Jos. van Arcken
Nogmaals de Kali Opak
zij zagen of dachten te zien. Het was
niet te harden en de Kolonel was
machteloos: hij had geen middelen
om er een eind aan te maken. De ko
lonel wilde echter nog een laatste po
ging doen en schreef op een klein
stukje papier zijn laatste schriftelijke
verzoek. Hij verzocht de laatste vlieg
tuigen in te zetten, licht afweergeschut
en verplegingspersoneel. Dit verzoek
moest de Lt. Stravers overbrengen
naar het Hoofdkwartier aan de Java-
straat te Bandoeng. Het viel niet mee
om met de buggy over de weg te ko
men. Je zag alleen Japanse jachtvlieg
tuigen. Het heeft dan ook zeker 11/2
uur geduurd voor we Bandoeng kon
den bereiken.
De jagers waren voortdurend boven
onze hoofden en wij moesten steeds
de buggy verlaten om dekking te zoe
ken. De jagers mitrailleerden dan de
plaats waar ze de bugy zagen. Was
dit weer voorbij dan weer een vijf
honderd meter gereden en weer het
zelfde, weer uit de buggy en dekking
zoeken in slokans enz. Onophoudelijk
waren er 2 a 3 jagers boven het terrein
en de weg en we werden dan weer van
voren en dan weer van achteren aan
gevallen.
We konden Bandoeng echter bereiken,
na eerst onderweg bij de boerderij
Lembang een zwaar bombardement te
hebben meegemaakt. Hier waren nog
enkele militairen en een schuilloop-
graaf kreeg een voltreffer. Hier konden
we onze noodverbanden nog gebruiken
ten dienste van de gewonden.
Het Hoofdkwartier aan de Javastraat
werd bereikt en hier bracht de Lt.
Stravers zijn verzoek van de Kolonel
over.
Men had echter geen steun voor hem
en voorwat de verpleging betreft kreeg
hij de mededeling dat er voldoende
hospitaalpersoneel met materiaal naar
boven was, het was alleen jammer dat
men ze nergens kon vinden. In de tijd
tussen ons vertrek naar Bandoeng en
de aankomst aldaar is de Kolonel met
kapitein Taadgen gesneuveld met ver
schillende soldaten. Hij had zoals ver
meld een aantal militairen van allerlei
rang en stand bij zich verzameld tot
ongeveer 15 a 20 man. De bedoeling
was, omdat de Kolonel nog eigen troe
pen in stelling veronderstelde, infiltre
rende Jappen tegen te houden. De ver
onderstelling was echter niet juist.
De Lt. Stravers probeerde naar de
Kolonel terug te keren. Dit was echter
onmogelijk geworden, aangezien de
Jappen thans voor Lembang stonden.
's Avonds kregen we nog geruchten te
horen dat de Kolonel in een ziekenhuis
zou liggen, zwaar gewond. Er werd ge
zocht en geinformeerd, mede door de
Regimentsarts Dr. Heystek. Deze arts
heeft de kolonel ook gevonden en de
kolonel samen met kapitein Taadgen
begraven nabij de driesprong op de
Tangkoebanpraoe. Hun helm werd bo
ven het graf geplaatst.
De foto op bladz. 13 van Tong-Tong
Nr. 10, die, naar ik aannam, een ge
zicht op de Kali Opak in de West
moesson weergeeft, roept bij mij her
inneringen op aan lang-vervlogen ja
ren. Ik was toen met mijn beide broers
te Batavia (Weltevreden) bij een be
vriende familie "in de kost". Wij be
zochten er de Middelbare school en
gingen in de grote vacantie naar onze
ouders, die te Djocja woonden.
De treinreis op zichzelf was toen voor
ons, jongens van 14 tot 17 jaar, al een
opwindende gebeurtenis. We vertrok
ken om 7 uur 's ochtends met de ex-
prestrein Batavia-Djocja (beginstation
toen nog Kemajoran) om via Tjikam-
pek- Bandoeng - Bandjar - Maos, om
kwart over zeven 's avonds volgens
dienstregeling te Djocja aan te komen.
Deze treinreis dwars door de prachtige
Preanger Regentschappen met zijn ve
le bruggen over diepe ravijnen, magni
fieke vergezichten en zware hellingen,
waar de grote en krachtige bergloco-
motieven (meestal twee tegelijk), de
trein moeizaam en luid zuchtend (tobat-
abot) tegen op trokken, zal ik nooit van
mijn leven vergeten. Niet om het bij
zondere ervan, maar vanwege het o-
verweldigende natuurschoon, dat je te
zien kreeg. Ik schreef zonet, dat we
"volgens dienstregeling" om 19 u. 15
min. te Djocja moesten aankomen,
maar vaak was dit vele uren later van
wege het oponthoud onderweg i.v.m.
talrijke kruisingverleggingen met tege
moet komende treinen, een nadeel bij
enkel-spoor, veroorzaakt o.a. door va-
cantiedrukte, verhoogde vraag naar
goederenvervoer, enz.
Maar om op ons eigenlijke onderwerp,
de Kali Opak, terug te komen, aan de
waterstand en het feit, dat de rivier
met een prauw wordt bevaren, meen
ik te kunnen opmaken, dat de foto in
de regentijd werd genomen, want in
de droge tijd kon je er gewoon door
heen lopen; zij het dan, dat we ons
meestal door koelies, die er altijd aan
wezig waren, lieten dragen. In het mid
den van de foto zie ik een opening in
het geboomte, waarschijnlijk de plek,
waar de landweg van Djocja bij de
rivier eindigt, om aan de overkant zich
weer voort te zetten in de richting van
Parang Tritis aan het Zuiderstrand, een
slechts weinig bezochte zeebadplaats,
zoals Oud-Djocjanezen zich zullen her
inneren.
Dit is een kort relaas van de houding,
de moed en de morele steun van
enkele officieren en militairen, die ik
mocht leren kennen als helden in deze
phase van de strijd tegen de Japanse
overweldigers en overmacht. Ik reken
het een eer deze officieren van zeer
nabij te hebben leren kennen. Zij strek
ken een ieder tot voorbeeld.
Ten onrechte overigens, want het was
er heel mooi, een soort van baai, om
ringd door heuvels en met een klein
strand voor de baders. Het was echter
niet raadzaam, je meer dan enkele tien
tallen meters in zee te wagen, want
de zuiging was er zeer sterk en Njai
Loro Kidoel had er al meermalen
slachtoffers geëist. Vlak aan het strand
stond een pasangrahan met een zoet
water-zwembad, waar je heerlijk kon
ronddarren om het zoute water van je
lichaam af te spoelen.
We gingen altijd bij het krieken van de
dag met de fiets op stap en reden
langs een uitstekende macadamweg
door uitgestrekte riettuinen naar ons
doel: Parang Tritis, een rit van ca.
30 a 40 km., waar we ongeveer 2'/2
uur over deden, inclusief het overste
ken van de Kali Opak. Soms ook zagen
we de bekende Djocjase andongs, ge
trokken door twee paarden, de rivier
oversteken en dat kon makkelijk door
de lage waterstand. Ons doel was ui
teraard een verfrissend zeebad te ne
men en te genieten van de fietstocht
en het natuurschoon. Na de inwendige
mens te hebben versterkt, stegen we
dan in de middaguren weer in het
zadel om nog vóór zonsondergang
thuis te zijn.
Het is merkwaardig, dat na zovele ja
ren (ik ben nu 72) al deze herinnerin
gen weer bovenkomen bij het aan
schouwen van een simpele foto in ons
aller Tong-Tong. Ik wil dan ook niet
nalaten deze brief te eindigen met mijn
hartelijke dank te zeggen aan de Re
dactie van Tong-Tong en de inzender
van de foto, die deze mooie herinne
ringen bij mij hebben teruggeroepen.
M. G. Klinkert
Voor Juwelen en Uurwerken als
van ouds naar
Laan van Meerdervoort 520
Den Haag - Telef. 33 64 41
14