niet per ongeluk
voor een den aanzien?
Krak, krak, boem! De ene boom na de
andere bezweek onder de bijlen van
de houthakkers, die uit de stad waren
gekomen om dennebomen te hakken,
die zouden worden verkocht aan ver
schillende bloemenzaken, die op hun
beurt weer de bomen tegen Kerstmis
zouden verkopen als Kerstboom.
De lange, slanke den was de eerste,
die op de handkar lag. "Zie je wel!"
had ze trots gezegd. "Ik ben de eerste,
die ze willen hebben, zo mooi ben ik!"
Maar na een uur vond ze het helemaal
niet meer zo leuk, om de eerste te zijn
geweest, want nu lag ze onder een
heleboel andere bomen, die veel
zwaarder waren, dan zij. Ze kreunde
en steunde, maar de houthakkers hoor
den haar niet. Ze hadden het veel te
druk met kappen.
Het kappen duurde de hele dag door.
De kleine tjemara keek vol ontzag naar
de bijlen, die in de zon blikkerden en
naar de dennen en sparren, die met
een luid gekraak neerzakten.
"Ben je niet bang?" glimlachte Moeder
Tjemara naar haar zoontje. "O neen
Moeder, helemaal niet. Ik wou, dat ze
mij ook voor een den aanzagen!"
"Zeg dat toch niet, kind!" schrikt de
oude tjemara. "Denk je, dat het zo
leuk is, om naar de stad te gaan! Ja,
twee dagen, misschien een beetje lan
ger kun je pronken met al die opschik,
maar dan is het gedaan met je leven.
Ze gooien je in de vuilniskar of ver
branden je."
De kleine tjemara zweeg, maar zijn
hartje klopte vol verlangen. Hij wilde
toch zo graag ook eens beleven, wat
de dennen beleefden. Naar de stad en
Kerstboom worden!
Terwijl hij zo zat te denken, was er een
jonge houthakker dichterbij gekomen.
14